2-1158/20

2-1158/20

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

3 APRIL 2003


Wetsvoorstel houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens


TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE Na terugzending door de plenaire vergadering


HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en zet richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens om.

Art. 2

Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten horen verstaan onder :

1º wapenhandelaar : eenieder die voor eigen rekening en beroepshalve, als hoofdactiviteit of als nevenactiviteit, tegen een vergoeding of om niet, vuurwapens, onderdelen ervan of munitie ervoor vervaardigt, herstelt, wijzigt, verhandelt of anderszins ter beschikking stelt;

2º tussenpersoon : eenieder die, tegen een vergoeding of om niet, de voorwaarden creëert voor het sluiten van een overeenkomst met als onderwerp de vervaardiging, de herstelling, de wijziging, het aanbod, de verwerving, de overdracht of enige andere vorm van terbeschikkingstelling van vuurwapens, onderdelen ervan of munitie ervoor, ongeacht de herkomst en de bestemming ervan en ongeacht of de goederen op het Belgische grondgebied komen, of die een dergelijke overeenkomst sluit wanneer het vervoer door een derde wordt verricht;

3º antipersoonsmijnen, valstrikmijnen en soortgelijke mechanismen : ieder tuig dat op of onder enig oppervlak of in de nabijheid daarvan wordt geplaatst, en ontworpen of aangepast is om te ontploffen of uiteen te spatten door de aanwezigheid of nabijheid van of het contact met een persoon, al dan niet voorzien van een anti-hanteermechanisme, dat de mijn beschermt, er onderdeel van is, verbonden is met, bevestigd aan of geplaatst onder de mijn en dat in werking wordt gesteld wanneer een poging wordt gedaan de mijn te manipuleren of opzettelijk te ontregelen;

4º blindmakend laserwapen : wapen ontworpen of aangepast met als enig doel of onder meer als doel om door middel van lasertechnologie mensen permanent blind te maken;

5º brandwapen : elk wapen of elk stuk munitie dat in de eerste plaats is ontworpen om objecten in brand te steken of brandwonden toe te brengen aan personen via de inwerking van vlammen, hitte of een combinatie daarvan, voortgebracht door een chemische reactie van een op het doel gebrachte stof;

6º springmes met slot : mes waarvan het lemmet door een mechanisme of door de zwaartekracht uit het heft wordt gebracht en automatisch wordt geblokkeerd;

7º vlindermes : een mes, waarvan het heft in de lengterichting in tweeën is gedeeld en waarvan het lemmet naar buiten wordt gebracht door elk van de delen van het heft in tegenovergestelde richting zijdelings open te vouwen;

8º namaakwapen : al dan niet inerte natuurgetrouwe imitatie, replica of kopie van een vuurwapen;

9º lang wapen : wapen waarvan de looplengte meer dan 30 cm bedraagt of waarvan de totale lengte meer dan 60 cm bedraagt;

10º jachtverlof : een document dat het recht verleent om de jacht te beoefenen en dat is afgeleverd door of namens de gewestelijke overheden bevoegd voor de jacht, of een gelijkwaardig document afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie, of een door de minister van Justitie erkend document afgeleverd in een andere staat;

11º sportschutterslicentie : een document dat het recht verleent om de schietsport te beoefenen en dat is afgeleverd door of namens de gemeenschapsoverheden bevoegd voor sport, of een gelijkwaardig document afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie;

12º schietstand : een schietinstallatie voor vuurwapens, al dan niet gelegen in een gesloten lokaal.

HOOFDSTUK II

Indeling van de wapens

Art. 3

§ 1. Worden geacht verboden wapens te zijn :

1º antipersoonsmijnen, valstrikmijnen en soortgelijke mechanismen, en blindmakende laserwapens;

2º brandwapens;

3º wapens ontworpen voor uitsluitend militair gebruik, zoals automatische vuurwapens, lanceertoestellen, artilleriestukken, raketten, wapens die gebruik maken van andere vormen van straling dan die bedoeld onder het 1§, munitie die specifiek is ontworpen voor die wapens, bommen, torpedo's en granaten;

4º springmessen met slot, vlindermessen, boksbeugels en blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp;

5º degenstokken en geweerstokken die geen historische wapens zijn;

6º knotsen en telescopische wapenstokken;

7º vuurwapens waarvan de kolf of de loop op zich in verschillende delen kan worden uiteengenomen, vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen ervan niet of minder zichtbaar is dan wel dat hun technische eigenschappen niet meer overeenstemmen met die van het model zoals omschreven in de vergunning tot het voorhanden hebben ervan en vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;

8º draagbare tuigen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische of diergeneeskundige hulpmiddelen;

9º voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen;

10º vuurwapens uitgerust met de volgende onderdelen en hulpstukken, evenals de volgende onderdelen en hulpstukken afzonderlijk :

­ geluiddempers;

­ laders met een grotere capaciteit dan de normale voor een bepaald model vuurwapen;

­ richtapparatuur voor vuurwapens, die een straal projecteert op het doel;

­ mechanismen die toelaten een vuurwapen om te vormen tot een automatisch vuurwapen;

11º door de minister van Justitie aangewezen tuigen, wapens en munitie die een ernstige bedreiging voor de openbare veiligheid kunnen vormen en wapens en munitie die om die reden alleen de diensten bedoeld in artikel 28, § 1, tweede en derde lid, voorhanden mogen hebben;

12º voorwerpen en stoffen die niet als wapen zijn ontworpen, maar waarvan, gegeven de concrete omstandigheden, duidelijk is dat de houder ervan ze wenst te gebruiken voor het toebrengen van lichamelijk letsel aan of het bedreigen van personen.

13º vouwgeweren boven kaliber 20;

14º werpmessen;

15º nunchaku's;

16º werpsterren;

17º katapulten.

