3-22

3-22

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 27 NOVEMBRE 2003 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Projet de loi relevant de caducité certains projets de loi réglant une matière visée à l'article 77 de la Constitution (Doc. 3-311)

Projet de loi relevant de caducité certains projets de loi réglant une matière visée à l'article 78 de la Constitution (Doc. 3-312) (Procédure d'évocation)

Discussion générale

M. le président. - Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment)

M. Jean-Marie Happart (PS), rapporteur. - Les deux projets qui vous sont présentés aujourd'hui ont été déposés à la Chambre et y ont été adoptés.

Il s'agit du projet de loi relevant de caducité certains projets de loi réglant une matière visée à l'article 77 de la Constitution et du projet de loi relevant de caducité certains projets de loi réglant une matière visée à l'article 78 de la Constitution. Le premier doit être examiné selon la procédure bicamérale obligatoire, tandis que le second relève de la procédure bicamérale facultative et fut évoqué par le Sénat le 12 novembre 2003.

La commission des Affaires institutionnelles a examiné les deux projets conjointement au cours de sa réunion du 20 novembre 2003, en présence du vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur.

Dans son exposé introductif, M. Dewael a précisé que le conseil des ministres souhaitait voir les dix-sept projets de loi aujourd'hui présentés relevés de caducité, ces projets étant, selon lui, la priorité du gouvernement. Le ministre a précisé que tout autre amendement visant à allonger la liste devrait être rejeté, les partis de la majorité n'étant parvenus à un consensus que sur la présente liste, comportant donc dix-sept projets de loi.

En ce qui concerne le premier projet de loi, le document nº 3-311, M. Vandenberghe a déposé deux amendements visant à ajouter à la liste des projets relevés de caducité : d'une part, le projet de loi portant dispositions réglementant la protection du titre professionnel des professions intellectuelles prestataires de services agréées et, d'autre part, le projet de loi instituant une procédure d'évaluation législative. Concernant ce projet, le président a expliqué qu'une concertation sur ce dossier aurait lieu prochainement entre le président du Sénat, le président de la Chambre et le secrétaire d'État à la Simplification administrative en vue d'étudier ce problème. M. Vandenberghe a dès lors retiré son amendement.

Le premier amendement ayant été rejeté, l'ensemble du projet de loi a été adopté par dix voix contre quatre et une abstention.

En ce qui concerne le second projet de loi, document nº 3-312, M. Vandenberghe a, ici aussi, déposé une série d'amendements visant à ajouter à la liste des projets relevés de caducité. Il s'agit, tout d'abord, du projet de loi modifiant la loi du 28 décembre 1983 sur le débit de boissons spiritueuses et sur la taxe de patente, en vue d'interdire la vente d'alcopops dans les distributeurs automatiques de boissons, ensuite, du projet de loi-cadre réglementant la protection du titre professionnel des professions intellectuelles prestataires de services agréées et, enfin, du projet de loi réglementant le prix du livre.

M. Vankrunkelsven a, quant à lui, déposé un amendement visant à insérer dans la liste le projet de loi relatif à la publicité des participations et des rémunérations individuelles des dirigeants d'entreprises cotées en bourse. Selon lui, le système de déclaration visant à relever certaines projets de caducité n'est pas idéal. En effet, on se base sur un projet de loi déposé par le gouvernement, projet que les parlementaires devraient ensuite amender. M. Vankrunkelsven considère qu'il s'agit d'une forme de tutelle organisée par le gouvernement sur le Parlement. Il a dès lors demandé au gouvernement de ne pas s'opposer au droit des parlementaires d'amender ce projet. M. Dewael a répondu qu'une concertation pourrait être organisée, dans un second temps, en vue d'examiner s'il existe un consensus pour relever de caducité une deuxième liste de projets de loi.

J'ai moi-même souscrit à cette proposition avec d'autres membres de la commission. Il est en effet indispensable de laisser place à une initiative parlementaire qui se traduirait par la présentation d'une liste de projets que les parlementaires eux-mêmes souhaitent relever de caducité.

Finalement, tous les amendements ont été rejetés et le projet de loi a été adopté par dix voix contre quatre et une abstention.

Le présent rapport a été adopté à l'unanimité des membres présents.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Deze beide wetsontwerpen zijn erg bescheiden geworden. Wij zijn gewoon aan een barokke presentatie met veel trompetgeschal en orgelmuziek wanneer het de voorstelling of begeleiding van de regeringspolitiek betreft. Toch vonden verschillende belangrijke wetsontwerpen die uitvoerig en langdurig werden bediscussieerd en die soms zelfs eenparig werden goedgekeurd, geen genade in de ogen van de regering. Hun verval werd dus niet opgeheven.

