3-188/1

3-188/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

2 SEPTEMBER 2003


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 561, 1º, van het Strafwetboek

(Ingediend door de heer Ludwig Caluwé)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 20 september 1999 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-68/1 ­ BZ 1999).

Geluidshinder is geen probleem dat enkel in onze moderne maatschappij opduikt. Toen men het Strafwetboek tijdens de 19e eeuw uitwerkte, werd dit reeds beschouwd als een probleem waar, minstens bij nacht, diende over gewaakt te worden. Daarom werd een algemene bepaling in het Strafwetboek opgenomen, luidende als volgt : « Art. 561. ­ Met .... worden gestraft : 1º. Zij die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord; ... »

Sinds de jaren zestig is in onze samenleving echter een specifieke aandacht voor de problemen van het leefmilieu ontstaan, met inbegrip van de problematiek van de geluidshinder. Dit resulteerde, wat de geluidshinder betreft, in de Kaderwet van 18 juli 1973 en het koninklijk besluit van 24 februari 1977. Sinds de wet van 8 augustus 1980 zijn deze bepalingen geregionaliseerd.

Door deze regionalisering is er een probleem van samenloop van deze twee bepalingen. Wie voldoet aan de wetgeving van de gewesten op de geluidshinder, kan toch nog steeds via de algemene bepalingen van het Strafwetboek, bestraft worden. Het Hof van Cassatie heeft dit in een aantal uitspraken bevestigd : « De correctionele straffen van artikel 11 van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van geluidshinder zijn gesteld op de daarin opgesomde misdrijven, onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen; noch de bepalingen van de wet, noch die van koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de genoemde wet doen afbreuk aan artikel 561, 1º, van het Strafwetboek, dat met politiestraffen straft degenen die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord » (1).

Hierdoor ontstaat in hoofde van de burgers rechtsonzekerheid. Bovendien laat het de gewesten niet toe om een aantal specifieke activiteiten, al dan niet na machtiging door de gemeentelijke autoriteiten, gereglementeerd toch toe te laten, ook al kunnen zij een beperkte verstoring van de nachtrust inhouden.

Dit wetsvoorstel heeft tot doel deze lacune in te vullen door activiteiten die op grond van een wet, decreet of ordonnantie toegestaan zijn, buiten de toepassing van dit artikel van het Strafwetboek te verklaren.

Ludwig CALUWÉ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 561, 1º, van het Strafwetboek wordt aangevuld met volgende bijzin :

« tenzij de activiteit die rechtstreeks aan de basis ligt van het nachtrumoer, op grond van een wet, decreet of ordonnantie werd toegestaan of vergund. »

21 juli 2003.

Ludwig CALUWÉ.

(1) Cass. 30 oktober 1984, AC, 1984-1985, blz. 328.