§ 2. Als vrij verkrijgbare wapens worden beschouwd :

1º de niet-vuurwapens en de namaakwapens waarvoor geen bijzondere regeling geldt, de namaakwapens die volledig of gedeeltelijk zijn uitgevoerd in een felle kleur zodat geen verwarring kan ontstaan met echte wapens, en de miniatuurwapens die geen projectielen kunnen afschieten, niet geschikt zijn voor verwonding of bedreiging van personen en die niet kunnen worden verward met echte wapens;

2º de vuurwapens met een historische, folkloristische of decoratieve waarde als bepaald door de Koning. Indien dergelijke vuurwapens buiten het kader van historische of folkloristische manifestaties voor het schieten worden gebruikt, worden zij evenwel beschouwd als vergunningsplichtige vuurwapens;

3º de vuurwapens die, overeenkomstig regels vastgesteld door de Koning, definitief voor het schieten inoperationeel zijn gemaakt;

4º de vuurwapens die ontworpen zijn voor het geven van alarm of signalen, reddingsactiviteiten, slachten van dieren of visserij met harpoenen, of bestemd zijn voor industriële of technische doeleinden, mits zij alleen voor dat welbepaalde gebruik kunnen worden aangewend, overeenkomstig regels vastgesteld door de Koning. Artikel 5 is niet van toepassing op deze wapens.

§ 3. Alle overige vuurwapens zijn verboden, tenzij voor het voorhanden hebben ervan een vergunning is verkregen of artikel 12 van toepassing is. Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden deze wapens « vergunningsplichtige wapens » genoemd.

§ 4. De Koning kan wapens van twijfelachtig model bij een van de bovenstaande categorieën indelen.

HOOFDSTUK III

Nationaal identificatienummer

Art. 4

Alle in België gefabriceerde of ingevoerde vuurwapens, met uitzondering van de vrij verkrijgbare wapens, dienen ingeschreven te worden in een centraal wapenregister, waar deze wapens een uniek identificatienummer toegewezen krijgen.

HOOFDSTUK IV

Erkenning van wapenhandelaars, tussenpersonen, wapenverzamelaars en alle andere personen die een beroep uitoefenen dat het voorhanden hebben van vuurwapens impliceert

Art. 5

§ 1. Niemand mag op het Belgisch grondgebied activiteiten als wapenhandelaar of als tussenpersoon uitoefenen, of zich als dusdanig bekend maken, zonder daartoe vooraf te zijn erkend door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats.

Indien de aanvrager als wapenhandelaar is erkend in een andere lidstaat van de Europese Unie, houdt de gouverneur bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag rekening met de waarborgen verstrekt in dat kader.

De personen die deze activiteiten uitoefenen onder gezag, leiding en toezicht van een erkend wapenhandelaar en in zijn vestigingsplaats, moeten evenwel niet worden erkend.

§ 2. De aanvrager moet zijn beroepsbekwaamheid bewijzen voor de activiteit die hij wenst uit te oefenen en de herkomst van de voor zijn activiteit aangewende financiële middelen aantonen op de wijze bepaald door de Koning.

De vereiste beroepsbekwaamheid heeft betrekking op de kennis van de na te leven regelgeving en van de beroepsdeontologie, en van de techniek en het gebruik van wapens.

De gouverneur gaat na of de aangewende financiële middelen niet van frauduleuze of van criminele oorsprong zijn en of de aanvrager niet optreedt als stroman voor een derde.

§ 3. De gouverneur doet uitspraak over de aanvraag om erkenning na ontvangst van het met redenen omkleed advies van de procureur des Konings en van de burgemeester bevoegd voor de vestigingsplaats en voor de woonplaats van de aanvrager.

De erkenning kan alleen worden geweigerd om redenen die verband houden met de handhaving van de openbare orde. Elke beslissing tot weigering vanwege de gouverneur moet met redenen omkleed zijn.

§ 4. Niettemin zijn de aanvragen van volgende personen onontvankelijk :

1º personen die tot een criminele straf veroordeeld zijn of geïnterneerd zijn krachtens de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij of krachtens de wet van 1 juli 1964;

2º personen die als dader of mededader veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven bepaald in :

a) deze wet en in de besluiten tot uitvoering ervan;

b) de artikelen 101 tot 135quinquies, 193 tot 214, 233 tot 236, 269 tot 274, 313, 322 tot 331, 336, 337, 347bis, 392 tot 414, 423 tot 442, 461 tot 488, 510 tot 518 en 520 tot 525 van het Strafwetboek;

c) de artikelen 17, 18, 29 tot 31 en 33 tot 41 van het Militair Strafwetboek;

d) de artikelen 33 tot 37 en 67 tot 70 van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;

e) de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden;

f) de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen en in de besluiten tot uitvoering ervan;

g) de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie en in de besluiten tot uitvoering ervan;

h) de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligings-ondernemingen en de interne bewakingsdiensten;

i) de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective;

j) de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie;

3º rechtspersonen die zelf zijn veroordeeld en rechtspersonen waarvan een bestuurder, een zaakvoerder, een commissaris of aangestelde voor het beheer of het bestuur, is veroordeeld of onderworpen aan een veiligheidsmaatregel in omstandigheden als bedoeld in 1º en 2º hiervoren;

4º de personen die in het buitenland :

a) zijn veroordeeld tot een straf die met internering overeenstemt;

b) het voorwerp hebben uitgemaakt van een maatregel die met internering overeenstemt;

c) als dader of mededader zijn veroordeeld wegens een van de misdrijven die in het 2º zijn bepaald;

5º minderjarigen;

6º onderdanen van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie en de personen die hun hoofdverblijfplaats niet hebben in een lidstaat van de Europese Unie.

§ 5. De gouverneur kan, in geval van fusie, splitsing, inbreng van een algemeenheid of van een bedrijfstak of wijziging van de rechtspersoonlijkheid, bepalen dat de nieuwe juridische entiteit, mits zij de door hem bepaalde voorwaarden in acht neemt, gedurende de periode voorafgaand aan de notificatie van de beslissing betreffende de erkenningsaanvraag, de activiteiten van de initieel erkende onderneming kan voortzetten.

Art. 6

§ 1. De natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen die een museum of een verzameling van meer dan tien vergunningsplichtige vuurwapens wensen aan te leggen zonder voor elk bijkomend wapen een vergunning overeenkomstig artikel 11 te moeten bekomen, moeten overeenkomstig artikel 5, §§ 3 en 4, daartoe worden erkend door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats. De Koning bepaalt de inhoudelijke voorwaarden waaraan de verzameling moet voldoen en de bijzondere in acht te nemen technische voorzorgen indien de wapens ontwikkeld zijn na 1945.