Zo heeft de Senaat in de zittingsperiode 1995-1999 reeds uitvoerig besproken hoe hij zijn taak van wetsevaluatie kan vervullen. In die zittingsperiode organiseerde de Senaat ook hoorzittingen met het Hof van Cassatie en de Raad van State. Dat leidde tot een zeer interessant verslag en tot het aannemen van negen beginselen van goede wetgeving. Dat initiatief werd in de vorige zittingsperiode hernomen. Het ontwerp terzake werd in de Senaat goedgekeurd. In de Kamer verhinderde `de Almachtige' - de heer De Croo - de bespreking ervan en aldus ook een goede taakverdeling tussen Kamer en Senaat. De heer De Croo meende immers dat de Senaat diende te worden afgeschaft. Het verwondert mij dan ook dat de regering niet onmiddellijk opnieuw aan dat initiatief gevolg heeft gegeven en een parlementaire arbeid van twee zittingsperiodes negeert. Ondertussen wordt in de Kamer met grote snelheid een wetsvoorstel inzake de wetsevaluatie besproken.

De voorzitter van de Senaat stelde voor dat leden van de Senaat een wetsvoorstel zouden indienen met de wetsontwerpen die niet in de lijst van de regering zijn opgenomen. Waarom kan dat niet kunnen gebeuren via een amendement? Het amenderingsrecht is een grondwettelijk recht.

Het alternatief van de voorzitter is trouwens geen echt alternatief. Als we in de Senaat een wetsvoorstel goedkeuren dat het verval van een aantal goedgekeurde wetsontwerpen opheft, moet ook de Kamer daar nog mee instemmen. Het probleem wordt niet opgelost wanneer dat initiatief enkel de wetsontwerpen betreft die in de Senaat werden goedgekeurd en zich in de Kamer bevinden.

Volgens de dienst Wetgeving van de Senaat zitten er in de wet die de opheffing van het verval regelt, een aantal hiaten. We zijn terecht niet ingegaan op de vraag die hiaten nu naar aanleiding van een concreet geval op te lossen. Het is beter om dat in algemene termen te bespreken.

We hebben zelf amendementen ingediend. Het zeer interessante amendement van collega Vankrunkelsven over de transparantie van de vergoedingen van personen met een leidinggevende functie in de economische sector wordt blijkbaar niet overgenomen in de plenaire vergadering. Een amendement dat bij het begin van de vergadering van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden door de meerderheid werd ingediend, moet dus plots worden ingetrokken op bevel van de hiërarchische overste, wie dat ook mag zijn.

De heer Hugo Coveliers (VLD). - Als ik mij niet vergis, was dat net op het moment dat wij in een andere zaal discussieerden over die bijzonder slechte wet die stemrecht geeft aan vreemdelingen die de Belgische nationaliteit weigeren. De hiërarchie heeft zich blijkbaar maar met één tekst kunnen bezighouden.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het is in ieder geval jammer. Ik vond het principieel goed dat collega Vankrunkelsven een amendement voorstelde. Het had ons ook de gelegenheid gegeven een aantal andere wetsontwerpen die hier ruime steun genieten, in dit ontwerp op te nemen.

Ik zal nu onze vier amendementen toelichten.

Amendement 1 betreft het wetsontwerp houdende bepalingen inzake de titelbescherming van erkende dienstverlenende intellectuele beroepen, dat in de Kamer in behandeling was. De collega's van de vorige regeerperiode weten dat heer Steverlynck een grote activiteit aan de dag heeft gelegd om de beoefenaars van een intellectueel dienstverlenend beroep een beschermende titel te verschaffen. Hij wees er bijvoorbeeld op dat parallelle titels voor psychiaters, de burgers de indruk geven dat ze zich tot een professioneel beoefenaar wenden. Hij had het ook over binnenhuisarchitecten, landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen. Het ontbreken van een beschermende titel maakt de weg vrij voor misbruiken. Het ontwerp was in de Senaat goedgekeurd. Ik vind het de moeite om het opnieuw te behandelen.

Amendementen 2, 3 en 4 hebben betrekking op het wetsontwerp houdende opheffing van verval van sommige wetsontwerpen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Amendement 2 betreft het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht om de verkoop van alcoholpops in automaten te verbieden.

