3-135/1 | 3-135/1 |
24 JULI 2003
Dit wetsvoorstel neemt, met een geactualiseerde toelichting, de tekst over van een voorstel dat reeds op 14 juli 1999 in de Senaat werd ingediend (stuk Snaat, nr. 2-18/1 BZ 1999).
Sinds enkele jaren worden in het genetisch onderzoek spectaculaire resultaten bereikt. Tegenwoordig is het onder meer mogelijk honderden planten te manipuleren of te behandelen opdat ze een sterkere resistentie ontwikkelen tegen allerlei vormen van agressie, zwaardere of beter bewaarbare vruchten opleveren.
Transgene producten komen voor in sterk uiteenlopende voedingsmiddelen als veevoer, griesmeel voor babyvoeding, bier, whisky, cornflakes, olie, margarine, chocolade,...
Aan de biotechnologie zijn echter twee problemen verbonden.
Op de eerste plaats is er het probleem van de veiligheid op het vlak van de allergieën die eventueel veroorzaakt kunnen worden door producten waarin transgene moleculen verwerkt zijn. Zo heeft men bij de eerste experimenten op soja een gen gebruikt dat afkomstig was van de paranoot (om het tekort aan methionine, een belangrijk aminozuur, te ondervangen).
Mensen die allergisch zijn voor deze noot, reageerden ook op de gemodificeerde soja. Hoewel men deze sojavariëteit onmiddellijk afgevoerd heeft en er voor elke nieuwe soort sindsdien tests worden uitgevoerd op de aanwezigheid van allergene stoffen, rijzen tal van vragen wegens het overdragen van allergene eigenschappen.
Hoe moet men de consument immers duidelijk maken dat hij absoluut bepaalde voedingsmiddelen moet vermijden wanneer deze genen bevatten van andere producten waarvoor hij allergisch is ?
Nike Ruitbal, wetenschappelijk onderzoekster bij de ESST (European interuniversity association on Society-Science and Technology, UCL), vraagt zich bovendien af hoe men weet dat deze voedingsmiddelen bij sommige mensen allergieën kunnen veroorzaken.
Tegenwoordig worden tests uitgevoerd op basis van de bekende allergenen door hun sequenties van aminozuren te vergelijken. Maar kan men zekerheid verkrijgen dat men ze allemaal kent ?
Anderzijds zijn er reële gevaren voor het leefmilieu. De vrees bestaat immers dat het kunstmatig inbrengen van genen in een plant verwante soorten kan besmetten. Zo kan er een kruising ontstaan tussen transgeen geteeld koolzaad en biet en andere planten, in het bijzonder onkruid, dat hierdoor een verhoogde resistentie tegen herbiciden ontwikkelt.
Transgene maïs bijvoorbeeld bevat drie genen die vreemd zijn aan de plant : een gen dat toxisch is voor de lichtmot (schadelijk insect), een tolerantiegen voor de herbicide Basta en een resistentiegen voor een antibioticum (ampicilline). Onder meer in Frankrijk is het telen van deze gemuteerde maïs tegenwoordig toegelaten.
Het is duidelijk dat deze technologische ontwikkelingen moeilijkheden meebrengen op het vlak van de voorlichting en de bewustmaking van de consument.
In opiniepeilingen van de Europese Commissie is immers nagegaan hoe de consument reageert op dergelijke producten. Daaruit is gebleken dat slechts 30 % van de Europeanen bereid is genetisch gemodificeerd fruit te kopen. Deze cijfers moeten omzichtig geïnterpreteerd worden want er bestaan grote verschillen tussen de Europese landen (70 % van de Duitsers zouden weigeren gemodificeerde aardappelen te kopen terwijl 60 % van de Fransen daartoe bereid zouden zijn).
De resultaten van een andere opiniepeiling in opdracht van het Britse tijdschrift Nature in 1996 zijn zelfs nog pessimistischer want 85 % van de Europese consumenten zouden transgene voedingsmiddelen weigeren indien dit mogelijk was.
In de biotechnologie staan veel maatschappelijke belangen op het spel. Rond voeding en voedingsmiddelen moet veel meer transparantie bestaan.
Zonder het noodzakelijke debat over de commercialisering van genetisch gemanipuleerde producten uit de weg te gaan, moet men de consument dringend de kans geven een keuze te maken in het aanbod van voedingsmiddelen.