§ 2. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats bijzondere erkenningen kan verlenen aan personen die beroepsmatige activiteiten van wetenschappelijke, culturele of niet-commerciële aard met vuurwapens uitoefenen.

Art. 7

§ 1. De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur en kan worden beperkt tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens en munitie.

§ 2. De erkenning kan worden geschorst voor een periode van één maand tot zes maanden, ingetrokken, beperkt tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens of munitie, of beperkt tot een bepaalde duur, indien de houder :

1º behoort tot de categorieën genoemd in artikel 5, § 4;

2º de bepalingen van deze wet en de besluiten tot uitvoering ervan of de beperkingen van § 1 niet in acht neemt;

3º de erkenning op grond van onjuiste inlichtingen heeft verkregen;

4º gedurende een jaar de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 6, niet heeft uitgeoefend;

5º activiteiten uitoefent die door het feit dat zij worden uitgeoefend tesamen met de activiteiten waarvoor de erkenning is verkregen, de openbare orde kunnen verstoren.

HOOFDSTUK V

Handelingen met verboden wapens

Art. 8

Niemand mag verboden wapens vervaardigen, herstellen, te koop stellen, verkopen, uitdelen, invoeren of vervoeren, opslaan, voorhanden hebben of dragen.

In geval van inbreuk op het vorige lid worden de wapens in beslag genomen, verbeurd verklaard en vernietigd, zelfs indien zij niet aan de veroordeelde toebehoren.

HOOFDSTUK VI

Handelingen met vrij verkrijgbare wapens

Art. 9

Het dragen van een vrij verkrijgbaar wapen is alleen toegestaan aan diegene, die daartoe een wettige reden kan aantonen.

HOOFDSTUK VII

Handelingen met vergunningsplichtige wapens

Art. 10

Behoudens het geval van rechtstreekse uitvoer door de verkoper of de overdrager of van intracommunautaire overdracht, mag niemand een vergunningsplichtig vuurwapen verkopen of overdragen dan aan de overeenkomstig de artikelen 5 en 6 erkende personen of aan hen die houder zijn van de in artikel 11 bedoelde vergunning.

De invoer van vergunningsplichtige vuurwapens is alleen toegestaan aan de overeenkomstig de artikelen 5 en 6 erkende personen en aan hen die houder zijn van de in artikel 11 bedoelde vergunning tot het voorhanden hebben van het ingevoerde wapen.

Art. 11

§ 1. Zonder een voorafgaande vergunning, verleend door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker, is het particulieren verboden een vergunningsplichtig vuurwapen of de daarbij horende munitie voorhanden te hebben. Deze vergunning kan slechts worden verleend na advies, binnen de twee maanden na de aanvraag, van de korpschef van de lokale politie van de verblijfplaats van de verzoeker en na de verzoeker gehoord te hebben. Indien het advies niet is gegeven binnen deze termijn, beslist de gouverneur op basis van de andere elementen van het dossier. De beslissing moet met redenen worden omkleed. De vergunning kan worden beperkt tot het voorhanden hebben van het wapen zonder munitie en ze is slechts geldig voor één wapen.

Indien blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren, kan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de betrokkene de vergunning bij een met redenen omklede beslissing beperken, schorsen of intrekken na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings bevoegd voor deze verblijfplaats en na de betrokkene te hebben gehoord.

§ 2. Indien de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt de vergunning verleend door de minister van Justitie na eensluidend advies van de Veiligheid van de Staat en kan zij worden beperkt tot het voorhanden hebben van het wapen zonder munitie.

Indien de verzoeker verblijft in een andere lidstaat van de Europese Unie, mag de vergunning niet worden verleend zonder voorafgaand akkoord van die Staat. Indien de vergunning wordt verleend, wordt die Staat daarvan op de hoogte gesteld.

Indien blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren, kan de minister van Justitie, na advies van de Veiligheid van de Staat, de vergunning beperken, schorsen of intrekken. Deze beslissing moet met redenen zijn omkleed. De Staat waar de persoon die het vuurwagen voorhanden heeft verblijft, wordt op de hoogte gebracht van de beslissing van de minister van Justitie.

§ 3. De vergunning wordt slechts verleend aan personen die voldoen aan de volgende voorwaarden :

1º meerderjarig zijn;

2º niet behoren tot de categorieën bedoeld in artikel 5, § 4, 1º tot 4º;

3º niet het voorwerp zijn van een lopende schorsing en niet eerder het voorwerp geweest zijn van de intrekking van een vergunning tot het voorhanden hebben van of het dragen van een wapen;

4º een medisch attest voorleggen dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen;

5º slagen voor een proef betreffende de kennis van de toepasselijke regelgeving en het hanteren van een vuurwapen, waarvan de modaliteiten worden bepaald door de Koning;

6º geen meerderjarige persoon samenwonend met de aanvrager verzet zich tegen de aanvraag;

7º een wettige reden opgeven voor de verwerving van het betrokken wapen en de munitie. Het type wapen moet overeenstemmen met de reden waarvoor de vergunning gevraagd wordt. Deze wettige redenen zijn, onder de door de Koning te bepalen voorwaarden, na advies van de Adviesraad voor wapens :

a) de jacht en faunabeheersactiviteiten;

b) het sportief en recreatief schieten;

c) de uitoefening van een beroep;

d) de persoonlijke verdediging van personen die een buitengewoon risico lopen en die bovendien aantonen dat het voorhanden hebben van een vuurwapen dit buitengewoon risico in grote mate vermindert en hen bescherming kan bieden;

e) de intentie een verzameling historische wapens op te bouwen;

f) de erfenis van een wapen;

g) de deelname aan historische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke activiteiten.

8º hun wapens ongeladen opbergen in een wapenkast die voldoet aan de minimale standaard vastgelegd door de Koning of op andere wijze inoperationeel maken volgens de nadere regels vastgelegd door de Koning.

§ 4. § 3, 4º tot 6º en 8º, zijn niet van toepassing op rechtspersonen die de wapens wensen te verwerven voor beroepsdoeleinden.

Van het praktisch gedeelte van de proef bedoeld in § 3, 5º, zijn vrijgesteld :

1º de aanvrager die reeds een door de Koning bepaalde ervaring met het gebruik van vuurwapens heeft;

2º de aanvrager van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen met uitsluiting van munitie;

3º de aanvrager van een vergunning tot het voorhanden hebben van een niet-vuurwapen dat krachtens deze wet vergunningsplichtig is;

4º de aanvrager die zijn verblijfplaats in het buitenland heeft.