We kennen de plaag van de alcoholpops bij minderjarigen. Ik heb vastgesteld dat in Duitsland wel door een wet een algemene verbodsbepaling wordt ingevoerd om aan die plaag een einde te maken. Het gaat immers om een drank die de indruk wekt fruitsap te zijn, terwijl het in feite een zeer sterke alcoholische drank is die bovendien vrij door minderjarigen kan worden gekocht.

Op een ogenblik dat zoveel nadruk wordt gelegd op repressie, is het goed eens een wet over preventie goed te keuren. Dat is geen zaak van meerderheid of oppositie; het gaat om het voorkomen van mogelijke nieuwe vormen van verslaving. De meest recente studies over alcoholgebruik bij minderjarigen van steeds jongere leeftijd liggen nog vers in het geheugen. De sociale gevolgen hiervan zullen zich laten gevoelen binnen tien of vijftien jaar.

De eerste vraag die wij moeten stellen bij het uitwerken van een nieuwe wet is of de maatschappij aangeeft dat er een probleem is. Welnu, in dit geval zijn er signalen; er zijn studies en er is de bezorgdheid van de ouders. Hoe kunnen we aan ouders vragen de verantwoordelijkheid op te nemen voor hun kinderen als de overheid ze daar niet bij helpt in een positieve zin door het algemeen alcoholgebruik bij minderjarigen aan een wettelijke regeling te onderwerpen? We stellen zelfs geen nieuwe wet voor. We willen alleen nieuwe praktijken die ingaan tegen de wet, verbieden. Dit wetsontwerp verdient beter en het debat daarover moet worden voortgezet.

Amendement 3 heeft dezelfde draagwijdte als amendement 1 en betreft dus ook de dienstverlenende intellectuele beroepen.

Amendement 4 strekt ertoe het wetsontwerp tot reglementering van de boekenprijs aan de lijst toe te voegen. De discussie over de boekenprijs sleept reeds lang aan, zowel in de Senaat als in de Kamer. Het ontwerp werd weer naar de Senaat gezonden, maar werd nog niet besproken. De vraag is of we de discussie daarover opnieuw mogen voeren. Daarom moet dit wetsontwerp toegevoegd worden aan de lijst van de wetsontwerpen waarvan het verval wordt opgeheven.

M. René Thissen (CDH). - Je voudrais m'associer à l'intervention de M. Vandenberghe. Nous n'avons pas d'objection de principe sur les projets qui relèvent de caducité ; il ne s'agit pas de recommencer à zéro les travaux qui ont été menés au cours de la législature précédente et qui ont souvent généré un consensus important. Toutefois, il ressort de la liste édictée par le gouvernement que, sur un certain nombre de problèmes importants, le gouvernement n'est pas d'accord puisqu'ils ne figurent pas dans cette liste. Je pense au prix du livre, à la vente des boissons alcoolisées aux jeunes et à la protection du titre professionnel qui, apparemment, ne font pas l'objet d'un consensus au sein du gouvernement.

Nous devrons donc intervenir à nouveau sur ces questions et nous regrettons que des sujets aussi importants n'aient pu être considérés par le gouvernement comme susceptibles d'aboutir sans trop de difficultés.

M. le président. - Cela n'empêche pas le Parlement de les faire aboutir, monsieur Thissen.

M. René Thissen (CDH). - Certes, mais cela demandera des efforts beaucoup plus grands que si le gouvernement avait clairement indiqué sa volonté. On sait par expérience que les demandes du gouvernement sont souvent exécutées par la majorité.

Je voudrais vous adresser une question, monsieur le Président, dans le but de ne pas réduire davantage encore le pouvoir du Sénat. Lorsque des projets relèvent de caducité, si un amendement est adopté par la Chambre, le projet amendé est-il nécessairement renvoyé au Sénat ?

M. le président. - Je puis vous rassurer totalement à cet égard, monsieur Thissen. Qu'il s'agisse d'une matière visée à l'article 77 ou à l'article 78 de la Constitution, la procédure prévoit que si un texte adopté par le Sénat est amendé par la Chambre, il revient au Sénat qui réexamine le texte amendé et accepte ou rejette l'amendement en question. Ensuite, le texte retourne à la Chambre qui alors a le dernier mot. Donc, la navette est maintenue et certainement dans les matières bicamérales intégrales.

M. René Thissen (CDH). - Je note donc que la navette est maintenue dans tous les cas.