Als bepaalde voedingsmiddelen als gevolg van genetische manipulatie nieuwe eigenschappen krijgen, moet de aandacht van de consument daarop gevestigd worden.
Dit wetsvoorstel voorziet in de plicht om de consument voor te lichten over de aanwezigheid van transgene bestanddelen in de producten die hij consumeert.
Het ligt in de bedoeling in de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere producten een artikel 4bis in te voegen dat de Koning ertoe verplicht ervoor te zorgen dat elk product dat op directe of indirecte wijze genetisch gemodificeerde stoffen bevat, daadwerkelijk voorzien wordt van een etiket met informatie over de bijzondere oorsprong van dit voedingsmiddel.
Men spreekt van producten die op directe wijze genetisch gemodificeerde stoffen bevatten, wanneer in hun samenstelling transgene producten aanwezig zijn. Producten die op indirecte wijze genetisch gemodificeerde stoffen bevatten, zijn producten die gedurende hun aanmaakproces in contact gebracht zijn met een stof van transgene oorsprong (bij voorbeeld pluimvee dat met genetisch gemodificeerde maïs gekweekt is).
In het artikel dat de daadwerkelijke etikettering van de GGO-producten (genetisch gemodificeerd organisme) voorschrijft, moet eveneens bepaald worden dat de producent die transgene voedingsmiddelen niet scheidt van de andere (zoals de meeste exporteurs uit de Verenigde Staten doen) alsmede de importeur en de persoon die dergelijke producten op de markt brengt, hierop de vermelding GGO moet aanbrengen. Tal van voorverpakte producten uit de Verenigde Staten bevatten transgene en andere niet-transgene voedingsmiddelen. Wanneer deze echter vermengd zijn, is het niet meer mogelijk na te gaan of hierin genetisch gemodificeerde organismen voorkomen. Daarom stellen wij voor in de categorie van producten die wij op het oog hebben, ook producten op te nemen die genetisch gemodificeerde organismen kunnen bevatten.
Ten slotte wordt voorgesteld op de overtredingen van de in het nieuwe artikel 4bis bepaalde regeling de straffen toe te passen die in de artikelen 13, 14 en 15 gesteld zijn.
Status quaestionis op het Europese vlak
Op 20 juli 2003 heeft het Europees Parlement een aantal regels aangenomen over de etikettering en de traceerbaarheid van GGO's. Zodoende heeft het de weg geopend voor het opheffen van het EU-moratorium van nieuwe vergunningen voor zaaigoed en producten van transgene oorsprong.
Die reglementering biedt de kans GGO-producten te volgen op elk punt van de volledige productie- en distributieketen. Zij slaat op zowel levensmiddelen als veevoeder.
Vanaf 0,9 % moet de aanwezigheid van GGO's worden meegedeeld. Onder die drempelwaarde is er sprake van een toevallige aanwezigheid.
Dit voorstel wil evenwel een nultolerantie invoeren omdat de consument een duidelijke keuze niet kan maken. Daarom behoort op dat punt een algehele transparantie als regel te gelden.
Philippe MAHOUX. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende :
« Art. 4bis. Op voorstel van de minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid organiseert de Koning de etikettering van de voedingsmiddelen die samengesteld zijn of samengesteld kunnen zijn uit genetisch gemodificeerde stoffen, en van de voedingsmiddelen die tijdens hun fabricageproces in contact gekomen zijn of kunnen zijn met genetisch gemodificeerde stoffen.
De etikettering geeft duidelijke en volledige informatie over de oorsprong van het product. Het etiket bevat de vermelding GGO (« bevat genetisch gemodificeerde organismen » of « in contact gebracht met genetisch gemodificeerde organismen »). »
Art. 3
In artikel 13, 1º, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989, worden tussen de woorden « van artikel 4, § 3 en § 4, » en de woorden « van artikel 5, § 4, » ingevoegd de woorden « van artikel 4bis ».
Art. 4
In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989, worden tussen de woorden « van artikel 4, § 4, » en de woorden « van artikel 6, § 1, » ingevoegd de woorden « van artikel 4bis ».
Art. 5
Artikel 15, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1989, wordt aangevuld als volgt :
« 8º voedingsmiddelen die een van de in artikel 4bis vermelde producten bevatten en de vereiste vermeldingen niet dragen. »
10 juli 2003.
Philippe MAHOUX. |