« Van de proef betreffende de kennis van de toepasselijke regelgeving zoals bedoeld in § 3, 5º, zijn zij vrijgesteld die deze proef reeds eerder met succes hebben afgelegd, bij de aanvraag van een eerdere vergunning. Zij dienen deze proef echter wél opnieuw af te leggen indien er na het afleggen van de vorige proef inmiddels een tijdspanne van twee jaar verstreken is. »

§ 5. Indien de verzoeker een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst is, wordt de vergunning overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in de §§ 1 tot 4 verleend, beperkt, geschorst of ingetrokken door de minister van Binnenlandse Zaken.

Art. 12

Artikel 11 is niet van toepassing op :

1º houders van een jachtverlof, die lange vuurwapens met gladde loop, lange vuurwapens met één schot per loop of andere vuurwapens die uitsluitend voor de jacht zijn ontworpen en daartoe in hun land van herkomst zijn toegelaten, evenals de daarbij horende munitie mogen voorhanden hebben, op voorwaarde dat hun strafrechtelijke antecedenten, hun kennis van de wapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen te hanteren vooraf zijn nagegaan en dat hun wapens ongeladen worden opgeborgen in een wapenkast die voldoet aan de minimale standaard vastgelegd door de Koning of op een andere wijze inoperationeel worden gemaakt volgens de nadere regels vastgelegd door de Koning,

2º houders van een sportschutterslicentie, die vuurwapens die uitsluitend voor het sportschieten zijn bestemd en waarvan de lijst, na advies van de Adviesraad voor wapens, wordt vastgesteld door de minister van Justitie, en de daarbij horende munitie mogen voorhanden hebben, op voorwaarde dat hun strafrechtelijke antecedenten, hun kennis van de wapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen te hanteren vooraf zijn nagegaan en dat hun wapens ongeladen worden opgeborgen in een wapenkast die voldoet aan de minimale standaard vastgelegd door de Koning of op een andere wijze inoperationeel worden gemaakt volgens de nadere regels vastgelegd door de Koning;

3º houders van een Europese vuurwapenpas afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie, die de daarop vermelde wapens mogen voorhanden hebben.

Deze personen mogen eveneens schieten met wapens die rechtmatig voorhanden worden gehouden door derden.

De Koning bepaalt, na overleg met de Adviesraad voor wapens, de nadere regels van de registratie van de overdracht en het voorhanden hebben van de vuurwapens en de munitie bedoeld in dit artikel.

Art. 13

Indien blijkt dat het voorhanden hebben van de in artikel 12 bedoelde wapens de openbare orde kan verstoren, kan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de betrokkene het recht om het wapen voorhanden te hebben bij een met redenen omklede beslissing beperken, schorsen of intrekken. Dit doet hij na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings van het arrondissement waar de betrokkene zijn verblijfplaats heeft en nadat hij de betrokkene heeft gehoord.

De particulier die een vuurwapen heeft verkregen onder de voorwaarden gesteld in artikel 12, is gerechtigd dat wapen na het vervallen van de geldigheid van het jachtverlof, de sportschutterslicentie of het gelijkwaardig stuk gedurende drie jaar verder voorhanden te hebben, evenwel zonder er nog munitie voor voorhanden te mogen hebben. Na deze periode wordt het wapen vergunningsplichtig en wordt artikel 17 toegepast.

Art. 14

Niemand mag een vergunningsplichtig vuurwapen of een wapenstok dragen tenzij om een wettige reden en mits hij in het bezit is van een wapendrachtvergunning verleend door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker, na advies van de procureur des Konings van het arrondissement van de verblijfplaats van de verzoeker en na de verzoeker gehoord te hebben. De verzoeker moet een attest van psychische geschiktheid voor het dragen van een wapen voorleggen, tenzij hij reeds is geslaagd voor de wettelijk voorgeschreven opleiding als bewakingsagent. Dit attest moet worden opgesteld door een daartoe erkend psychiater of psycholoog na een grondig persoonlijkheidsonderzoek naar het bestaan van eventuele risico's van agressief gedrag.

Indien de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt de wapendrachtvergunning verleend door de minister van Justitie, na advies van de Veiligheid van de Staat. In dit geval is geen attest van psychische geschiktheid vereist.

De wapendrachtvergunning wordt verleend voor een duur van ten hoogste drie jaar, zij vermeldt de voorwaarden waarvan het dragen van het wapen afhankelijk wordt gesteld en moet samen met het wapen worden gedragen.

De overheid die de wapendrachtvergunning heeft verleend, kan ze bij een met redenen omklede beslissing beperken, schorsen of intrekken indien blijkt dat het dragen van het wapen de openbare orde kan verstoren, dat de voorwaarden waarvan het dragen van het wapen afhankelijk wordt gesteld niet worden nagekomen, of dat de wettige redenen die zijn aangevoerd met het oog op het verkrijgen van de vergunning niet meer bestaan en na de betrokkene gehoord te hebben in zijn middelen van verweer.

De vergunning wordt evenwel verleend, beperkt, geschorst of ingetrokken door de minister van Binnenlandse Zaken overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in de vorige leden, indien de verzoeker lid is van een bewakingsonderneming of van een interne bewakingsdienst, of personeelslid van een buitenlandse privé-beveiligingsonderneming die toestemming heeft om activiteiten in België uit te oefenen.

Art. 15

De personen bedoeld in artikel 12 mogen de aldaar bedoelde vuurwapens dragen zonder in het bezit te zijn van een wapendrachtvergunning mits ze hiervoor een wettige reden hebben en dit uitsluitend gebeurt in het kader van de beoefening van de aldaar bedoelde activiteiten.

De bijzondere wachters bedoeld in artikel 62 van het Veldwetboek mogen tijdens de jacht en tijdens bewakings- en faunabeheersactiviteiten een daartoe ontworpen vuurwapen dragen zonder in het bezit te zijn van een wapendrachtvergunning.

