3-172/1

3-172/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

22 AUGUSTUS 2003


Wetsvoorstel tot wijziging van de pensioenwetgeving, wat betreft de cumulatie van een overlevingspensioen met de inkomsten uit een voortgezette beroepsactiviteit

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 17 december 2002 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1399/1 ­ 2002/2003).

1. Inleiding

Het wijzigt de wetgeving over de toegelaten beroepsactiviteiten van weduwen of weduwnaars die in aanmerking komen voor een overlevingspensioen. Die wetgeving dateert uit een periode waarin het kostwinnersmodel gangbaar was en moet worden aangepast aan meer hedendaagse loopbaanprofielen. Vandaag domineert immers het tweeverdienersmodel. Na een overlijden komt de overlevende partner vaak voor dilemma's te staan wegens de onvoorziene gevolgen voor de financiële en de arbeidssituatie én voor de toekomst van eventuele kinderen.

In juni 2002 lanceerden de West-Vlaamse ACW-vrouwen een petitieactie om die concrete problematiek van vele weduwen en weduwnaars in het daglicht te stellen. Zij pleitten ervoor bij de berekening van het overlevingspensioen ten minste een begrenzing van het totaalinkomen in acht te nemen in plaats van een begrenzing van de toegelaten beroepsarbeid. Zo vermijdt men dat gerechtigden hun overlevingspensioen op korte termijn volledig kunnen verliezen. Dergelijke eisen vragen een politieke vertaling. In dit wetsvoorstel pleiten we voor de opheffing van de begrenzing van de toegelaten beroepsarbeid, zowel voor werknemers als voor zelfstandigen.

2. De huidige situatie

Indien de langstlevende echtgenoot, op het ogenblik van het overlijden van de partner, ten minste één jaar gehuwd was en minstens 45 jaar oud is of kinderen ten laste heeft, kan hij of zij een overlevingspensioen genieten. Het pensioenbedrag wordt berekend op basis van de arbeidsprestaties (anciënniteit en loon) van de overleden partner, dus op grond van opgebouwde rechten.

Krachtens artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en artikel 30bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen kan de gerechtigde weduwe of weduwnaar slechts een beperkte beroepsactiviteit uitoefenen op straffe van verval van het overlevingspensioen.

3. Problematiek

De regelgeving dateert uit een periode waarin de meeste gezinnen één kostwinner telden en gehuwde vrouwen meestal niet buitenshuis werkten. In de huidige samenleving zijn echter tweeverdieners de regel : man en vrouw hebben elk een eigen beroepsactiviteit en streven naar evenwichtige verdeling van de zorgtaken. Om diverse redenen vormen kostwinnersgezinnen vandaag een minderheid. Enkel kapitaalkrachtigen kunnen in feite kiezen voor de status van thuiswerkende vrouw. Om zichzelf en hun kinderen optimale ontplooiingskansen te kunnen bieden, is de overgrote meerderheid van de gehuwde koppels genoodzaakt beiden een beroepsactiviteit uit te oefenen. Voor velen is dat ook een levenswijze die ze niet zomaar opgeven.

De wetgeving legt concreet een zware hypotheek op de ontwikkeling en de toekomst van de overlevende partner en vooral op de toekomstkansen van eventuele kinderen in het gezin. Terwijl vóór het overlijden beide ouders inkomsten uit arbeid hadden, wordt zowel het inkomen van de overledene, in casu het overlevingspensioen, als dat van de overlevende, in casu het loon, beperkt. Het wegvallen van een ouder, met alle gevolgen vandien op psychologisch, sociaal en materieel vlak, is reeds zeer belastend voor alle gezinsleden. Indien de financiële druk dan ook nog verhoogt, wordt de last bijna onoverkomelijk. Het meest schrijnende is dat de overlevende gestraft wordt voor het overlijden van de partner. Naast het verlies van de partner en de niet langer gedeelde verantwoordelijkheid voor het gezin, is er de noodzaak om zich financieel in te perken.

Voor de kinderen kan dit concrete gevolgen hebben voor hun studiemogelijkheden en daardoor ook hun latere tewerkstelling. Voor de overlevende partner zelf betekent het in vele gevallen dat de uitbouw van de beroepsloopbaan moet worden opgeofferd om het recht op het overlevingspensioen niet te verliezen. Het inkomen moet voortdurend in het oog gehouden worden en de angst om boven het toegelaten bedrag te komen is vaak groot. Een wijziging in de gezinssituatie, een extra toelage van de werkgever, een kleine loonsverhoging, ... het kan verregaande gevolgen hebben voor het overlevingspensioen. Een ander concreet probleem doet zich voor bij een wijziging in de persoonlijke situatie. Wie een overlevingspensioen geniet en deeltijd bijwerkt, verliest het recht op een uitkering in geval van ziekte of (technische) werkloosheid.

Wanneer aanvaard wordt dat gepensioneerden het statuut van pensioengerechtigde met de daaruit voortvloeiende vergoeding onbeperkt kunnen cumuleren met inkomsten uit arbeid, dan moet dat zeker gelden voor diegenen die getroffen zijn door het verlies van een partner.

Sabine de BETHUNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen bij de wet van 27 juli 1971 en gewijzigd bij de wet van 10 februari 1981 en het koninklijk besluit van 23 december 1996, wordt vóór het eerste lid het volgende lid toegevoegd :

« Voor de toepassing van de cumulatieregels inzake het overlevingspensioen worden de inkomsten die de gerechtigde verwerft uit een voortgezette beroepsactiviteit niet in aanmerking genomen. »

Art. 3

Artikel 30bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 maart 1981 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1995 en het koninklijk besluit van 30 januari 1997, wordt aangevuld met het volgende lid :

« Voor de toepassing van de cumulatieregels inzake het overlevingspensioen worden de inkomsten die de gerechtigde verwerft uit een voortgezette beroepsactiviteit niet in aanmerking genomen. »

21 juli 2003.

Sabine de BETHUNE.