Art. 16

Het opslaan van vergunningsplichtige vuurwapens of munitie mag alleen als daartoe voor de betrokken hoeveelheid een van de volgende wettige redenen bestaat :

1º het wettig voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en een noodzakelijke hoeveelheid munitie daarvoor door de eigenaars ervan die samenwonen op hetzelfde adres en die de wapens daar opslaan;

2º de wettige activiteiten van erkende personen;

3º de bewaring van de vuurwapens en munitie overeenkomstig de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten.

Art. 17

Wanneer een koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 3, § 4, wapens indeelt bij de vergunningsplichtige wapens, moeten de personen die dergelijke wapens voorhanden hebben, ze laten inschrijven onder de voorwaarden die de Koning bepaalt. Een vergunning om dergelijke wapens voorhanden te hebben wordt hun kosteloos uitgereikt.

Hij die een vergunningsplichtig wapen verkrijgt in andere omstandigheden dan die welke zijn bepaald in de artikelen 11 en 12, moet binnen drie maanden nadat hij het wapen heeft verkregen, een vergunning tot het voorhanden hebben van dit wapen aanvragen. Hij mag het wapen voorlopig voorhanden hebben totdat over de aanvraag is beslist, behalve indien bij een met redenen omklede beslissing van de betrokken overheid blijkt dat het voorhanden hebben ervan de openbare orde kan verstoren.

Art. 18

Het wapen moet binnen de termijn bepaald in de beslissing van weigering, schorsing of intrekking opgeslagen worden bij een erkend persoon of overgedragen worden aan een erkend persoon dan wel aan een persoon die gemachtigd is het wapen voorhanden te hebben wanneer :

1º een beslissing wordt getroffen, waarbij aan een persoon bedoeld in artikel 17, tweede lid, wordt verboden een dergelijk wapen voorlopig voorhanden te hebben;

2º de vergunning tot het voorhanden hebben van een dergelijk wapen wordt geweigerd aan een persoon bedoeld in artikel 17;

3º de vergunning of het recht tot het voorhanden hebben van een wapen overeenkomstig de artikelen 11, § 2, en 13, eerste lid, wordt geschorst of ingetrokken.

HOOFDSTUK VIII

Verbodsbepalingen

Art. 19

Het is verboden :

1º wapens per postorder of via het Internet te verkopen aan particulieren;

2º vuurwapens te verkopen aan particulieren jonger dan 18 jaar;

3 reclame te maken voor verboden wapens;

4º reclame te maken voor vergunningsplichtige wapens of zodanige wapens te koop te stellen zonder op zichtbare wijze aan te geven dat voor het voorhanden hebben ervan een vergunning is vereist;

5º vuurwapens, niet-vuurwapens die projectielen kunnen afschieten of munitie te koop aan te bieden, te verkopen of over te dragen op openbare markten, beurzen en andere plaatsen zonder vaste vestiging, behalve in geval van openbare verkopen door een gerechtsdeurwaarder of notaris onder toezicht van de directeur of van een door hem gemachtigd beambte van de Proefbank voor vuurwapens. Vrij verkrijgbare wapens mogen evenwel door erkende wapenhandelaars en -verzamelaars worden verkocht op beurzen mits toelating van de minister van Justitie;

6º collectieve oefeningen, al dan niet met wapens, te houden, indien zij bestemd zijn om particulieren in het gebruik van geweld te onderrichten. Dit verbod geldt niet voor het beoefenen van de jacht of het sportschieten;

7º de nummers van vuurwapens te wissen, te manipuleren of onleesbaar te maken;

8º niet-geregistreerde en niet-genummerde vuurwapens te verhandelen, te vervoeren, te dragen of op te slaan, behalve bij internationaal vervoer waarbij de wapens op Belgisch grondgebied niet worden uitgeladen of overgeladen en behalve op weg naar de proefbank voor vuurwapens met het oog op nummering;

9º wapens en speelgoed te verkopen binnen een zelfde handelszaak, tenzij die handelszaak een erkenning bezit voor de verkoop van die wapens.

Vuurwapens, niet-vuurwapens die projectielen of munitie kunnen afschieten, die verloot worden of als prijs worden uitgereikt, mogen slechts bij de begunstigde voorhanden zijn zodra hij een vergunning bezit voor het voorhanden hebben ervan.

HOOFDSTUK IX

De uitbating van schietstanden

Art. 20

Alleen de natuurlijke personen of rechtspersonen die hiertoe overeenkomstig artikel 5 zijn erkend mogen een schietstand uitbaten. Zij moeten evenwel geen beroepsbekwaamheid aantonen. Zij moeten uitbatingsvoorwaarden naleven die betrekking hebben op de interne veiligheid en de organisatie van de schietstand en het toezicht op de schutters.

De Koning bepaalt, na advies van de Adviesraad voor wapens, de uitbatingsvoorwaarden op voorstel van de Ministers die bevoegd zijn voor Justitie en Binnenlandse Zaken.

Dit artikel is niet van toepassing op de schietstanden die enkel bestemd zijn voor de opleiding of de training van de ambtenaren van de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht die overeenkomstig artikel 28, § 1, derde lid, worden aangeduid.

HOOFDSTUK X

Het vervoer van vuurwapens

Art. 21

Het vervoeren van vuurwapens is slechts toegelaten aan :

1º houders van een erkenning overeenkomstig artikel 5 of artikel 6, voor zover de wapens ongeladen zijn;

2º houders van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen en personen bedoeld in artikel 12, voor zover de wapens ongeladen zijn en vervoerd worden tussen de door de Koning bepaald plaatsen. Tijdens het vervoer dienen de vuurwapens verpakt te zijn in een afgesloten koffer, of voorzien te zijn van een trekkerslot of een equivalente beveiliging;

3º houders van een wapendrachtvergunning;

4º personen die uitsluitend met dit doel een erkenning overeenkomstig artikel 5 hebben verkregen;

5º professionele internationale vervoerders, mits de wapens op Belgisch grondgebied niet worden uitgeladen of overgeladen.

De personen bedoeld in het eerste lid, 4º, moeten geen beroepsbekwaamheid bewijzen, maar voldoen aan alle wettelijke voorwaarden om beschouwd te kunnen worden als professionele vervoerders. Internationale vervoerders, die niet voldoen aan het eerste lid, 5º, en die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, moeten niet worden erkend, maar moeten bewijzen dat zij hun activiteit in de betrokken lidstaat mogen uitoefenen.

HOOFDSTUK XI

Bepalingen inzake munitie

Art. 22

§ 1. Het is verboden aan particulieren munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens te verkopen of over te dragen, tenzij voor het wapen waarvoor de vergunning bepaald in artikel 11 is verleend en op vertoon van het stuk, of voor het wapen dat een persoon bedoeld in artikel 12 mag voorhanden hebben en op vertoon van het stuk dat die hoedanigheid bewijst.

Het is verboden munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens te verkopen of over te dragen aan personen in het bezit van een vergunning die niet geldig is voor de aankoop van munitie.

Particulieren die niet voldoen aan de artikelen 11 of 12 mogen geen munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens voorhanden hebben.

De bepalingen van de vorige leden zijn ook van toepassing op de patroonhulzen en de projectielen, tenzij zij onbruikbaar gemaakt zijn.

§ 2. Het is verboden te vervaardigen, te verkopen, in te voeren, op te slaan of voorhanden te hebben :

1º indringende, brandstichtende of ontploffende munitie;

2º opensplijtende munitie voor pistolen en revolvers;

3º projectielen voor deze munitie.

Het verbod geldt niet voor munitie die wordt vervaardigd voor de uitvoer.

§ 3. Een koninklijk besluit mag de bepalingen van §§ 1 en 2 uitbreiden tot munitie of projectielen van twijfelachtig model.

HOOFDSTUK XII

Strafbepalingen

Art. 23

Zij die de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten overtreden, worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met geldboete van 100 euro tot 25 000 euro, of met een van deze straffen alleen.

Met dezelfde straffen worden gestraft zij die wetens onjuiste verklaringen hebben afgelegd om de erkenningen of vergunningen bedoeld door deze wet of door de besluiten tot uitvoering ervan te verkrijgen, alsook de personen die van deze verklaringen gebruik maken.

Indien de in het eerste lid bedoelde inbreuken worden gepleegd door een overeenkomstig artikel 5 erkend persoon of ten aanzien van een minderjarige, wordt het vastgestelde strafminimum op een gevangenisstraf van een jaar gebracht.

Onverminderd de toepassing van artikel 8, tweede lid, wordt de verbeurdverklaring uitgesproken overeenkomstig artikel 42 van het Strafwetboek. Het staat de rechter evenwel vrij ze niet uit te spreken in geval van inbreuk op de krachtens artikel 35, 8º, genomen reglementaire bepalingen.

Art. 24

Wapens die op grond van artikel 42 van het Strafwetboek verbeurd zijn verklaard, worden met het oog op vernietiging ter hand gesteld aan de directeur van de proefbank voor vuurwapens of aan zijn vertegenwoordiger. De kosten van de bewaring en het vervoer van de wapens tot op de plaats van vernietiging en de vernietiging zelf komen ten laste van de veroordeelde.

Met toestemming van de minister bevoegd voor de Justitie kan de directeur van de proefbank voor vuurwapens beslissen de verbeurdverklaarde wapens op grond van historische of wetenschappelijke redenen niet te vernietigen. De wapens worden dan onbruikbaar gemaakt en toegevoegd aan de collectie van een door de minister aangeduid openbaar museum of wetenschappelijke instelling.

Art. 25

Bij herhaling kunnen de overeenkomstig artikel 5 erkende personen veroordeeld worden tot de tijdelijke of definitieve sluiting van hun onderneming.

Art. 26

Al de bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, waarvan bij deze wet niet wordt afgeweken, zijn van toepassing op de inbreuken voorzien bij deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.

Art. 27

De straffen voorzien bij de algemene wet inzake douane en accijnzen zijn van toepassing op de invoer van wapens in strijd met de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.

HOOFDSTUK XIII

Uitzonderingsbepalingen

Art. 28

§ 1. De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op de bestellingen van wapens of van munitie voor de Staat of voor de openbare besturen en de publiekrechtelijke musea, alsmede voor overeenkomstig de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie goedgekeurde bestellingen voor buitenlandse Staten of openbare besturen.

Zij zijn evenmin van toepassing op de ambtenaren van het openbaar gezag of van de openbare macht, die een wapen dat tot hun voorgeschreven uitrusting behoort, in dienst dragen of voor de dienst voorhanden hebben.

De diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht waartoe deze ambtenaren behoren worden aangeduid door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit.

§ 2. In afwijking van § 1 zijn het gebruik, het opslaan, het verkopen, de verwerving en het verstrekken van de wapens bedoeld in artikel 3, § 1, 1º, door de Staat of de overheidsbesturen, verboden.

Het bovenvermelde verbod heeft geen betrekking op het gebruik, het opslaan, het verwerven of het verstrekken van deze wapens in het kader van de opleiding of bijscholing van specialisten en militairen die deelnemen aan operaties die tot doel hebben de gevaren te beperken in gebieden waar mijnen liggen, die mijnen op te ruimen of onschadelijk te maken.

§ 3. De wapens en hulpstukken bedoeld in artikel 3, § 1, 3º en 10º, mogen worden vervaardigd, hersteld, verkocht, ingevoerd, opgeslagen en vervoerd door erkende wapenfabrikanten die licentiehouder zijn van de betrokken wapens, met uitsluiting van de tussenpersonen.

Erkende verzamelaars en musea mogen ze aankopen, invoeren en voorhanden hebben op voorwaarde dat ze definitief inoperationeel zijn gemaakt. Automatische vuurwapens mogen evenwel in originele staat worden aangekocht, ingevoerd en voorhanden gehouden door erkende verzamelaars en musea, die er de slagpin moeten uit verwijderen en ze bewaren op de wijze bepaald door de Koning.

HOOFDSTUK XIV

Het toezicht op de naleving van de wet

Art. 29

§ 1. In geval van dreigend gevaar voor de openbare orde, dat ze concreet moeten aanwijzen, kan de burgemeester of de gouverneur de sluiting of ontruiming gelasten van winkels of opslagplaatsen van wapens of munitie en deze doen overbrengen naar een door hem aangewezen plaats.

De Staat vergoedt de eigenaar van de weggeruimde wapens en munitie in geval deze hem niet konden teruggegeven worden of mochten beschadigd zijn.

§ 2. In geval van dreigend gevaar voor de openbare orde, dat ze concreet moeten aanwijzen, kunnen officieren van gerechtelijke politie bovendien wapens, munitie en de in deze wet genoemde erkenningen en vergunningen voorlopig administratief in beslag nemen. Een ontvangstbewijs dient te worden afgeleverd en de rechten van derden dienen te worden gevrijwaard.

Ze oefenen deze bevoegdheid uit in afwachting van een beslissing terzake van de plaatselijk bevoegde gouverneur, die van hen onverwijld de daartoe nodige informatie ontvangt. De gouverneur beslist binnen de maand van de uitreiking van het ontvangstbewijs, zoniet worden de in beslag genomen voorwerpen vrijgegeven en worden de erkenningen en vergunningen teruggegeven.

§ 3. De overheden bevoegd voor de toepassing van deze wet sturen elkaar onverwijld alle informatie waarover ze beschikken, die noodzakelijk of nuttig is in het kader van de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden en die niet krachtens bijzondere wettelijke bepalingen wordt beschermd met geheimhouding.

Art. 30

De inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld door :

1º de leden van de federale politie, de lokale politie en de douane;

2º de directeur en de beambten van de proefbank voor vuurwapens;

3º de inspecteurs en controleurs van springstoffen en de ambtenaren van het bestuur Economische Inspectie.

Voor de uitvoering van hun opdracht mogen zij :

1º zich toegang verschaffen tot alle plaatsen waar de erkende personen hun activiteiten uitoefenen;

2º zich alle documenten, stukken, registers, boeken en voorwerpen, die zich in die plaatsen bevinden of die hun activiteiten betreffen, doen voorleggen.

De officieren van gerechtelijke politie doen, met inachtname van de onschendbaarheid van de privéwoning, op verzoek van de gouverneur of op eigen initiatief een regelmatige preventieve controle van de activiteiten uitgeoefend door de erkende personen en van het effectief voorhanden houden van vuurwapens door particulieren die daartoe een vergunning, of overeenkomstig artikel 12 het recht hebben en van de omstandigheden waaronder dit gebeurt.

De federale politie is in het bijzonder belast met het toezicht op de wapenhandelaars en de wapenfabrikanten. De federale wapendienst organiseert voor de betrokken leden van de federale politie, de lokale politie, de douane, de inspecteurs en controleurs van springstoffen en de ambtenaren van de economische inspectie specifieke opleidingsprogramma's.

HOOFDSTUK XV

Diverse bepalingen

Art. 31

Beroep tegen de beslissingen van de gouverneur tot weigering, beperking, schorsing of intrekking van een erkenning, een vergunning of een recht bedoeld in deze wet, behalve tegen beslissingen inzake onontvankelijke aanvragen, staat open bij de minister van Justitie of bij zijn gemachtigde.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het gemotiveerd verzoekschrift aangetekend verzonden aan de federale wapendienst uiterlijk vijftien dagen na kennisname van de beslissing van de gouverneur, vergezeld van een kopie van de bestreden beslissing. De uitspraak wordt gedaan binnen de zes maanden na de ontvangst van het verzoekschrift.

Wordt de uitspraak niet binnen die termijn gedaan, dan wordt ze geacht gunstig te zijn.

Art. 32

De gouverneur doet uitspraak :

1º over de aanvragen om erkenning overeenkomstig de artikelen 5, 6, 20 en 21, binnen de vier maanden na de ontvangst ervan;

2º over de aanvragen om een vergunning overeenkomstig de artikelen 11, 14 en 17, binnen de drie maanden na de ontvangst ervan.

De in deze wet voorgeschreven termijnen waarbinnen de gouverneur of de minister van Justitie een beslissing moeten nemen, kunnen, op straffe van nietigheid, alleen worden verlengd bij gemotiveerde beslissing.

Wordt de uitspraak niet binnen die termijn gedaan, dan wordt ze geacht gunstig te zijn.

Art. 33

De bepalingen met betrekking tot de vuurwapens zijn ook van toepassing op de losse onderdelen die aan de wettelijk voorgeschreven proef zijn onderworpen, alsook op hulpstukken, die, aangebracht op het vuurwapen, tot gevolg hebben dat het wapen in een andere categorie wordt ondergebracht.

Art. 34

De Koning kan de toepassing van de bepalingen van de artikelen 5 tot 7, 10 tot 22 en 35, geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot andere wapens dan vuurwapens.

Art. 35

De Koning, na advies van de Adviesraad :

1º bepaalt de veiligheidsvoorwaarden waaraan het opslaan, het vervoeren, het voorhanden hebben en het verzamelen van wapens of munitie zijn onderworpen;

2º bepaalt de voorwaarden voor het verlenen van de in deze wet bedoelde documenten en hun vorm;

3º bepaalt het bedrag van de rechten of retributies die geheven worden bij het verlenen van de documenten waarvan in deze wet sprake is. Het voorhanden hebben van vuurwapens kan geen aanleiding geven tot het innen van rechten en retributies;

4º regelt, met het oog op de opspoorbaarbeid ervan en rekening houdend met waarborgen terzake die voor ingevoerde wapens reeds mochten zijn verstrekt in andere lidstaten van de Europese Unie, de nummering van vuurwapens en onderdelen van vuurwapens onderworpen aan de wettelijke proef;

5º stelt in overleg met officiële vertegenwoordigers van de betrokken sector een deontologische code voor de erkende wapenhandelaars vast, waarin met name de informatieplichten ten opzichte van de klant worden gepreciseerd;

6º bepaalt de voorwaarden waaronder de wapens vrijwillig of na een beslissing van de rechter kunnen worden vernietigd, alsook de certificaten van vernietiging van de betrokken wapens;

7º bepaalt de voorwaarden voor en de wijze van de registratie van de wapens door de erkende personen en in het Centraal Wapenregister, evenals van de afgifte van de Europese vuurwapenpas;

8º bepaalt de maatregelen ter vaststelling van het verkrijgen, de verkoop, de overdracht, de in- en uitvoer van vuurwapens en munitie en het voorhanden hebben van vuurwapens.

HOOFDSTUK XVI

De federale wapendienst

Art. 36

Bij de minister van Justitie wordt een federale wapendienst opgericht, die :

1º hem adviseert inzake de richtlijnen die hij aan de gouverneurs geeft in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens deze wet;

2º zich bezighoudt met de organisatie van het examen inzake beroepsbekwaamheid voor de wapenhandelaars, met de concrete uitwerking van de theoretische en praktische proeven door de gouverneurs op te leggen krachtens deze wet en met de opstelling van de lijst van erkende deskundigen bedoeld in artikel 14, eerste lid;

3º overleg pleegt met de verschillende betrokken sectoren en overheden en hem voorstellen doet inzake besluiten en maatregelen te nemen in uitvoering van deze wet.

HOOFDSTUK XVII

De Adviesraad voor wapens

Art. 37

Er wordt een Adviesraad voor wapens opgericht die moet toezien op de uitvoering van deze wet. De raad bestaat uit 16 leden, die door de Koning worden benoemd en die als volgt zijn verdeeld :

­ 1 vertegenwoordiger van de proefbank voor vuurwapens;

­ 2 vertegenwoordigers van een vereniging die de wapenhandel, de jacht en de schietsport vertegenwoordigt;

­ 1 vertegenwoordiger van de wapenmusea;

­ 2 vertegenwoordigers van een vereniging die de wapenfabrikanten vertegenwoordigt;

­ 1 vertegenwoordiger van een vereniging die de verzamelaars van wapens en munitie vertegenwoordigt;

­ 2 vertegenwoordigers van de Franstalige schietsportbonden;

­ 2 vertegenwoordigers van de Nederlandstalige schietsportbonden;

­ 2 vertegenwoordigers van de Franstalige jachtbonden;

­ 2 vertegenwoordigers van de Nederlandstalige jachtbonden;

­ 1 arts.

De adviesraad geeft zijn advies ofwel op eigen initiatief ofwel op verzoek van de regering. Wanneer het de regering is die erom verzoekt, moet het advies binnen twee maanden worden gegeven anders wordt het advies geacht te zijn gegeven.

HOOFDSTUK XVIII

Wijzigingsbepalingen

Art. 38

Artikel 31, 6º, van het Strafwetboek wordt vervangen als volgt :

« 6º een wapen of munitie te vervaardigen, te wijzigen, te herstellen, over te dragen, te bezitten, te dragen, te vervoeren, in, uit, of door te voeren, of te dienen in de Krijgsmacht. »

In de artikelen 198, 199 en 202, eerste lid, van het Strafwetboek worden de woorden « een machtiging om wapens te dragen » vervangen door de woorden « een document bedoeld in de wapenwet ».

Art. 39

Artikel 14 van de wet van 24 mei 1888 houdende regeling van de toestand van de proefbank voor vuurwapens gevestigd te Luik wordt vervangen als volgt :

« De ministers van Economische Zaken en van Justitie zullen de vereiste controle- en toezichtsmaatregelen voorschrijven. »

Art. 40

Artikel 2bis van de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden, ingevoegd door de wet van 4 mei 1936, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK XIX

Overgangsbepalingen

Art. 41

§ 1. Eenieder die op de datum van inwerkingtreding van deze wet zonder titel een wapen of munitie voorhanden heeft waarvoor krachtens de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie een vergunning tot het voorhanden hebben van een verweer- of een oorlogswapen was vereist, kan daarvoor gedurende een termijn van zes maanden en overeenkomstig een door de Koning te bepalen procedure de nodige vergunning aanvragen zonder voor dit misdrijf te kunnen worden vervolgd, voor zover het betrokken wapen niet wordt gezocht of staat geseind.

De betrokkene dient binnen zes maanden na de aangifte zijn wapens ongeladen op te bergen in een wapenkast die voldoet aan de minimale standaard vastgelegd door de Koning of op andere wijze inoperationeel worden gemaakt volgens de nadere regels vastgelegd door de Koning.

§ 2. Eenieder die op de datum van de inwerkingtreding van deze wet een vuurwapen voorhanden heeft dat krachtens deze wet vergunningsplichtig is geworden, moet daarvan binnen het jaar aangifte doen bij de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats, door bemiddeling van de lokale politie. Indien de betrokkene houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie wordt het wapen automatisch op zijn naam geregistreerd. Indien dit niet het geval is, wordt hem een vergunning uitgereikt mits hij meerderjarig is en geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4.

De betrokkene dient binnen zes maanden na de aangifte zijn wapens ongeladen op te bergen in een wapenkast die voldoet aan de minimale standaard vastgelegd door de Koning of op andere wijze inoperationeel worden gemaakt volgens de nadere regels vastgelegd door de Koning.

Art. 42

§ 1. Eenieder die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een verboden wapen of een wapen of munitie bedoeld in artikel 41, § 1, bezit, kan hiervan gedurende een termijn van zes maanden bij de lokale politiedienst van zijn keuze ongestraft en anoniem afstand doen voor zover het betrokken wapen niet wordt gezocht of staat geseind. De Koning regelt deze procedure, alsook de indiening en vernietiging van deze wapens.

§ 2. De particulieren die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een automatisch vuurwapen voorhanden hebben, moeten binnen het jaar hetzij dit wapen door de proefbank voor vuurwapens onomkeerbaar laten ombouwen tot een halfautomatisch wapen of definitief inoperationeel laten maken, hetzij het overdragen aan een erkende wapenhandelaar, tussenpersoon, verzamelaar of persoon bedoeld in artikel 6, § 2, hetzij er afstand van doen bij de lokale politie van hun verblijfplaats.

§ 3. De personen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet houder zijn van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen dat krachtens deze wet verboden wordt, moeten dit wapen binnen het jaar hetzij door de proefbank voor vuurwapens onomkeerbaar laten ombouwen of neutraliseren tot een niet-verboden wapen, hetzij het overdragen aan een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben, hetzij er afstand van te doen bij de lokale politie van hun verblijfplaats tegen een billijke vergoeding vast te stellen door de minister van Justitie.

HOOFDSTUK XX

Slotbepalingen

Art. 43

Deze wet wordt ook « Wapenwet » genoemd.

Art. 44

De wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie wordt opgeheven.

Art. 45

De uitvoeringsbesluiten van de wet bedoeld in artikel 44 blijven geldig als uitvoeringsbesluiten van deze wet tot ze worden vervangen en mits ze niet in tegenstrijd zijn met deze wet.

De erkenningen en vergunningen afgeleverd krachtens de wet bedoeld in artikel 44 blijven geldig mits ze niet in tegenstrijd zijn met deze wet.

Art. 46

De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt.