2-1542/1 (Senaat)
2384/001 (Kamer)

2-1542/1 (Senaat)
2384/001 (Kamer)

Belgische Senaat en Kamer van Volksvertegenwoordigers

ZITTING 2002-2003

2 APRIL 2003


De Europese Raad van Brussel van 20 en 21 maart 2003


VERSLAG

NAMENS HET FEDERAAL ADVIESCOMITÉ VOOR DE EUROPESE AANGELEGENHEDEN (1) UITGEBRACHT DOOR DE HEREN MAHOUX (S) EN DE CROO (K)


INHOUD


  1. Briefing betreffende de Europese Raad van Brussel
    1. Uiteenzetting van de eerste minister
    2. Gedachtewisseling
    3. Antwoorden van de eerste minister
  2. Debriefing betreffende de Europese Raad van Brussel
    1. Uiteenzetting van de eerste minister
    2. Gedachtewisseling
    3. Antwoorden van de eerste minister

    Bijlage : Conclusies van het voorzitterschap

Het Adviescomité heeft twee vergaderingen (op 18 maart en 25 maart 2003) gewijd aan de Europese Raad van Brussel van 20 en 21 maart 2003. Onderliggend verslag is een bondig overzicht van de besprekingen die voor en na de Europese Raad plaatshadden met de eerste minister, de heer Guy Verhofstadt.

Het is gebruikelijk dat het Adviescomité, voor en na iedere vergadering van de Europese Raad, een gedachtewisseling organiseert met de eerste minister en/of een ander lid van de Belgische regering betreffende de voorbereiding van de Europese Raad en het standpunt dat België hierin wenst te verdedigen evenals over de resultaten van deze Raad.

A. BRIEFING BETREFFENDE DE EUROPESE RAAD VAN BRUSSEL

Op dinsdag 18 maart 2003 nam de eerste minister, de heer Guy Verhofstadt, deel aan een gedachtewisseling over de voorbereiding van de Europese Raad van Brussel (20-21 maart 2003) met de leden van het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden en van de commissies voor de Sociale Aangelegenheden en voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden van de Senaat en de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer.

1. Uiteenzetting van de eerste minister

In zijn inleidende uiteenzetting onderstreepte de premier dat de agenda van deze Lentetop enigszins overhoop gehaald zou worden door de Irak-crisis. De gedachtewisseling met de heer Valéry Giscard d'Estaing, voorzitter van de Conventie over de toekomst van Europa, wordt uitgesteld tot een volgende bijeenkomst van de Europese Raad. Het was de bedoeling de voorzitter van de Conventie een aantal richtsnoeren te geven die de Europese Raad zou uitvaardigen. Het was bijgevolg zaak dat ook de kleine landen in de Europese Raad gehoor zouden krijgen bij de voorzitter van de Conventie.

De Belgische regering wilde 7 of 8 landen ertoe bewegen de krachtlijnen van het memorandum van de Benelux te steunen. Naast dat document hebben Groot-Brittannië en Spanje net als Frankrijk en Duitsland ook een gemeenschappelijk document goedgekeurd betreffende de werkzaamheden van de Conventie.

De Iraakse kwestie zal dus op de agenda van deze Lentetop staan. Op woensdag 19 maart 2003 komt de VN-Veiligheidsraad opnieuw bijeen. Op die vergadering zal Hans Blix, de leider van de VN-inspectieteams in Irak, de balans opmaken van de wapeninspecties en toelichting geven bij de « 12 key disarmament tasks » en de methoden om Irak in de komende maanden te ontwapenen.

De premier betreurde dat het Iraakse dossier niet langer in het kader van VN-resolutie 1441, noch in het kader van een eventuele tweede resolutie kan worden behandeld. Men had de « 12 key disarmament tasks » moeten koppelen aan een duidelijk tijdschema en vervolgens moeten nagaan of het Iraakse regime er ook gevolg aan gaf. Een tweede resolutie had daarover kunnen gaan. Na het ultimatum van de Verenigde Staten liggen de kaarten echter anders.

De eerste minister hoopte dat de EU het Iraakse regime zou oproepen het ultimatum niet te laten verlopen, teneinde een oorlog te voorkomen en te vermijden dat er onschuldige slachtoffers zouden vallen.

Op vrijdag 21 maart 2003 zal de Europese Raad zich over de voortgang van het Lissabon-proces buigen. De Ministerraad heeft een Belgische bijdrage tot de Europese Raad van Brussel goedgekeurd, waarin de standpunten van de Belgische regering hieromtrent worden uiteengezet.

Wat de toekomst van het stabiliteits- en groeipact betreft, merkte de premier op dat een groot aantal lidstaten met moeilijkheden te kampen heeft en begrotingstekorten creëert. België is van mening dat het pact nageleefd en toegepast moet worden, zij het niet op een rigide wijze.

Een ander agendapunt van de Europese top is de aanpassing van de regels voor de stemming in het directiecomité van de Europese Centrale Bank (ECB), met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie.

Zodra de eurozone 22 lidstaten telt, zouden er drie groepen van landen worden samengesteld (de grote, de middelgrote en de kleine lidstaten), waarbinnen dan geroteerd zou worden. De grote lidstaten krijgen 8 stemmen, de « middelgrote » 4 stemmen, en de kleintjes 3 stemmen.

België zou in de tweede groep zitten, en ons land steunt het voorstel, op voorwaarde dat de toekenning van een groter aantal stemmen aan de grote lidstaten gepaard gaat met een gewaarborgd zitje voor de middelgrote en kleine lidstaten in het directiecomité van de ECB.

Ten slotte zal de Raad het Britse voorstel tot oprichting van een « task force » voor de werkgelegenheid in de EU bespreken. België wil hierover meer toelichting (samenstelling, mandaat, betrekkingen met de Commissie, rapportering). Ons land vindt namelijk dat het niet wenselijk is een nieuwe structuur in het leven te roepen, omdat de Europese Commissie op dat gebied een centrale rol moet spelen, in het raam van de haar verleende bevoegdheid.

De eerste minister onderstreepte ook nog dat er na jarenlange discussies eindelijk een politiek akkoord bereikt werd over het Europese octrooi.

2. Gedachtewisseling

­ De crisis in verband met Irak

De heer Mark Eyskens, volksvertegenwoordiger, heeft in verband met de Irak-crisis vragen over het standpunt van de Belgische regering aangaande het ultimatum van de Verenigde Staten aan Irak, dat ook betrekking heeft op de steun inzake een regimewissel in dat land.

Hij onderstreept voorts dat hoewel velen het unilateralisme van de Verenigde Staten betreuren, de heel uitgesproken stellingname van Frankrijk tegen de VS leidt tot een anti-Europese houding bij de Verenigde Staten. Mocht Irak chemische en biologische wapens gebruiken, dan zou het duidelijk zijn dat de VN-inspecteurs zonder de steun van het Iraakse regime geen chemische en biologische wapens kunnen opsporen.

Misschien valt het te overwegen om in de toekomst zo nodig op te treden in een land door met troepen onder VN-vlag de strategische plaatsen (grenzen, luchthavens, fabrieken enzovoort) militair te bezetten en het betrokken land op die manier onder toezicht te plaatsen zonder tot vijandelijkheden over te gaan, behalve als dat land tot de aanval overgaat.

De heer Eyskens vraagt zich ook af of de regering het er unaniem mee eens is het Belgische luchtruim voor de Verenigde Staten open te stellen en militaire transporten via België toe te staan.

Is tot slot de wapenlevering van België aan Groot-Brittannië de laatste, of staan nog andere leveringen op til eens de vijandelijkheden van start zullen zijn gegaan ?

Mevrouw Marie Nagy, senator, brengt de redenen in herinnering die Robin Cook, lid van de Britse regering, ertoe hebben gebracht ontslag te nemen. Hij kon niet akkoord gaan met de houding die de Verenigde Staten (en Groot-Brittannië) aannemen omdat die niet berust op de goedkeuring van de Verenigde Naties, noch op de steun van de meerderheid van hun bondgenoten. Die houding is des te betreurenswaardiger, daar Irak nu positief ingaat op de vragen van de VN-inspecteurs.

Het lid merkt ook op dat de verdeeldheid onder de lidstaten van de Europese Unie inzake het defensiebeleid de zes landen die de Europese Gemeenschap hebben opgericht ertoe noopt een nieuwe dynamiek op gang te brengen, zodat Europa kan verder gaan op gebieden waar het momenteel te weinig vermogen aan de dag legt om gemeenschappelijke acties te voeren.

De heer Georges Clerfayt, volksvertegenwoordiger, heeft vragen bij de initiatieven die de premier zou kunnen nemen om aan de publieke opinie aan te tonen dat het huidige gebrek aan eenstemmigheid tussen de lidstaten van de Europese Unie louter een moeilijker fase is op de weg naar een betere toekomst voor de Europese Unie.

Hij snijdt ook een ander vraagstuk aan. Eens het conflict in Irak is beëindigd, quid met de wederopbouw van het land ? Komt er terzake een gemeenschappelijk Europees initiatief ? Het zou vanwege de Europese Unie zeker een positief signaal zijn omdat de lidstaten het op dat punt onderling oneens zijn.

De heer Danny Pieters, volksvertegenwoordiger, feliciteert de Belgische regering. Op grond van de gegevens waarover de regering beschikt, heeft zij de juiste beslissingen in het dossier-Irak genomen.

Hij heeft vragen bij de wens van de eerste minister dat de Europese Unie er bij Saddam Hoessein op zou aandringen om het ultimatum van de Verenigde Staten na te leven. Is dat een teken dat de Amerikaanse strategie wordt aanvaard ?

Men zou in het dossier-Irak geen totaal uiteenlopende verklaringen mogen afleggen om een voor het imago van het land mogelijk schadelijk opbod te voorkomen. De spreker onderstreept ten slotte dat de bevestiging van ons lidmaatschap van de NAVO en de daaruit voortvloeiende gevolgen niet noodzakelijk een alliantie met de Verenigde Staten inhoudt. Tussen die beide toestanden moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt.

Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen, senator, vraagt toelichting over het standpunt van de Belgische regering aangaande het gebruik van het Belgisch luchtruim door Amerikaanse militaire vliegtuigen en de doorvoer van Amerikaans militair materieel. Zij vraagt zich voorts af wat de toekomst en de invloed van de Frans-Duitse as in de Europese Unie zal zijn.

Zoals mevrouw Nagy heeft onderstreept, wenst zij ten slotte dat de zes stichtende landen van de Europese Gemeenschap de Europese structuren nieuw leven inblazen door een gemeenschappelijke en voluntaristische visie aan te nemen.

De heer Herman De Croo, voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, vraagt zich af welke lessen kunnen worden getrokken uit de in Kosovo gevolgde aanpak, waar de bombardementen door de NAVO werden uitgevoerd zonder dat dit onder VN-« paraplu » geschiedde; zulks lokte toentertijd heftige reacties uit van Rusland.

­ Het Lissabon-proces

De heer Mark Eyskens, volksvertegenwoordiger, constateert dat de economische situatie in de EU zorgwekkend is. De Duitse economie vertoont deflatoire kenmerken. Die economische achteruitgang is begonnen in 2000, lang voor de Irak-crisis. Is het niet noodzakelijk over te schakelen op een enigszins « reflatoir » beleid ? Met welke instrumenten zou dat gebeuren ? Indien de reeds erg lage intrestvoeten nog verder worden teruggeschroefd, komt men onvermijdelijk terecht in een « liquidity trap » zoals dat het geval was in Japan. Een dergelijk beleid ware bovendien catastrofaal voor de grote verzekeringsmaatschappijen.

Zowel Duitsland als Frankrijk hebben een begrotingstekort dat hoger ligt dan de krachtens het stabiliteits- en groeipact vastgelegde 3 %. Toch mag die grens niet worden overschreden, gelet op de overheidsschuld van sommige landen (onder meer ook België) en de vergrijzing van de bevolking. Structurele maatregelen zijn onontbeerlijk, bijvoorbeeld een herstructurering van het huidige pensioenstelsel (afschaffing van de leeftijdsgrenzen, bijsturing van de brugpensioenen enz.) of een selectieve immigratie teneinde de financiering van de pensioenen te waarborgen door te voorzien in een evenwichtiger demografische structuur.

De heer Georges Clerfayt, volksvertegenwoordiger, onderstreept dat het Lissabon-proces van kapitaal belang is gezien de sombere toestand waarin de Europese economie is beland.

De Europese Raad van Brussel zou dan ook een positief signaal moeten geven en de door de crisis getroffen bevolkingsgroepen bemoedigende perspectieven moeten bieden.

De heer Paul De Grauwe, senator, stelt vast dat gezien de economische conjunctuur, volgens de Belgische regering enige soepelheid gewenst is bij de toepassing van het stabiliteits- en groeipact. Hij vraagt zich af of de regering er ook mee kan instemmen dat de schuldratio van elk land afzonderlijk in aanmerking komt als criterium om het Pact strikt dan wel soepeler toe te passen. Moeten landen met een lage schuldratio even strikte normen in acht nemen als landen met een veel hogere schuldratio ?

Met betrekking tot de stemprocedures binnen de ECB veronderstelt de spreker dat het Verenigd Koninkrijk na de uitbreiding eveneens zitting zal hebben in het Directiecomité. Bijgevolg zal nog maar één zetel beschikbaar zijn voor een klein land, tenzij de samenstelling zelf van het Directiecomité wordt verruimd. Welke houding neemt de Belgische regering terzake in ?

De heer Danny Pieters, volksvertegenwoordiger, heeft vragen bij het gebruik der talen in het kader van het gemeenschapsoctrooi. Zullen alle officiële talen van de Europese Unie worden gehanteerd ? Welk standpunt zal de Belgische regering terzake innemen ? In het algemeen merkt de spreker op dat het vraagstuk inzake het gebruik der talen binnen de EU (onder meer in het vooruitzicht van de uitbreiding), waarover wegens tijdsgebrek geen debat kon worden gevoerd tijdens de vorige bijeenkomst van de EU-Raad, er niet langer op de agenda staat. Valt die situatie te verklaren door politieke motieven ?

Voorts merkt de heer Pieters op dat België voorstander is van een concurrentieel en dynamisch kennis-Europa. Hoewel de spreker zich in dat standpunt kan terugvinden, merkt hij op dat één van de meerderheidspartijen niet zonder reden heeft onderstreept dat het gevaarlijk zou zijn in de onderwijssector aan te sturen op concurrentie in het kader van de onderhandelingen over het GATS (General Agreement on Trade in Services). Hij vraagt zich dan ook af wat dient te worden verstaan onder dat « concurrentieel en dynamische kennis-Europa ». Kan daaruit worden geconcludeerd dat ook de onderwijssector moet worden gezien als een markt, waar de concurrentie moet worden bevorderd ?

­ De Conventie over de toekomst van de Europese Unie

Mevrouw Marie Nagy, senator, merkt op dat de Verklaring van Laken voorziet in regelmatig overleg met de voorzitter van de Conventie, teneinde de Europese Raad in kennis te stellen van de lopende werkzaamheden van de Conventie. Aangezien die ontmoeting ingevolge de gebeurtenissen in Irak niet zal plaatsvinden, vraagt de spreekster zich af welke plannen de Europese Raad terzake heeft.

De heer Danny Pieters, volksvertegenwoordiger, verwijst opnieuw naar het vraagstuk van het gebruik der talen in de EU en betreurt dat de aan de Conventie bezorgde stukken niet worden vertaald. Als ze niet in het Frans of het Engels zijn gesteld, worden ze op uiterst beperkte schaal verspreid. Dat is een spijtige zaak, zeker wanneer het gaat om amendementen op het ontwerp van constitutioneel verdrag dat de Conventie momenteel bespreekt.

­ De toestand in het Midden-Oosten

De heer Georges Clerfayt, volksvertegenwoordiger, vraagt zich af of de Europese Unie de publicatie van de road map inzake de toestand in het Midden-Oosten zal aangrijpen om via concrete stappen haar standpunt terzake kracht bij te zetten. Aangezien de heer Abou Mazel waarschijnlijk als eerste minister van de Palestijnse Autoriteit zal worden aangewezen, moet worden afgestapt van het immobilisme. Volgens de spreker is die road map in de eerste plaats bedoeld als een vorm van public relations van de Verenigde Staten om de Arabische wereld gunstig te stemmen na het uitbreken van de oorlog in Irak. Die road map is bovendien een papieren tijger en bevat, naast een reeks van vrome wensen, enkel nog voorstellen die reeds door Israël werden verworpen.

3. Antwoorden van de eerste minister

­ De Irak-crisis

België zal na overleg met Frankrijk en Duitsland zijn standpunt bepalen over de toegang tot het nationale luchtruim en de transporten van militair materieel. De huidige crisis heeft een breuklijn blootgelegd, niet alleen binnen de EU maar ook binnen de Verenigde Naties.

We moeten ons verder bezinnen ­ die denkoefening is trouwens al zeer lang bezig ­ over de werking van de VN-Veiligheidsraad en de manier waarop aan conflictbeheersing gedaan wordt in de wereld.

De situatie in Noord-Korea vormt een reële bedreiging, niet alleen voor Japan, maar voor de hele regio.

De internationale gemeenschap in haar geheel, met inbegrip dus van de Europese Unie, moet de koe bij de hoorns vatten.

In vergelijking met de dreiging die van Noord-Korea uitgaat, is de situatie in Irak minder zorgwekkend. Hoe navrant is het dan ook te moeten vaststellen dat men met Noord-Korea, een land dat vermoedelijk in staat is kernwapens te ontwikkelen, liever de dialoog gaande houdt, terwijl men de Iraakse crisis gewapenderhand wil beslechten.

De EU is de afgelopen weken niet al te fraai in beeld gekomen. Als de Europese Unie er niet in slaagt een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) te voeren dat die naam waardig is, hoeven we er niet op te hopen een belangrijke politieke speler te worden op internationaal niveau. De premier blijft er echter gerust in. Hij verwees naar de brief die hij in juli 2002 aan zijn collega's van de EU-lidstaten had gestuurd met betrekking tot de uitbouw van een Europese defensie. Zijn voorstellen staan trouwens ook in het document dat in januari 2003 door de Franse en Duitse minister van Buitenlandse Zaken aan de Conventie werd overgelegd. Premier Verhofstadt vermeldde in dat verband de aankoop van wapens via een Europees agentschap, de invoering van een gemeenschappelijke commandostructuur, de uitbreiding van de taken van Petersburg, en de ontwikkeling van een Europese defensie-identiteit, via de invoeging in de verdragen van een artikel 5, dat de Europese pijler van een nieuwe Atlantische politiek moet vormen.

De Frans-Duitse as is op dit moment de drijvende kracht achter die veranderingen, die in het belang zijn van de EU.

In de Conventie werd de mogelijkheid van een ad-hoc samenwerking op het gebied van defensie trouwens reeds opgeworpen.

Naast de euro zou een gemeenschappelijke defensie-identiteit een andere vorm van « soevereiniteit » van Europa tot stand brengen. De Belgische regering zal alles in het werk stellen om zo veel mogelijk lidstaten bij dit project te betrekken.

Tot slot onderstreepte de premier het belang van conflictpreventie door het aanpakken van de oorzaken van het conflict. Uiteraard zal de Europese Raad ook al aandacht hebben voor de wederopbouw van Irak, en de EU zal dienaangaande een standpunt moeten innemen. De Unie heeft in het verleden trouwens al vele projecten in het Midden-Oosten gefinancierd, om op die manier te investeren in de vrede. Helaas blijft daar nu niet veel meer van over.

­ Het Lissabon-proces

België heeft altijd veel belang gesteld in de strategie van Lissabon, en heeft een reeks verstrekkende sociale en economische maatregelen getroffen (verlaging van de vennootschapsbelasting en van de personenbelasting, ondernemingsloketten, kruispuntbank).

Andere EU-lidstaten zijn daar niet in geslaagd. België kon de afgelopen drie jaar bogen op een begrotingsoverschot van respectievelijk 0,2 %, 0,4 % en 0,2 %. Andere lidstaten moesten het begrotingsjaar afsluiten met een begrotingstekort van rond de 3 % of zelfs meer dan 3 %, het bij het stabiliteits- en groeipact vastgestelde maximaal toegestane tekort.

In dat verband is België van mening dat het pact met de nodige soepelheid moet worden toegepast, en dat overwogen moet worden om te werken met structurele saldo's, die via de automatische stabilisatoren gecorrigeerd worden in geval van cyclische fluctuaties. Dat principe van een beperkte « flexibiliteit » bij de toepassing van het pact wordt door de Europese Commissie trouwens aanvaard.

Gelet op de Belgische overheidsschuld (101,8 %) kan ons land zich geen begrotingstekort veroorloven. België draagt evenwel niet langer de rode lantaarn, en laat Griekenland en Italië nu achter zich.

Wat het directiecomité van de ECB betreft, zijn er twee opties : het aantal leden van het directiecomité optrekken, of kiezen voor een minder sterke vertegenwoordiging van de grote lidstaten (4 leden). De Belgische standpunten betreffende de GATS (Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten) die aan de Europese Commissie werden meegedeeld, zijn niet in strijd met de onderscheiden doelstellingen met betrekking tot de bevordering van de kenniseconomie, zoals het verhogen van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling, met 3 % als streefcijfer.

In het kader van het Europese octrooirecht zal elke burger een octrooiaanvraag kunnen indienen in zijn moedertaal, en hij zal ook antwoord krijgen in zijn moedertaal. Elk octrooi zal beschikbaar zijn in het Frans, het Engels en het Duits. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de eisen van de bedrijfswereld.

België steunt eveneens de bevordering van de culturele en taaldiversiteit van Europa. Deze diversiteit maakt de rijkdom uit van Europa en zelfs indien de hieraan verbonden financiële kost hoog lijkt, is het toch een principekwestie.

­ De Europese Conventie

In april 2003 vindt een extra bijeenkomst van de Europese Raad plaats met op de agenda een gedachtewisseling met de voorzitter van de Conventie, de heer V. Giscard d'Estaing.

­ De toestand in het Midden-Oosten

De Verenigde Staten zouden hun « road map » met betrekking tot het Midden-Oosten moeten publiceren. De voorwaarden daarvoor zijn nu vervuld, dankzij de steun van de andere leden van het « kwartet » (Verenigde Staten, Rusland, Verenigde Naties en Europese Unie).

B. DEBRIEFING BETREFFENDE DE EUROPESE RAAD VAN BRUSSEL

Op dinsdag 25 maart 2003 heeft de eerste minister, de heer Guy Verhofstadt, de conclusies van de Europese Raad van Brussel (20-21 maart 2003) toegelicht tijdens een gemeenschappelijke vergadering van het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden, en de commissies voor de Buitenlandse Betrekkingen van Kamer en Senaat.

1. Uiteenzetting door de eerste minister

De Europese Raad (Lentetop) van Brussel is tot een akkoord gekomen over het gemeenschapsoctrooi en heeft een reeks maatregelen goedgekeurd om het sociaal model te bevorderen.

Eén doelstelling werd echter niet bereikt : deze betreffende het belastingpakket. Er kon geen akkoord worden getroffen omwille van de link gemaakt door de Italiaanse regering tussen het belastingpakket en de boetes te betalen voor het overschrijden van de melkquota's.

De eerste minister heeft eveneens de nadruk gelegd op de maatregelen genomen ter bevordering van de veiligheid op zee. Het is ook de bedoeling van de Unie een belangrijke rol te blijven vervullen in de promotie van de duurzame ontwikkeling.

De Europese Raad heeft de lidstaten verzocht het streefcijfer van 3 % van het bruto binnenlands produkt voorop te stellen voor investering van de bedrijven in onderzoek en ontwikkeling.

De door het Verenigd Koninkrijk voorgestelde Europese « task force » over tewerkstelling werd eveneens besproken. De Europese Raad is van mening dat deze « task force » onder toezicht van de Europese Commissie moet worden geplaatst omdat het communautair beleid inzake tewerkstelling niet moet worden overkoepeld door een intergouvernementele instelling zoals de Europese Raad.

Eén van de belangrijke punten die de Europese Raad besproken heeft was de toestand in Irak en de houding van de Europese Unie tegenover dit conflict. De Unie heeft opzettelijk nagelaten het probleem van de heropbouw van het land aan te kaarten, maar wel dit van de humanitaire hulp onder toezicht van de Verenigde Naties. België heeft er zich trouwens toe verbonden mede in te staan voor het transport in het kader van de humanitaire hulp.

Op regionaal niveau heeft de Europese Unie haar steun verleend aan de publicatie en het aanwenden van de « road map » goedgekeurd door het kwartet (Verenigde Staten, Rusland, Verenigde Naties en Europese Unie) in het kader van de heropleving van het vredesproces in het Midden-Oosten.

Op internationaal niveau, verklaart de Raad zich vastbesloten de capaciteit van de Europese Unie in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het Europees veiligheids- en defensiebeleid te versterken.

De eerste minister heeft het belang voor de Europese Unie onderstreept om een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen bij conflicten in wording. Wat Irak betreft, moet worden betreurd dat de Europese Unie niet heeft getracht een gezamenlijk standpunt in te nemen en dit te verdedigen bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Daarom is aangekondigd dat op 29 april 2003, op initiatief van België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en met andere landen die, desgevallend, hun interesse hiervoor zouden tonen, een Top over Europese Defensie zal plaatsvinden in het Egmontpaleis te Brussel. De doelstelling van deze Top is een samenhangende politiek op gebied van het Europees veiligheids- en defensiebeleid te ontwikkelen en duidelijke doelstellingen hieromtrent te definiëren. Deze Europese defensiecapaciteit zou de krachtverhoudingen binnen de NAVO weer wat in evenwicht brengen en zou dus de Europese pijler vormen van de Atlantische Alliantie.

Wat de Conventie over de Toekomst van Europa betreft, heeft er op 16 april 2003 een vergadering plaats met de voorzitter van de Conventie, de heer Valéry Giscard d'Estaing, gevolgd door een buitengewone Europese Raad op 30 juni 2003.

2. Gedachtewisseling

De heer Georges Dallemagne, senator, wenst meer informatie te ontvangen over de humanitaire hulp die Europa ter beschikking wil stellen. Deze hulp is snel nodig en moet efficiënt worden beheerd. Betreft het hier een loutere financiële hulp of is Europa ook echt operationeel betrokken bij deze hulpverlening ?

Wat de « road map » voor het Midden-Oosten betreft, kan de vraag worden gesteld wat de specifieke rol van Europa in dit geheel zal zijn. Zal er ook een Belgische deelname zijn ? Met een budget voor de drie grote Arabische landen van slechts 1,5 % van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking, is deze deelname thans niet erg groot. Welke politieke acties zullen worden ondernomen in het kader van deze « road map »? Het is belangrijk in dit opzicht ook de Euro-Arabische dialoog en de Euro-Mediterrane samenwerking te betrekken en verder uit te werken.

De Europese defensie zal worden behandeld op de door de eerste minister aangekondigde top van 29 april aanstaande. Wat is het concept van deze top ? Waarover zal gesproken worden en wat is de uiteindelijke bedoeling ?

Tenslotte wordt meer toelichting gevraagd bij de dreiging die zou uitgaan van de nucleaire capaciteit van Iran.

De heer Dirk Van der Maelen, volksvertegenwoordiger, stelt vast dat er tussen de ontwerptekst en de definitieve tekst een groot verschil bestaat wat de financiering van de diensten van algemeen belang betreft. Oorspronkelijk stond er dat dit diende te gebeuren in het kader van de afspraken die gelden om staatssteun te beperken. Er werd echter toegevoegd dat dit diende te gebeuren zonder de markt van verhandelbare diensten te verstoren. Dit kan leiden tot problemen inzake kwaliteitsbepaling, vrije toegang en democratische controle. Kan de eerste minister dit verder verduidelijken ?

Het fiscaal pakket is gestrand op een veto van Italië. Dit lijkt een groot probleem te worden nu de Europese Commissie ermee heeft gedreigd de beslissing van de Raad van ministers te zullen aanvechten bij het Hof van Justitie. Is deze dreiging afgewend ?

Is de beslissing om in de conclusies niets op te nemen over de heropbouw en de « institution building » van Irak, genomen in overleg met de andere Europese leiders in de Europese Raad, of is dit enkel een signaal dat er geen wil was om over dit probleem te debatteren. Voor de SP.A is het duidelijk dat een heropbouw onder leiding van de Verenigde Staten, zoals sommige Atlantische landen verdedigen, onaanvaardbaar is. Dit moet gebeuren onder de reële en praktische leiding van de Verenigde Naties, hetgeen dus verder moet gaan dan het louter mandateren van een bepaald land via een resolutie van de Veiligheidsraad.

Hoewel Turkije heeft gesteld niet te zullen binnenvallen in Irak, gonst het van de andersluidende geruchten. Kan de eerste minister hier meer over vertellen en wat is het Belgische standpunt terzake ?

Wanneer wordt gesteld dat niet dezelfde fout mag worden gemaakt in het geval van Iran en Noord-Korea, zoals dit is gebeurd met Irak, kan men dan zeker zijn dat er effectief over deze probleemgebieden zal worden gepraat ? Zullen Atlantisten (Verenigd Koninkrijk, Spanje) en de grote Europese landen in de Veiligheidsraad (Frankrijk, Duitsland) bereid zijn zich te laten binden door een Europese consensus die zou worden bepaald ?

Tenslotte steunt de SP.A-fractie het voorgestelde Europees defensie-initiatief. Gelijkgezinde Europese landen moeten verder kunnen gaan zonder te moeten wachten op de afwijzende landen. Enkel op die manier heeft men successen als Schengen en de euro kunnen realiseren. Nochtans is er eerst een doctrine nodig. De relatie met de Verenigde Naties en met de NAVO zal moeten worden uitgekaard. Als richtsnoer voor een dergelijke doctrine kan worden verwezen naar een resolutie die door Kamer en Senaat in het verleden is aangenomen.

Een uitbouw van een Europese defensie mag ook niet leiden tot een buitensporige financiering van de defensie zoals thans in de Verenigde Staten bestaat. Tenslotte dient de rol van de Belgische capaciteit in dit opzicht te worden bekeken. Zal er nog een eigen Belgisch leger nodig zijn ?

De heer Philippe Mahoux, voorzitter van het Federaal Adviescomité voor Europese aangelegenheden, verheugt zich over de humanitaire hulp die België via de Verenigde Naties zal leveren aan de bevolking van Irak. Verder kan men het enkel eens zijn met de stelling dat thans met de gelijkgezinden moet worden gewerkt aan de uitbouw van een eigen Europese defensiecapaciteit. De budgetten die hiervoor nodig zijn, dienen niet verhoogd te worden. Door een optimalisering en globalisering van de bestaande nationale defensiebegrotingen zal reeds heel wat verwezenlijkt kunnen worden.

Een vraag betreft de Europese Conventie. Wat is de visie van de eerste minister op de werkzaamheden ? Zal de agenda kunnen worden gerespecteerd en wanneer kunnen resultaten worden verwacht ?

3. Antwoorden van de eerste minister

­ Humanitaire hulp aan Irak

De eerste minister verwijst naar het communiqué dat namens de regering door minister Flahaut zal worden verspreid over de humanitaire hulpverlening van België aan Irak.

De Europese Commissie had al 79 miljoen euro vrijgemaakt voor humanitaire hulp die dient te worden verstrekt in het kader van de Verenigde Naties. Ook de Belgische inspanningen zullen worden ingeschreven in de plannen van de Verenigde Naties. Deze eerste hulp via het UNICEF-programma is hier een treffend voorbeeld van.

­ Turkije en Irak

België zal in het kader van de NAVO nauwgezet toekijken op de rol die Turkije wenst te spelen in Irak. Het is duidelijk dat wanneer een Turkse inval in Irak plaatsheeft, dit het akkoord binnen de NAVO op de helling zal zetten. Dit standpunt wordt onder andere ook door Duitsland verdedigd. België zal zich hier tegen blijven verzetten.

­ Iran en Noord-Korea

Alle deelnemers aan de Europese Raad waren het eens met het ingenomen standpunt aangaande Noord-Korea. Er moet immers vermeden worden dat, indien men te laat de ernst van de situatie inziet, men geen eensgezind standpunt meer zal kunnen innemen. Noord-Korea is immers geen lokaal probleem, maar deze situatie vormt een bedreiging voor de hele regio. Het is een internationaal probleem dat op de agenda van de Europese Raad moet staan om een duidelijke strategie te ontwikkelen die onafhankelijk is van de bilaterale contacten tussen de Verenigde Staten en Noord-Korea. Daarom ook wordt een speciale top hierover georganiseerd.

De situatie in Iran is door de eerste minister zelf als voorbeeld aangehaald maar is niet besproken tijdens de Europese Raad. Het illustreert echter perfect de these dat een buitenlands beleid niet kan worden gecreëerd op het moment dat het probleem zich voordoet. Een lange termijn-visie is hier essentieel. Indien men in maart 2002 tijdens een vorige Europese Raad had willen debatteren over Irak, zou een coherente Europese positie tot de mogelijkheden hebben behoord. Thans is een beleid van de Europese Unie mislukt, omdat men zelfs niet heeft geprobeerd een degelijk beleid te voeren.

­ Midden-Oosten

De Europese Raad vraagt de onmiddellijke publicatie en uitvoering van de « road map » die door de Verenigde Naties, de Verenigde Staten, Rusland en de Europese Unie werd uitgewerkt.

Men vraagt om dit nu te doen en niet te wachten tot de crisis in Irak is opgelost. Nu moet gebruik worden gemaakt van het momentum om zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor de situatie in het Midden-Oosten.

Wat de rol van de Euro-Arabische dialoog betreft, zoals bijvoorbeeld het Medea-programma, kan worden opgemerkt dat zeer veel middelen beschikbaar zijn die echter bijna niet worden aangewend. De Belgische overheid spoort dan ook de Europese Commissie ten zeerste aan de procedure voor het aanvragen van deze budgetten te vereenvoudigen. Daarnaast helpt België een aantal Arabische landen (waaronder Algerije en Marokko) om de bureaucratie in Brussel het hoofd te bieden.

­ Europese defensiecapaciteit

Het is absoluut niet de bedoeling om de NAVO op te doeken. Wel moet er worden gestreefd naar een groter evenwicht binnen de bestaande structuren.

Een financiering voor een defensiecapaciteit zoals bestaat in de Verenigde Staten zal voor Europa niet nodig zijn. Het zou trouwens materieel niet realiseerbaar zijn. Er is niet meer geld nodig, men zal integendeel kunnen besparen op het vlak van defensie, als men erin slaagt om de budgetten op elkaar af te stemmen en efficiënter te benutten.

Ter illustratie : de Verenigde Staten besteden dagelijks één miljard dollar aan defensie tegenover 600 miljoen euro langs Europese zijde. De Verenigde Staten hebben een miljoen soldaten, Europa telt meer dan 2 miljoen soldaten. Europa besteedt dus veel meer geld aan manschappen, en schiet tekort wat uitrusting en research betreft. Meer zelfs, de output van Europa bedraagt slechts 10 % van die van de Verenigde Staten. Er is dus veel verbetering mogelijk.

De vergadering van 29 april heeft dan ook tot doel om een korte- en lange-termijnvisie te ontwikkelen op het vlak van een Europese defensie. Hiervoor zullen de standpunten van Frankrijk en Duitsland en de gelijkaardige Belgische ideëen (opgenomen in de brief van de eerste minister van juli laatstleden) als basis worden gebruikt. Indien Europa meer wil worden dan een louter economische gemeenschap, zullen er nu verregaande initiatieven moeten worden genomen.

­ Fiscaal pakket

De conclusies die door de ECOFIN-Raad werden genomen, komen tegemoet aan de opmerkingen van de Europese Commissie. Hier bestaan dan ook geen problemen meer. Er moet tenslotte worden opgemerkt dat ook Nederland een beslissing in dit dossier heeft tegengehouden.

­ Europese Conventie

Er is beslist om op 16 april in Athene een vergadering te hebben met voorzitter Giscard d'Estaing om een tussentijdse evaluatie te maken van de werkzaamheden van de Europese Conventie. Deze zal op 30 juni worden gevolgd door een buitengewone Europese Raad.

De Benelux-landen zullen begin april bijeenkomen om samen met een aantal gelijkgezinde landen tot een gemeenschappelijk standpunt over de toekomst van de Europese Unie te komen dat een alternatief vormt voor de bestaande Frans-Duitse en Brits-Spaanse voorstellen.

­ Diensten van algemeen economisch belang

In de door de Raad Algemene Zaken aangenomen tekst was bepaald dat de verstrekking van openbare diensten verenigbaar diende te zijn met de voorschriften aangaande overheidssteun en mededinging. In de op de Europese Raad voorgelegde tekst stond het net omgekeerd. Het voorstel stelde dat het verlenen van overheidssteun niet mag leiden tot het in gevaar brengen van de openbare dienstverlening.

Het compromis dat bereikt werd in conclusie 26 van de Europese Raad komt tegemoet aan beide visies.

De voorzitters-rapporteurs,

Philippe MAHOUX (S).
Herman DE CROO (K).


BIJLAGE

CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP

EUROPESE RAAD VAN BRUSSEL
20 EN 21 MAART 2003

1. De Europese Raad is op 20 en 21 maart 2003 bijeengekomen voor zijn derde voorjaarsbijeenkomst over de economische, sociale en milieusituatie in de Unie. De bijeenkomst werd voorafgegaan door een gedachtewisseling met de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Pat Cox, over de belangrijkste agendapunten.

2. De staatshoofden en regeringsleiders, en de ministers van Buitenlandse Zaken, respectievelijk van Financiën zijn eveneens met hun collega's uit de dertien kandidaat-lidstaten en toetredende staten bijeengekomen om te spreken over de strategie van Lissabon en de uitvoering daarvan, alsmede over een aantal internationale vraagstukken.

3. De Europese Raad vervult tijdens zijn jaarlijkse voorjaarsbijeenkomsten de centrale rol bij de bepaling van de richting van het optreden van de Unie op economisch, sociaal en milieugebied ter verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon om van de Europese economie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.

4. Na afloop van zijn besprekingen maakte de Europese Raad een akkoord bekend over :

­ de prioritaire doelstellingen van de Europese Unie ten aanzien van het hervormingsprogramma van Lissabon (zie deel I); en

­ een aantal richtsnoeren en specifieke maatregelen om deze doelstellingen te verwezenlijken (zie deel II).

5. De Europese Raad nam tevens conclusies aan betreffende de uitbreiding en een aantal internationale vraagstukken. Die conclusies zijn opgenomen in deel II.

DEEL I

GROEI, WERKGELEGENHEID EN WELVAART
IN ONS EUROPA

6. Net als andere delen van de wereld heeft de Europese Unie momenteel te maken met een afnemende groei en een verlaging van de werkgelegenheidsgroei. De economische onzekerheid en de wereldwijde politieke risico's wegen zwaar op de korte-termijnperspectieven en hebben het economisch herstel vertraagd. Daarom is het des te meer van belang het groeivermogen van onze economieën te verbeteren door middel van een gezond macro-economisch beleid en doelgerichte structurele hervormingen.

7. Drie jaar geleden heeft de Europese Unie in Lissabon de strategische doelstelling vastgesteld om van de Europese economie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Om een en ander waar te maken hebben wij ons gecommitteerd aan een ambitieus, alomvattend tienjarenprogramma van hervormingen van de arbeids-, kapitaal- en productenmarkten die elkaar onderling versterken.

8. Er zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt met de agenda van Lissabon, die nu zijn vierde jaar ingaat. Opmerkelijke resultaten zijn geboekt, onder meer wat betreft het openstellen van de energiemarkten, het tot stand brengen van een gemeenschappelijk luchtruim, de modemisering van het mededingingsbeleid, het invoeren van een geïntegreerde financiële markt voor heel Europa en een akkoord over een gemeenschapsoctrooi. Sinds de start van de strategie van Lissabon zijn vijf miljoen nieuwe banen gecreëerd, ­ waarvan, ondanks het minder gunstige economische klimaat, 500 000 in 2002 ­ en is het aantal werklozen met twee miljoen gedaald.

9. Toch is er nog veel te doen. De Unie en de lidstaten moeten thans met name hun toezeggingen inzake economische hervormingen nakomen door de daad bij het woord te voegen. Wij bevestigen onze krachtige persoonlijke inzet voor de tijdige en effectieve uitvoering van hervormingen met betrekking tot de drie pijlers van de strategie van Lissabon ­ dus op economisch, sociaal en milieugebied.

10. Het bevorderen van duurzame groei en het scheppen van meer en betere banen moeten onverminderd bovenaan de agenda van de Unie blijven staan. Die doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt door het voeren van een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid, door werk te maken van economische hervormingen, door krachtige maatregelen voor meer werkgelegenheid en modemisering van het Europees sociaal model, en door de uitvoering van de in Göteburg vastgestelde strategie voor duurzame ontwikkeling. Ondanks de recente vooruitgang is het in het kader van deze hervormingsagenda noodzakelijk tegelijkertijd de vergrijzingsproblematiek op een meer doeltreffende manier aan te pakken, teneinde de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn te garanderen.

11. De uitbreiding vergroot de mogelijkheden tot economische groei en tot het verwezenlijken van de doelstellingen van Lissabon. De toekomstige lidstaten zijn voor het eerst in het voorjaarsverslag van de Commissie opgenomen. Zij zijn bezig hervormingsmaatregelen aan te nemen en beginnen deel te nemen aan de open coördinatiemethode. De strategie van Lissabon biedt gemeenschappelijke oplossingen voor gemeenschappelijke problemen en is een essentieel instrument om het uitbreidingsproces te ondersteunen en om in de gehele Unie beste praktijken en ervaringen uit te wisselen.

12. Met het oog op die hervormingen stelt de Europese Raad de volgende prioriteiten vast :

­ Bevordering van werkgelegenheid en sociale cohesie. Er is reële vooruitgang geboekt inzake de werkgelegenheid, maar het verwezenlijken, in 2010, van de in Lissabon geformuleerde doelstelling van een werkgelegenheidsgraad van 70 % vergt verstrekkende structurele hervormingen gericht op volledige werkgelegenheid, hogere productiviteit en banen van hoge kwaliteit. De arbeidsmarkten in de EU moeten inclusiever worden, met werkgelegenheidskansen voor iedereen, en moeten zich tegelijkertijd soepeler kunnen aanpassen aan de economische situatie. Het is noodzakelijk dat de lidstaten de belasting- en uitkeringenstelsels drastisch hervormen, het toetreden tot de arbeidsmarkt en de arbeidsparticipatie sterker stimuleren, en genderspecifieke verschillen op de arbeidsmarkt terugdringen. Levenslang leren moet worden bevorderd, en in heel Europa moet nauwer worden samengewerkt om de normen inzake vaardigheden doorzichtiger te maken.

­ Voorrang voor innovatie en ondernemerschap. Europa heeft een enorm innovatiepotentieel, maar moet meer doen om ideeën om te zetten in werkelijke toegevoegde waarde. Het Europese ondernemerspotentieel kan zich slechts volledig ontwikkelen als de interactie tussen het bedrijfsleven en de onderzoeksinstellingen wordt gestimuleerd. De industriesector is een vitale bron van groei en werkgelegenheid, en zal in de kenniseconomie een belangrijke rol blijven spelen. Er moeten passende voorwaarden worden gecreëerd voor O&O ­ met name bij bedrijven ­ zodat de EU dichter bij haar streefcijfer van 3 % van het BBP voor O&O kan komen. Er moeten maatregelen worden genomen om voor ondernemingen van elke omvang het betreden en het verlaten van de markt te vereenvoudigen, de toegang tot financiën en knowhow te vergemakkelijken, de regelgeving te verbeteren en de administratieve lasten te verlichten. Ook moeten maatregelen worden genomen om ondernemingszin bij jongeren te stimuleren.

­ Europa verbinden ­ versterking van de interne markt. Een dynamische en goed functionerende interne markt is onontbeerlijk voor productiviteit en groei, zeker in een grotere Unie. Het is belangrijk dat voortvarend wordt opgetreden om de Europese markten verder open te stellen en te integreren, en tegelijkertijd het regelgevend kader te verbeteren en een hoge standaard van consumentenbescherming te waarborgen. De hervorming van de mededingingsinstrumenten (anti-trustregeling, regeling inzake fusies en kartelvorming) moet worden voltooid; ondoeltreffend functionerende markten moeten worden onderzocht en aangepakt. Van netwerkindustrieën, zoals de energie-, de vervoers- en de telecommunicatiesector, moeten de integratie en de connectiviteit verder worden opgevoerd en de netwerken moeten worden voltooid en uitgebreid, vooral met het oog op de uitbreiding. Het potentieel van de interne markt voor diensten moet volledig worden benut en het actieplan voor financiële diensten moet versneld worden uitgevoerd.

­ Milieubescherming voor groei en banen. Om de doelstellingen van Lissabon te kunnen verwezenlijken moet het economisch potentieel van iedere lidstaat ten volle worden benut; tegelijkertijd moet echter werk worden gemaakt van een beter milieu en een hogere levenskwaliteit. Zo blijft het van onverminderd belang om de maatregelen op milieugebied krachtig door te zetten. Zij vormen een belangrijke factor ten gunste van innovatie en de invoering van nieuwe technologieën die tot groei en ontwikkeling leiden. Milieudoelstellingen zullen als een katalysator werken voor innovatie en modemisering in sleutelsectoren zoals energie en vervoer, en zullen nieuwe investeringen in schone, meer op een efficiënt gebruik van hulpbronnen gebaseerde technologieën bevorderen.

13. Om vooruitgang te boeken met betrekking tot die prioriteiten heeft de Europese Raad :

­ de richting aangegeven voor de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de herziene Europese werkgelegenheidsstrategie, die in juni zullen worden aangenomen;

­ de Commissie verzocht een Europese taakgroep werkgelegenheid op te richten die zal helpen bij het aanwijzen van praktische hervormingsmaatregelen die rechtstreeks en onmiddellijk van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de herziene werkgelegenheidsstrategie door de lidstaten;

­ een aantal essentiële hervormingen van de arbeidsmarkt aangegeven die op nationaal niveau moeten worden uitgevoerd;

­ maatregelen genomen om de steun van de Unie voor kennis, innovatie en ondernemerschap op te voeren teneinde het cruciale belang van het concurrentievermogen te benadrukken;

­ termijnen vastgesteld voor een definitief akkoord over de resterende hervormingen van Lissabon op kerngebieden, met het oog op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad van volgend jaar : spoorwegen, energiemarkten, een gemeenschappelijk Europees luchtruim, financiële markten (inclusief overnamebod), markten voor overheidsopdrachten, de informatiemaatschappij, uitzendarbeid, regelgeving inzake sociale zekerheid voor grensoverschrijdende arbeid, energiebelasting, aansprakelijkheid voor milieuschade en klimaatverandering;

­ een alomvattende reactie geformuleerd in verband met de maritieme veiligheid na de ramp met de Prestige;

­ opnieuw verklaard bijzonder veel belang te hechten aan een sterkere samenhang in de hele Unie en aan het leiderschap van de Unie inzake het bevorderen van duurzame ontwikkeling in de wereld.

14. De specifieke maatregelen die de komende twaalf maanden een en ander in de praktijk moeten omzetten, worden hieronder aangegeven.

DEEL II

ONZE DOELSTELLINGEN REALISEREN BESLUITEN EN ACTIES VOOR DE KOMENDE TWAALF MAANDEN

A. Economische context en beleidsinstrumenten

15. De economische vertraging heeft langer geduurd dan verwacht en de vooruitzichten worden vertroebeld door economische onzekerheid en wereldwijde politieke risico's. In het huidige klimaat zijn gezonde macro-economische maatregelen nodig om het vertrouwen en de economische groei te herstellen.

16. Tegen deze achtergrond heeft de Europese Raad :

­ zijn goedkeuring gehecht aan de door de Raad (Ecofin) aangenomen kernpuntennota, die samen met deze conclusies de basis zal vormen voor de komende globale richtsnoeren voor het economisch beleid. De GREBs moeten een beknopt document worden, waarin de nadruk ligt op kernvraagstukken en prioriteiten voor het economisch beleid voor een periode van drie jaar, en waarin, waar passend, specifieke termijnen worden vastgesteld voor de toepassing van aanbevelingen inzake hervorming;

­ het belang van een versterkte coördinatie van het begrotingsbeleid bevestigd, zodat het groeipotentieel van de Europese economieën en de voorbereiding op de uitdagingen op middellange termijn worden verbeterd. Derhalve keurt de Europese Raad het door de Raad (Ecofin) aangenomen verslag terzake volledig goed en verzoekt hij de Raad en de lidstaten de conclusies van dat verslag uit te voeren.

17. 2003 biedt een bijzondere kans om een aantal gestroomlijnde belangrijke beleidscoördinatie-instrumenten ­ globale richtsnoeren voor het economisch beleid, werkgelegenheidsrichtsnoeren en strategie voor de interne markt ­ aan te wenden en in een nieuw driejarenperspectief te plaatsen. Dit moet leiden tot een bredere, efficiëntere en coherentere aanpak van de hervormingen, die moeten stoelen op een gezond macro-economisch kader, waarin aanbevelingen voor economische hervormingen waar passend vergezeld moeten gaan van specifieke termijnen.

18. Teneinde de kwaliteit, en in het bijzonder de vergelijkbaarheid in de tijd en tussen landen en regio's onderling van statistische en analytische instrumenten te verbeteren, zodat beleidsmaatregelen op een betere analytische grondslag worden opgesteld en bewaakt, neemt de Europese Raad tevens nota van het voornemen van de Commissie om met het oog op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 in nauwe samenwerking met het Europees Statistisch Stelsel, een verslag op te stellen over een beter gebruik van structurele indicatoren en andere analytische instrumenten bij de evaluatie van de vooruitgang die met de strategie van Lissabon wordt geboekt.

19. Gelet op de centrale rol van het jaarlijkse voorjaarsverslag van de Commissie voor de evaluatie van de vooruitgang die met de agenda van Lissabon is geboekt, verzoekt de Europese Raad de Commissie bij de opstelling van haar verslag voor 2004 na te gaan welke meetbare verschillen het gevolg zijn van de geïntegreerde aanpak van Lissabon, en te evalueren hoe de lidstaten deze successen hebben geboekt en hun positie hebben verbeterd; hierbij moet ook duidelijk worden gemaakt hoe hervormingen op het gebied van regelgeving de doelstellingen van Lissabon helpen verwezenlijken.

B. Economische hervormingen om het groeipotentieel van Europa te versterken

20. De EU moet de economische hervormingen versneld doorvoeren om haar visie van een kenniseconomie te verwezenlijken en haar groeipotentieel voor de lange termijn te versterken. Voor het concurrentievermogen moet opnieuw een centrale plaats worden ingeruimd. Dit betekent dat een klimaat moet worden geschapen waarin het ondernemen en het ondernemerschap kunnen bloeien, de interne markt wordt voltooid en uitgebreid, en veel meer geïnvesteerd wordt in kennis, die de beste waarborg biedt voor innovatie en een hoog opleidingsniveau van de arbeidskrachten.

21. In die context moet de nieuwe Raad Concurrentievermogen zijn horizontale rol bij het versterken van concurrentievermogen en groei in het kader van een door de Commissie op te stellen geïntegreerde strategie voor het concurrentievermogen, actief invullen en zich op gezette tijden beraden op horizontale en sectorale vraagstukken. De werkzaamheden van deze nieuwe Raad zullen die van de Raad Economische en Financiële Zaken aanvullen, zulks om de economische hervormingen te doen slagen.

Bevordering van het ondernemen en van het ondernemerschap

22. Om te zorgen voor duurzame groei en welvaart in een uitgebreid Europa hebben we een dynamische en concurrerende industrie- en dienstensector nodig. Op EU- en op nationaal niveau zijn verdere inspanningen nodig om het algemene bedrijfsklimaat in alle sectoren, inclusief het toerisme, te verbeteren, de administratieve en regelgevende verplichtingen voor ondernemingen te beperken en in het bijzonder de oprichting en ontwikkeling van kleine ondernemingen te stimuleren. Het is tevens van fundamenteel belang een cultuur van ondernemerschap te bevorderen door mensen te motiveren en de maatschappij aan te sporen waardering te tonen voor succesvol ondernemerschap. Tot slot moet ook nog aandacht worden geschonken aan het herstel van het vertrouwen van het publiek in het bedrijfsleven door verantwoordelijk ondernemingsbestuur aan te moedigen.

23. Tegen deze achtergrond :

­ spoort de Europese Raad de lidstaten aan om actief deel te nemen aan het raadplegingsproces naar aanleiding van het Groenboek van de Commissie over « Ondernemerschap in Europa », en verzoekt hij de Commissie om, bij wijze van follow-up, voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 een Europees actieplan inzake ondernemerschap in te dienen, waarin bijzondere aandacht uitgaat naar het vergemakkelijken en versnellen van het opstarten van ondernemingen, het vergemakkelijken van de toegang tot goedkope financieringsbronnen, met name risicokapitaal en microkredieten, en het verbeteren van de faillissementswetgeving;

­ verzoekt hij de lidstaten initiatieven te ontwikkelen om ondernemerschap actiever te bevorderen via het onderwijs, en de algemene maatschappelijke waardering voor het ondernemerschap te stimuleren, ook door op EU-niveau ondernemerschapsprijzen in te stellen in samenwerking met de werkgeversorganisaties;

­ moedigt hij de lidstaten aan de uitvoering van het Europees handvest voor kleine bedrijven op innoverende wijze te versnellen, zodat kleine ondernemingen op een efficiëntere manier bij het beleidsvormingsproces kunnen worden betrokken en beter kunnen worden geraadpleegd; het handvest te verfijnen, en daarbij ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden die passende nationale streefcijfers en beoordeling door vakgenoten bieden, bijvoorbeeld op het gebied van de versnelde oprichting en registratie van nieuwe bedrijven.

24. Om de administratieve rompslomp te beperken en te zorgen voor een betere regelgeving en een beter bedrijfsklimaat :

­ roept de Europese Raad op tot snelle uitvoering van het actieplan « Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving » en sluiting, vóór de bijeenkomst van de Europese Raad in juni, van de Interinstitutionele overeenkomst inzake de verbetering van de regelgeving; en tot een snelle follow-up van de voorstellen van de Commissie over de modemisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire; alsmede tot verdere verbetering, door de lidstaten, van de kwaliteit en doeltreffendheid van de overheidsadministratie;

­ spreekt hij zijn waardering uit voor het voornemen van de Commissie om de regel in te voeren dat alle belangrijke voorstellen voor EU-wetgeving worden voorafgegaan door een stelselmatige raadpleging van de belanghebbende partijen, en vergezeld gaan van een brede effectbeoordeling waarin rekening wordt gehouden met de drie pijlers van de strategie van Lissabon; in het besluitvormingsproces van de Raad moet de Raad Concurrentievermogen daadwerkelijk worden geraadpleegd over voorstellen die waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen zullen hebben voor het concurrentievermogen, en tevens zijn alle overige Raadsformaties verantwoordelijk voor de beoordeling van de gevolgen van het werk dat zij op hun terrein verrichten;

­ constateert hij dat voor de verbetering van het Europese concurrentievermogen een nieuwe aanpak van het industriebeleid in de geest van de mededeling van de Commissie van belang is; deze aanpak moet horizontaal zijn en gericht op algemene randvoorwaarden, maar moet tevens rekening houden met de kenmerken van de afzonderlijke sectoren, en met de mededingingsregels;

­ roept hij op om vóór eind 2003 een door de Commissie opgesteld actieplan voor beter vennootschapsrecht en ondernemingsbestuur aan te nemen dat voortbouwt op een verslag van de groep op hoog niveau (groep Winter).

Europa verbinden ­ voltooiing en uitbreiding van de interne markt aan de vooravond van de uitbreiding

25. De EU-lidstaten zijn steeds sterker van elkaar afhankelijk en met elkaar verbonden, en wij moeten ervoor zorgen dat belemmeringen en barrières voor deze integratie uit de weg worden geruimd. Een nieuwe sterke stimulans om de interne markt te voltooien en tot betere prestaties te brengen zal een belangrijke factor vormen voor de verbetering van het concurrentievermogen in de gehele Unie, en zal zowel de producenten als de consumenten economische voordelen opleveren. Zonder een dergelijke stimulans zal een aanzienlijke groei van de economie en de werkgelegenheid niet mogelijk zijn.

Horizontaal

26. Tegen die achtergrond en met de toekomstige Strategie voor de interne markt als grondslag voor latere maatregelen :

­ roept de Europese Raad op tot daadwerkelijke toepassing door de lidstaten van de wetgeving die reeds op EU-niveau is aangenomen. Bij wijze van eerste stap moeten de lidstaten uiterlijk in juli 2003 een nieuwe inspanning leveren om aan de doelstellingen van Stockholm en Barcelona inzake de omzetting van wetgeving betreffende de interne markt te voldoen; sectorale Raadsformaties moeten in de aanloop naar de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 verslag uitbrengen over de vooruitgang die is geboekt bij de omzetting van de door hen aangenomen maatregelen;

­ roept hij op tot verdere beperking van de staatssteun en het bijsturen van de steun naar horizontale doelstellingen, en spreekt hij zijn waardering uit voor het voornemen van de Commissie om te blijven werken aan de vereenvoudiging en de modemisering van de regelingen inzake staatssteun, waarbij de meest verstorende vormen van steun de meeste aandacht zullen krijgen;

­ verzoekt hij, wat diensten van algemeen belang betreft, de Raad Concurrentievermogen om de nodige procedurebesluiten voor de toekomstige besprekingen te nemen teneinde het aanbod en de financiering van die diensten te waarborgen en ervoor te zorgen dat de verstrekking van openbare diensten verenigbaar is met de EU-voorschriften inzake overheidssteun en mededinging en dat de verlening van deze steun en de toepassing van deze voorschriften het verstrekken van openbare diensten niet in gevaar brengen en tevens dat de financieringsregelingen van de lidstaten de markt voor verhandelbare diensten niet verstoren; bevestigt hij de conclusies van de Europese Raad van Barcelona over dit onderwerp; en verzoekt hij de Raad het verwachte Groenboek van de Commissie te bestuderen, naar aanleiding van het verzoek van de Europese Raad van Barcelona tot indiening van een voorstel voor een kaderrichtlijn;

­ verzoekt hij de Commissie de werkzaamheden betreffende haar Dienstenstrategie te voltooien en neemt hij nota van haar voornemen om vóór eind 2003 voorstellen in te dienen voor een reeks maatregelen om, met inachtneming van de eisen op het gebied van consumentenbescherming, de belemmeringen voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten weg te nemen; de lidstaten dienen echter hun eigen inspanningen om bestaande belemmeringen weg te werken, nu al op te voeren;

­ constateert hij dat een proactief mededingingsbeleid essentieel is voor de goede werking van de interne markt. De definitieve aanneming van de voorgestelde hervorming van de fusieregeling vóór de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 zal in dat opzicht een stap in de goede richting zijn; de nieuwe richtlijn betreffende het overnamebod moet zo spoedig mogelijk worden aangenomen; het pakket op het gebied van overheidsopdrachten moet uiterlijk in juli 2003 worden aangenomen;

­ pleit hij voor een consumentenbeleid dat mondige consumenten centraal stelt in een concurrerende interne markt, waarin het Groenboek inzake consumentenbescherming naar behoren wordt opgevolgd, en vooruitgang wordt geboekt op de weg naar een daadwerkelijke interne markt voor kredieten dankzij de richtlijn betreffende consumentenkrediet;

­ roept hij op tot definitieve aanneming van het belastingpakket en tot voortgezette inspanningen om oneerlijke belastingconcurrentie aan te pakken en de belemmeringen voor de interne markt die voortvloeien uit het belastingstelsel, weg te werken.

Sectoraal

27. De volledige uitvoering van de reeds door de Europese Raad overeengekomen hervormingen, zal nieuwe mogelijkheden scheppen op het stuk van werkgelegenheid, investeringen en een betere kwaliteit van de dienstverlening.

28. Op het gebied van energie :

­ roept de Europese Raad op tot de spoedige definitieve aanneming en de daadwerkelijke uitvoering van de richtlijnen en de verordening betreffende de interne markt voor elektriciteit en gas, overeenkomstig de conclusies van Barcelona;

­ dringt hij bij de Raad aan op een akkoord over de nog vast te stellen regels inzake financiering en de ontwikkeling van maatregelen ter versterking van de energie-infrastructuur en van de energienetwerken, conform de conclusies van Barcelona;

­ beklemtoont hij het belang van een spoedig te bereiken akkoord over de voorstellen ter versterking van de samenwerking op het gebied van het beheer van de gas- en olievoorraden in de EU;

­ verzoekt hij de lidstaten passende randvoorwaarden te scheppen om particuliere investeringen in energie-infrastructuur aan te moedigen;

­ neemt hij nota van het voornemen van de Commissie om een verslag op te stellen over de gevolgen van de handel in emissierechten voor andere instrumenten in de energiesector.

29. Op het gebied van vervoer :

­ verzoekt de Europese Raad de Raad Vervoer spoedig een definitief akkoord te bereiken over het tweede spoorwegpakket, alsmede over het gemeenschappelijk Europees luchtruim en de havendiensten;

­ dringt hij er bij de Raad op aan zijn werkzaamheden te bespoedigen teneinde de Commissie een mandaat te verlenen om met de VS te onderhandelen over een overeenkomst inzake een open luchtruim;

­ roept hij op tot volledige en spoedige uitvoering van de conclusies van Barcelona betreffende Galileo, tot het nemen van verdere stappen met het oog op de consolidatie van de reeds uitgevoerde werkzaamheden in verband met de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming teneinde het project te vervolgen met de selectie van de concessiehouder en ervoor te zorgen dat de nodige freçuenties worden toegewezen, en roept hij op tot een spoedige oplossing voor de verdeling van de budgettaire bijdragen binnen het Europees Ruimte-Agentschap.

30. Op het gebied van trans-Europese netwerken :

­ verzoekt de Europese Raad de Raad om, in het licht van de conclusies van de Europese Raad van Barcelona, ingevolge het verslag van de Groep op hoog niveau Van Miert, de voorwaarden en de beleidslijnen op het gebied van « connectiviteit » uit te werken, vooral in het vooruitzicht van de uitbreiding, met het oog op een beter gebruik en verbetering van de bestaande infrastructuur, en om tegelijkertijd (in de volgende programmeringsperiode) de ontbrekende schakels daarvan aan te vullen en knelpunten weg te werken in regio's als de Alpen, de Pyreneeën, het Centraal Massief en de Oostzee, in het bijzonder wat betreft grensoverschrijdende natuurlijke barrières en investeringen in basisinfrastructuur aan te moedigen door middel van EU-financieringsinstrumenten en van gezamenlijke initiatieven van de overheid en de particuliere sector;

­ verzoekt hij de Commissie, de EIB en andere internationale financiële instellingen om onderzoek te doen naar mogelijke initiatieven ter ondersteuning van belangrijke infrastructuurprojecten op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie in Zuidoost-Europa, en met name in de westelijke Balkan, zulks in samenwerking met alle betrokken landen.

31. Op het gebied van financiële diensten :

­ verzoekt de Europese Raad de Raad het Actieplan Financiële diensten spoedig te voltooien. Daartoe moeten de bestaande richtlijnen correct en effectief worden uitgevoerd en de richtlijnen inzake de pensioenen en het prospectus vóór eind 2003, en de richtlijnen inzake investeringsdiensten en inzake transparantie uiterlijk in april 2004 worden aangenomen;

­ verzoekt hij de Raad en de Commissie de belemmeringen voor de totstandbrenging van een echte Europese markt voor risicokapitaal, die het ondernemerschap kan ondersteunen, geleidelijk weg te nemen, en onder meer na te gaan welke belemmeringen er voor institutionele beleggers (pensioenfondsen) op de risicokapitaalmarkten bestaan.

Totstandbrenging van de kenniseconomie

32. Economische groei op middellange termijn in Europa vergt het aanboren van nieuwe groeibronnen. Doeltreffende en groeiende overheids- en particuliere investeringen in alle geledingen van de kennisketen zijn een belangrijke factor om te komen tot de gekwalificeerde arbeidskrachten en het niveau van innovatie die nodig zijn om het concurrentievermogen te ondersteunen. De dynamiek van de Europese ruimte van onderzoek en innovatie en van de kennismaatschappij moet worden gehandhaafd.

33. Tegen deze achtergrond dringt de Europese Raad er bij de lidstaten op aan om op basis van het komende O&O-actieplan van de Commissie concrete maatregelen te nemen ter bevordering van een toename van de bedrijfsinvesteringen in O&O en innovatie, en de doelstelling van Barcelona ­ een streefcijfer van 3 % van het BBP ­ dichterbij te brengen.

34. De Europese Raad vraagt om een versterking van de Europese ruimte van onderzoek en innovatie die iedereen in de uitgebreide EU ten goede komt, en wel door :

­ ter ondersteuning van het beleid inzake onderzoek en ontwikkeling in verband met bijvoorbeeld maatregelen ter verwezenlijking van het streefcijfer van 3 % van het BBP voor investeringen in O&O of de ontwikkeling van het menselijk potentieel in wetenschap en technologie de open coördinatiemethode toe te passen en een mechanisme op te zetten om de reeds behaalde resultaten te inventariseren en de doeltreffendheid ervan te evalueren;

­ Europese technologieplatforms op te richten waar technologische knowhow, bedrijven, regulerende instanties en financiële instellingen worden bijeengebracht met het oog op de opstelling van een strategische agenda voor speerpunttechnologieën op gebieden zoals plantengenomica of de overschakeling op waterstof als brandstof;

­ het potentieel van het zesde kaderprogramma en van de nationale programma's ter ondersteuning van de Europese ruimte van onderzoek en innovatie ten volle te benutten met bijzondere aandacht voor de samenwerking met Europese intergouvernementele onderzoeksorganisaties en activiteiten ter bevordering van de deelneming van het MKB aan onderzoek en ontwikkeling;

­ nota te nemen van het Groenboek Europees ruimtevaartbeleid, om de weg in te slaan naar een echt Europees ruimtevaartbeleid, en door vóór eind 2003 een kader voor een gemeenschappelijke EG/ESA-ruimtestrategie vast te stellen;

­ de lidstaten en de Commissie op te roepen het overeengekomen scenario voor biotechnologie te continueren en de nodige wetgeving snel te voltooien en toe te passen;

­ de banden tussen onderzoek en bedrijfsleven te versterken, de aanwending van de resultaten op het gebied van OTO te bevorderen en de oprichting van spin-off-bedrijven en de mobiliteit van onderzoekers aan te moedigen, en de bedrijven daarbij op te roepen om een forum op hoog niveau in te stellen om dergelijke banden te helpen bevorderen;

­ een beter begrip voor wetenschap in de maatschappij te bevorderen.

35. De Europese Raad erkent de rol die O&O op het gebied van veiligheid en defensie zouden kunnen spelen bij het bevorderen van geavanceerde technologieën en het aldus stimuleren van innovatie en concurrentievermogen; hij verwelkomt de mededeling van de Commissie « Naar een EU-beleid op het gebied van defensie-uitrusting »; hij verzoekt de Raad de rol van O&O-overheidsopdrachten in de defensiesector in de context van alle O&O-activiteiten in de Unie te analyseren, inclusief de mogelijke oprichting door de Raad van een intergouvernementeel agentschap voor de ontwikkeling van defensievermogens en -aankopen.

36. De Europese Raad erkent het belang van innovatie bij de ontwikkeling van nieuwe producten, nieuwe diensten en nieuwe manieren van zakendoen; hij roept de lidstaten en de Commissie op nieuwe maatregelen te nemen om de voorwaarden te scheppen die bedrijven doen innoveren, in het bijzonder door deskundigheid op het gebied van onderzoek, financiën en zakendoen samen te brengen; en hij dringt erop aan dat in de EU een kader van gemeenschappelijke doelstellingen voor het bevorderen van innovatie tot stand wordt gebracht, met een mechanisme om de reeds behaalde resultaten te evalueren.

37. De Europese Raad roept de Commissie en de lidstaten op om de exploitatie van intellectuele-eigendomsrechten te bevorderen door werk te maken van maatregelen ter bestrijding van namaak en piraterij, die de ontwikkeling van een markt voor digitale goederen en diensten belemmeren, alsmede om octrooien op in computers toegepaste uitvindingen te beschermen. Hij spreekt zijn voldoening uit over de gemeenschappelijke politieke aanpak met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi die eerder deze maand in de Raad is overeengekomen, en roept de Raad op spoedig de werkzaamheden in dat verband te voltooien.

38. Elektronische communicatie is een sterke motor voor groei, concurrentievermogen en banen in de Europese Unie en er moeten nu maatregelen worden genomen om dit pluspunt te consolideren en bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon. Wij moeten de dynamiek van de informatiemaatschappij versterken; daarbij moet de aandacht vooral uitgaan naar de netwerken en diensten die een kenniseconomie nodig heeft. Conform de recente evaluatie van de Commissie van de toestand in de telecommunicatiesector en het actieplan e-Europa 2005 is hiervoor het volgende vereist :

­ het nieuwe regelgevingskader voor elektronische communicatie moet tijdig, uiterlijk in juli 2003, en op een doeltreffende en samenhangende manier worden uitgevoerd;

­ e-insluiting moet worden bevorderd door de technische, juridische en andere belemmeringen voor de effectieve deelneming van mensen met een functiebeperking aan de kenniseconomie en -maatschappij weg te nemen; bij de ontwikkeling van breedbandnetwerken en -diensten op het gebied van e-overheid, e-gezondheid, e-leren en e-handel moeten ervaringen en goede praktijken worden uitgewisseld;

­ de richtlijn inzake het hergebruik van overheidsdocumenten moet worden aangenomen en er moet een Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging worden opgericht, zulks uiterlijk eind 2003;

­ waar passend moet rekening worden gehouden met nieuwe aspecten bij de ontwikkeling van 3G-mobiele communicatie, zoals de samenwerking bij de ontwikkeling van 3G-toepassingen en -diensten, en met de behoefte aan transparantie in introductieverplichtingen en aan het zoeken naar coherente benaderingen, onder meer introductietermijnen en het opnieuw toewijzen van het spectrum; in dat verband neemt de Europese Raad nota van het voornemen van de Commissie om duidelijkheid te verschaffen over aangelegenheden in verband met het delen van netwerkinfrastuctuur;

­ het gebruik van breedband moet in versneld tempo veralgemeend worden; in dat verband roept de Europese Raad de lidstaten op om uiterlijk eind 2003 nationale breedband/hogesnelheid-internetstrategieën op te zetten en te streven naar een aanzienlijke verhoging van het aantal hoge snelheid-internetaansluitingen uiterlijk in 2005;

­ er moeten richtsnoeren worden verstrekt inzake de criteria en de uitvoeringsbepalingen voor steun uit de structuurfondsen aan de elektronische-communicatiesector met inachtneming van de huidige structuurfondsverordeningen, in het bijzonder voor breedband, met name op het platteland en in dunbevolkte, afgelegen en geïsoleerde regio's; in dat verband verzoekt de Europese Raad de Commissie deze richtsnoeren vóór medio 2003 te verstrekken;

­ waar passend moeten nationale onderzoeksinitiatieven, alsmede gecoördineerde gezamenlijke nationale inspanningen, bijvoorbeeld van het type Eureka, worden geïntensiveerd om particuliere O&O op het gebied van elektronische-communicatietechnologie te stimuleren en te ondersteunen;

­ de Commissie moet tijdig voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 verslag uitbrengen over de ontwikkelingen in de telecommunicatiesector.

39. De Europese Raad spreekt zijn voldoening uit over het nieuwe Innovatie 2010-Initiatief van de Europese Investeringsbank ­ met een indicatieve portefeuille voor leningen van 20 miljard euro voor 2003-2006 ­ dat de doelstellingen van Lissabon en Barcelona ondersteunt door de financiering van leningen voor innovatie, O&O en onderwijs beschikbaar te stellen, alsook voor de ontwikkeling en de verspreiding van informatie- en communicatietechnologieën.

40. Investeren in menselijk kapitaal is een noodzakelijke voorwaarde om het concurrentievermogen van Europa te bevorderen, hoge groei- en werkgelegenheidscijfers te halen en over te schakelen op een kenniseconomie. In dat verband dringt de Europese Raad erop aan dat :

­ het tienjarenprogramma inzake de doelstellingen voor onderwijsstelsels wordt uitgevoerd, en dat aldus wordt aangetoond hoe onderwijs en opleiding bijdragen tot economische groei, onder meer door toepassing van benchmarks om de beste praktijken in kaart te brengen en te zorgen voor efficiënte en doeltreffende investeringen in menselijke hulpbronnen;

­ de werkzaamheden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding en het hoger onderwijs worden voortgezet, en dat wordt bijgedragen tot de verhoging van de mobiliteit en de kansen in de Unie door te streven naar meer transparantie, erkenning en kwaliteitsborging van titels;

­ aandacht wordt besteed aan basisvaardigheden, talen, de ontwikkeling van digitale geletterdheid en levenslang leren in onderwijs- en opleidingsstelsels; dat uiterlijk in juni 2003 programma's betreffende e-leren en het programma Erasmus-World worden aangenomen;

­ de Raad Onderwijs, gezien de bredere rol van onderwijs en de culturele aspecten ervan, onderzoekt hoe deze rol kan worden bevorderd in een Europees perspectief en met volstrekte eerbiediging van de subsidiariteit, en verslag uitbrengt aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2005.

C. Modernisering van het Europees sociaal model

Meer en betere banen voor allen

41. Verbetering van de werkgelegenheidssituatie is een kernpunt van de strategie van Lissabon. Meer en betere banen dragen bij tot zowel economische groei als verlaging van het risico van uitsluiting. Het nieuwe driejarenperspectief van de werkgelegenheidsrichtsnoeren die in juni door de Europese Raad zullen worden onderschreven, dient een basis aan te reiken voor een vereenvoudigde en efficiëntere werkgelegenheidsstrategie. Voorts is er dringend behoefte aan meer dynamiek bij de hervorming van de nationale arbeidsmarkten door te bepalen welke maatregelen snel een positief effect kunnen hebben op de werkgelegenheidsniveaus en de groei.

42. Tegen deze achtergrond :

­ bekrachtigt de Europese Raad de voornaamste boodschappen van de Raad Werkgelegenheid over de toekomst van de Europese werkgelegenheidsstrategie, inclusief de daarin uiteengezette algemene doelstellingen : volledige werkgelegenheid door een verhoging van de werkgelegenheidsgraad; kwaliteit en productiviteit op de werkplek; samenhang en een inclusieve arbeidsmarkt, die onderling verweven zijn en elkaar wederzijds ondersteunen;

­ bevestigt hij dat de werkgelegenheidsstrategie de leidende rol speelt in de uitvoering van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de strategie van Lissabon en erkent hij dat zij duidelijk heeft bijgedragen tot de vorderingen die de afgelopen jaren zijn gemaakt;

­ spreekt hij de wens uit dat het nieuwe driejarige perspectief van de werkgelegenheidsrichtsnoeren een stabiele basis biedt voor een vereenvoudigde en efficiëntere strategie, en dat deze richtsnoeren en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid in hun werking consistent zijn; de richtsnoeren dienen beperkt in aantal en resultaatgericht te zijn, en de lidstaten in staat te stellen een passende combinatie van maatregelen uit te werken, die rekening houdt met nationale tradities en praktijken. Passende streefdoelen moeten hierbij als uitgangspunt dienen;

­ spreekt hij de wens uit dat de werkgelegenheidsrichtsnoeren betrekking hebben op de volgende punten : actieve en preventieve maatregelen voor werklozen en inactieve personen; werk lonend maken; het aanbod aan arbeidskrachten en de arbeidsparticipatie vergroten; ondernemerschap, veranderingen en aanpassingsvermogen; de ontwikkeling van menselijk kapitaal en levenslang leren; gendergelijkheid; integratie en discriminatie op de arbeidsmarkt; en regionale verschillen in werkgelegenheid; zulks rekening houdend met het feit dat ook de omzetting van zwartwerk in legale werkgelegenheid een essentieel punt voor de werkgelegenheidsstrategie is, dat parallel aan het effect van immigratie op de arbeidsmarkten behandeld moet worden.

43. Hij dringt er bij de lidstaten op aan dat zij de dynamiek van de hervorming van de nationale arbeidsmarkten vasthouden door zich te richten op :

­ hervormingen van de belastingstelsels en de uitkeringsstelsels en de wisselwerking daartussen, zodat zij de deelneming aan het arbeidsproces bevorderen en de armoede- en de werkloosheidsval worden aangepakt, en de vraag naar arbeidskrachten en de arbeidsparticipatie, met name wat betreft mensen met lage loonvooruitzichten, verhogen;

­ verbeteringen van de loonvormingssystemen, zodat deze rekening houden met het verband tussen lonen, prijsstabiliteit, productiviteit, opleidingsniveaus en arbeidsmarktomstandigheden, en modernisering van de werkgelegenheidswetgeving, rekening houdend met de behoefte aan zowel flexibiliteit als arbeidszekerheid, onder andere door een versoepeling van buitensporig restrictieve elementen die de dynamiek van de arbeidsmarkt negatief beïnvloeden, zonder daarbij de rol van de sociale partners overeenkomstig de nationale praktijk uit het oog te verliezen;

­ verbetering van de doeltreffendheid van de actieve arbeidsmarktprogramma's, dankzij een betere follow-up en bewaking; verbetering van de arbeidsmobiliteit ten aanzien van beroepen, sectoren, regio's en grenzen, bijvoorbeeld door een verbetering van de transparantie en de onderlinge erkenning van beroepsopleidingsstelsels;

­ vergroting van het aanbod aan arbeidskrachten, met name onder ouderen, vrouwen, immigranten en jongeren; aanmoediging van actief ouder worden, door vervroegd uittreden minder te stimuleren; en beperking van de belemmeringen en negatieve prikkels die de arbeidsmarktdeelname van vrouwen in de weg staan, onder meer door betere kinderopvang.

44. De Europese Raad verzoekt de Commissie een Europese taakgroep werkgelegenheid op te richten die onder leiding van de heer Wim Kok een onafhankelijke en grondige analyse moet uitvoeren van de belangrijkste uitdagingen voor het beleid in verband met werkgelegenheid en om praktische hervormingsmaatregelen te ontwerpen die rechtstreeks en onmiddellijk van invloed kunnen zijn op het vermogen van de lidstaten om de herziene Europese werkgelegenheidsstrategie uit te voeren en de doelstellingen en streefcijfers van die strategie te verwezenlijken. De taakgroep dient te worden opgericht zonder afbreuk te doen aan de Verdragsbepalingen inzake werkgelegenheid; zij moet bestaan uit een beperkt aantal hooggekwalificeerde deskundigen, die de standpunten van alle sociale partners kunnen vertegenwoordigen. Zij moet tijdig verslag uitbrengen aan de Commissie opdat het gezamenlijke werkgelegenheidsverslag van de Commissie en de Raad aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad van 2004 kan worden voorgelegd. Haar verslag moet openbaar worden gemaakt.

45. De Europese Raad juicht ook het voornemen van de Commissie toe om een mededeling in te dienen over de interactie tussen immigratie, de integratie van legale migranten in de EU-samenlevingen, en werkgelegenheid. Een nieuwe aanpak van de immigratie is nodig in de context van het tekort aan bepaalde vaardigheden en van de demografische veranderingen en prognoses in de EU. De vlotte integratie van de huidige en de nieuwe legale immigranten kan in die aanpak een sleutelrol spelen. De Europese Raad zal op dit punt terugkomen tijdens de bijeenkomst in Thessaloniki in juni 2003.

46. De Europese Raad juicht de instelling toe van een tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid. Tijdens de eerste top, die aan deze bijeenkomst van de Europese Raad is voorafgegaan, werd benadrukt hoe belangrijk de bijdrage is die de sociale partners aan de Europese werkgelegenheidsstrategie en de doelstellingen van Lissabon kunnen leveren door middel van hun onlangs overeengekomen gezamenlijke meerjarige werkprogramma.

47. De Europese Raad :

­ juicht tevens de versterking toe van de uitvoering, coördinatie en follow-up van de gendergelijkheid en van gendermainstreaming in de Europese Unie; teneinde de vooruitgang te kunnen volgen, verzoekt hij de Commissie in samenwerking met de lidstaten jaarlijks voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een verslag op te stellen over de ontwikkelingen op het gebied van gendergelijkheid, dat richtsnoeren bevat voor de gendermainstreaming van het sectorale beleid;

­ dringt aan op handhaving van de dynamiek van het Actieplan inzake vaardigheden en mobiliteit, hetgeen onder andere vereist dat uiterlijk eind 2003 een politiek akkoord wordt bereikt over de richtlijn betreffende de wederzijdse erkenning van kwalificaties en de nodige besluiten worden getroffen om ervoor te zorgen dat de Europese ziekteverzekeringskaart vanaf de zomer van 2004 zou kunnen worden gebruikt;

­ dringt aan op een evaluatie van de lopende inspanningen ter verhoging van de kwaliteit van arbeid, en juicht het voornemen van de Commissie toe om uiterlijk eind 2003 een verslag over de kwaliteit van arbeid op te stellen. De Europese Raad dringt erop aan dat uiterlijk in december 2003 een akkoord over uitzendarbeid wordt bereikt.

Solidariteit en sociale cohesie

48. De Unie zet zich in voor de bevordering van een hoog niveau van sociale samenhang, gebaseerd op de beginselen van solidariteit en sociale insluiting. Om ervoor te zorgen dat hun socialezekerheidsstelsels toereikend en op de lange termijn betaalbaar blijven, met name met een vergrijzende bevolking, moeten de lidstaten zich meer inspannen voor de modernisering van deze stelsels. Tussen het werkgelegenheids- en het socialebeschermingsbeleid moet een krachtige, positieve interactie bestaan. Naast een werkgelegenheidsbeleid vereist de bestrijding van sociale uitsluiting dat deze doelstelling wordt geïntegreerd in alle relevante beleidstakken, waarbij erkend moet worden dat dit eerst en vooral de verantwoordelijkheid van de lidstaten en hun regionale en lokale overheden is.

49. Tegen deze achtergrond :

­ betuigt de Europese Raad zijn instemming met het gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over toereikende en duurzame pensioenen, en met de nadruk die daarin wordt gelegd op de eis van financiële duurzaamheid zodat toereikende pensioenvoorzieningen worden gewaarborgd nu de bevolking vergrijst, en roept hij de lidstaten op verdere hervormingen van de pensioenstelsels door te voeren, inclusief een grotere arbeidsparticipatie van ouderen;

­ spreekt hij de wens uit dat de open coördinatiemethode op het gebied van pensioenen verder wordt toegepast en dat in 2006 de resultaten worden geëvalueerd, ook in de nieuwe lidstaten, en dat daarbij de praktijk van samenwerking tussen het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor economische politiek wordt voortgezet. Er is duidelijk behoefte aan een verdere ontwikkeling van indicatoren voor toereikendheid, betaalbaarheid en modernisering van pensioenstelsels;

­ verzoekt hij de Raad en de Commissie de samenwerkingsdynamiek in stand te houden door speciale studies te laten uitvoeren naar de gemeenschappelijke uitdagingen voor de pensioenstelsels;

­ betuigt hij zijn instemming met het gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over gezondheidszorg en langetermijnouderenzorg en met de intensivering van de uitwisseling in het kader van de samenwerking met betrekking tot deze problematiek op basis van nieuwe voorstellen die de Commissie in het najaar van 2003 zou moeten indienen;

­ verzoekt hij de Raad zich door een versnelling van het proces ter modernisering van Verordening nr. 1408/71, in overeenstemming met het tijdens de Europese Raad van Barcelona vastgelegde tijdschema, te beijveren voor verdere verbetering en vereenvoudiging van de communautaire bepalingen, gezien de problemen die zich ten gevolge van het grensoverschrijdend verkeer van de Europese burgers op het gebied van de sociale zekerheid voordoen.

50. De Europese Raad verzoekt de Commissie tijdig voor de voorjaarsbijeenkomst van de Raad in 2004 verslag uit te brengen over de verbetering van het algemene kader voor het socialebeschermingsbeleid door grotere nadruk te leggen op de doeltreffendheid van stimuleringsmaatregelen (bijvoorbeeld uitkeringsstelsels, combineren van gezins- en beroepsleven, maatregelen ten behoeve van ouderen) en de bepaling van beste praktijken.

51. Tevens verzoekt hij de Commissie verslag uit te brengen over de vraag of het raadzaam is de verschillende werkzaamheden op het gebied van sociale bescherming te vereenvoudigen en te stroomlijnen tot een samenhangend raamwerk binnen de open coördinatiemethode. Hierdoor zou duidelijk moeten worden hoe deze doelstellingen uiterlijk in 2006 gehaald kunnen worden, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de nationale bevoegdheden met betrekking tot de organisatie en financiering van de sociale zekerheid.

52. De Europese Raad verzoekt de lidstaten om in hun nieuwe, uiterlijk in juli 2003 in te dienen nationale actieplannen, passende nationale streefcijfers op te nemen om het aantal mensen dat met armoede of sociale uitsluiting bedreigd wordt, uiterlijk in 2010 drastisch te verminderen. Hij ziet uit naar de tweede reeks van nationale actieplannen inzake sociale insluiting en het gezamenlijke verslag inzake sociale insluiting voorafgaand aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2004 en wijst op het belang van het uitwisselen van beste praktijken op het gebied van sociale insluiting en van het doelgericht verlenen van hulp aan ondervertegenwoordigde en achterstandsgroepen, waaronder migranten, en het stimuleren van sociale verantwoordelijkheid. Er moeten in het Europese Jaar van personen met een handicap speciale inspanningen worden gedaan voor een betere integratie van deze mensen in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

D. Harde resultaten met betrekking tot de milieuaspecten van duurzame ontwikkeling

Niet-duurzame tendensen ombuigen

53. Economische en sociale ontwikkeling kan uiteindelijk alleen duurzaam zijn als er actie wordt ondernomen om de belasting van het milieu te beteugelen en de natuurlijke hulpbronnen te beschermen in het kader van de in Göteborg gelanceerde algehele strategie voor duurzame ontwikkeling. Daarbij moet er onder meer naar worden gestreefd milieuaantasting en het gebruik van hulpbronnen los te koppelen van de economische groei. Ondanks enige vooruitgang zijn de verontrustende trends die gesignaleerd werden bij de lancering van de strategie niet omgebogen, en dus moet er een nieuwe aanzet gegeven worden.

54. Tegen deze achtergrond :

­ verzoekt de Europese Raad de lidstaten om sneller vooruitgang te boeken met het halen van de doelstellingen van het Kyotoprotocol, inclusief de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, de vergroting van het aandeel van hernieuwbare energie door de vaststelling van een indicatief EU-streefcijfer voor hernieuwbare energie van 12 % van de primaire energiebehoeften en 22 % van de elektriciteitsbehoeften in 2010, en de aanmoediging van het vaststellen van nationale streefcijfers; verhoging van de energie-efficiëntie, waarbij hij de Raad Milieu verzoekt het vaststellen van streefcijfers te bestuderen, zulks op kosteneffectieve wijze en met zo weinig mogelijk distorsies tot gevolg; en een definitief akkoord te bereiken over de richtlijn betreffende de handel in emissierechten;

­ dringt hij er bij de Raad op aan om vóór de Europese Raad in Thessaloniki het programma « Intelligente energie voor Europa » aan te nemen, en is hij ingenomen met de onlangs bereikte overeenstemming over de richtlijn tot bevordering van het gebruik van biobrandstoffen in het vervoer, waarbij nationale indicatieve streefcijfers zijn vastgesteld die stroken met de referentiewaarde van 5,75 % voor het gebruik van biobrandstoffen voor vervoersdoeleinden in 2010. Hij verheugt zich over het voornemen van de Commissie om, in het licht van haar komende mededeling, voorstellen in te dienen voor de ontwikkeling van een communautair kader voor prijsstelling voor de vervoersinfrastructuur en uiterlijk in juni 2003 een voorstel voor een Eurovignet in te dienen;

­ is hij ingenomen met het advies van het Europees Parlement in afwachting van het akkoord dat de ministers van Financiën over de energiebelasting hebben bereikt op basis van het compromisvoorstel van het voorzitterschap, als gewijzigd in de zitting van de Raad Ecofin van 19 maart;

­ dringt hij er bij de Raad Ecofin op aan de herziening aan te moedigen van subsidies die ernstige nadelige gevolgen hebben voor het milieu en onverenigbaar zijn met duurzame ontwikkeling;

­ dringt hij er bij de Raad op aan sneller toe te werken naar een verantwoordelijker beheer van natuurlijke hulpbronnen, inclusief acties om in 2010 de doelstellingen voor biodiversiteit en in 2015 die voor visbestanden te halen. Tevens verzoekt hij om een spoedige ontwikkeling en toepassing van de nieuwe Europese wetgeving inzake chemische stoffen, als overeengekomen in Göteborg.

55. Technologie speelt ook een belangrijke rol in de verwezenlijking van de duurzaamheiddoelstellingen van Lissabon. De Europese Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie om vóór eind 2003 de laatste hand te leggen aan het actieplan betreffende milieutechnologieën teneinde belemmeringen voor de ontwikkeling en het gebruik van schone technologieën weg te nemen. Hij wijst op de rol van die technologieën om onderling verweven milieu- en concurrentiedoelstellingen te verwezenlijken, en spreekt de wens uit dat :

­ de nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van nieuwe voertuigbrandstoffen en -technologieën, als voornaamste weg voorwaarts naar een duurzaam vervoersstelsel, in partnerschap met de industrie, waarbij de EU ten volle zal bijdragen tot de ontwikkeling van internationale normen voor nieuwe voertuigbrandstoffen en -technologieën en de bijbehorende infrastructuur, dit om te waarborgen dat onze industrie effectief kan concurreren op deze groeiende markt;

­ de EU haar aanpak van onderzoek en ontwikkeling beziet, zodat innovaties op milieugebied en nieuwe speerpunttechnologieën zoals brandstofcellen als een prioriteit worden behandeld en alle synergieën ten volle worden benut;

­ de Commissie verslag uitbrengt over de verbetering van de doeltreffendheid van het EHIP, LIFE en het 6e kaderprogramma bij de ontwikkeling van nieuwe milieutechnologieën, waaronder de ontwikkeling van nieuwe voertuigbrandstoffen en -technologieën, en bij het op de markt brengen daarvan.

Veiligheid op zee

56. In de nasleep van de ramp met de Prestige betuigt de Europese Raad opnieuw zijn solidariteit met de getroffen landen, regio's en mensen. Naar aanleiding van de tijdens de Raad in december aangekondigde maatregelen verzoekt de Europese Raad :

­ om snelle uitvoering van de maatregelen die de Raad en het Parlement hebben aangenomen na de scheepsramp met de ERIKA (scherpere havencontroles, beter toezicht op classificatiebureaus, aanwijzing van vluchthavens, invoering van monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart in EU-wateren);

­ om snelle bespreking en uitvoering door de Raad, de Commissie en de lidstaten van de maatregelen naar aanleiding van de ramp met de Prestige op basis van de mededeling van de Commissie;

­ de Raad Vervoer op 27 maart overeenstemming te bereiken over het voorstel van de Commissie dat het vervoer van zware stookolie met enkelwandige tankers aan banden legt en het uit de vaart nemen van die tankers versnelt, alsmede over gecoördineerde inspanningen van alle lidstaten en de Commissie met het oog op de zo spoedig mogelijke instelling van een soortgelijke regeling op mondiaal niveau door middel van wijziging van het MARPOL-Verdrag;

­ om steun voor de lopende besprekingen in de IMO inzake de ontwikkeling van een vlaggenstaatcode en een auditsysteem volgens een verplicht model om ervoor te zorgen dat vlaggenstaten hun verplichtingen krachtens de internationale verdragen nakomen;

­ om vóór eind 2003 op basis van het recente voorstel van de Commissie en met de passende rechtsgrondslag een stelsel aan te nemen van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreiniging;

­ de Commissie alle mogelijke maatregelen te bestuderen om een efficiënte mobilisering van het noodzakelijke verontreinigingsbestrijdingsmaterieel te waarborgen (met inbegrip van oliebestrijdingsvaartuigen) teneinde de lidstaten bij te staan die met een verontreinigingsprobleem worden geconfronteerd;

­ om de aansprakelijkheid van zeevervoerders te vergroten door middel van een wijziging van de bepalingen terzake van het Aansprakelijkheidsverdrag;

­ de lidstaten om, wat betreft de compensatie van slachtoffers van verontreiniging, met inbegrip van milieuschade, op de komende diplomatieke conferentie in de IMO in mei aanstaande aan te sturen op verhoging van het huidige compensatieplafond tot 1 miljard euro; en als een positief resultaat in de IMO uitblijft te werken aan het huidige voorstel voor een verordening tot instelling van een speciaal Europees fonds van 1 miljard euro, dat nog voor het einde van het jaar kan worden ingesteld en zoveel mogelijk particulier wordt gefinancierd;

­ de mogelijkheden binnen het VN-zeerechtverdrag na te gaan om kuststaten beter te beschermen; de coördinatie te verbeteren tussen de Unie en de IMO, alsook met de buurlanden, met inbegrip van Rusland, teneinde wegen en middelen te vinden voor een adequate bescherming conform het internationaal recht, met name door de vaststelling van bijzonder gevoelige gebieden; ook de samenwerking met buurlanden te versterken om de veiligheid van olietransporten in barre ijsomstandigheden te waarborgen.

Beleid en instrumenten voor harde resultaten

57. Om alle in Göteborg voorgenomen hervormingen waar te maken is het van essentieel belang dat de instellingen van de EU en de lidstaten werk maken van de verbetering van de doeltreffendheid en samenhang van bestaande processen, strategieën en instrumenten. Dit kan in de hand worden gewerkt door versterking van het proces van Cardiff inzake integratie van milieuoverwegingen in het sectoraal beleid en ontwikkeling van algemene en sectorgebonden ontkoppelingsdoelstellingen, alsmede door verbetering van milieugerelateerde structurele indicatoren, toezicht op de vooruitgang en bepaling van de beste praktijken.

58. De Europese Raad neemt nota van het voornemen van de Commissie om :

­ jaarlijks de balans op te maken van het proces van Cardiff inzake integratie van milieuoverwegingen en een regelmatige evaluatie van het milieubeleid uit te voeren, en daarover tijdig verslag uit te brengen, zodat met ingang van 2004 met de resultaten hiervan rekening kan worden gehouden bij de opstelling van de toekomstige verslagen aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad;

­ onder algemene coördinatie van de Raad AZEB met ingang van 2004 tijdig voor elke voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een bijgewerkte versie en een evaluatie gereed te hebben van het bestaande draaiboek voor de follow-up van de conclusies van Göteborg; de Raad zou die moeten gebruiken als praktisch en dynamisch uitvoeringsinstrument waarin een duidelijk overzicht wordt gegeven van de doelen, de streefcijfers en de respectieve verantwoordelijkheden.

59. Het regelgevingskader ter ondersteuning van de milieudoelstellingen van Lissabon moet verder ontwikkeld worden. De Europese Raad dringt erop aan dat zo mogelijk uiterlijk in april 2004 definitieve overeenstemming wordt bereikt over de richtlijn inzake milieuaansprakelijkheid, om concreet gestalte te geven aan het beginsel « de vervuiler betaalt »; hij roept de lidstaten op het Verdrag van Aarhus onverwijld te bekrachtigen en uit te voeren, en roept de Raad op vóór medio 2004 voorstellen aan te nemen voor een richtlijn inzake toegang tot de rechter, en voor een wetgevingsinstrument waarin wordt bepaald hoe de instellingen van de EU de bepalingen van dat verdrag in het kader van de drie pijlers zullen naleven.

E. Stimulering van wereldwijde duurzame ontwikkeling

60. Met het oog op de vereiste algemene samenhang tussen haar interne en externe beleid benadrukt de Europese Raad dat de Unie zich actief inzet voor het behoud van haar leidende rol bij het stimuleren van wereldwijde duurzame ontwikkeling door de politieke voornemens waarover in Johannesburg, Doha en Monterrey overeenstemming is bereikt, om te zetten in concrete maatregelen, volgens de onderstaande hoofdlijnen :

­ zorgen voor een doeltreffende follow-up van de in Johannesburg overeengekomen nieuwe doelstellingen en streefcijfers inzake water en sanitaire voorzieningen, de bescherming van het mariene milieu, uitgeputte visbestanden, chemicaliën en natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van bossen en biodiversiteit;

­ zorgen voor een doeltreffende follow-up van de in Monterrey gedane toezegging inzake de verwezenlijking van het streefcijfer van 0,7 % voor ODA;

­ vergroting van het verantwoordelijkheidsbesef bij het bedrijfsleven op sociaal en milieugebied, zowel op EU-niveau als in internationale context; middelen ter bevordering van duurzame en eerlijke handel, met name via het ontwikkelen van stimuleringsmaatregelen voor de handel in duurzaam geproduceerde goederen en aanmoediging van exportkredieten die verenigbaar zijn met duurzame ontwikkeling;

­ verdere ontwikkeling en uitvoering van de EU-initiatieven « Water voor leven » en « Energie ten behoeve van duurzame ontwikkeling en de uitroeiing van armoede »;

­ bijdragen tot de ontwikkeling van regionale strategieën voor duurzame ontwikkeling, daarbij bijvoorbeeld voortbouwend op de ervaring die is opgedaan in de context van het EUROMED-proces;

­ tijdige uitwerking, op internationaal en op EU-niveau, van het tienjarenkader van programma's voor duurzame ontwikkeling en productie, waarbij de EU het voortouw zou moeten nemen;

­ druk uitoefenen op andere partijen, in het bijzonder de Russische Federatie, om het Protocol van Kyoto te ratificeren, zodat dit tijdig in werking kan treden;

­ het internationaal milieubeheer te versterken, hetgeen ertoe kan leiden dat het UNEP een hogere status krijgt als gespecialiseerd VN-orgaan met een mandaat op brede basis voor milieuaangelegenheden.

F. Asiel

61. De Europese Raad nam nota van de brief van het Verenigd Koninkrijk over nieuwe benaderingen van de internationale bescherming en verzoekt de Commissie deze ideeën nader te onderzoeken, in het bijzonder met de UNHCR, en via de Raad verslag uit te brengen aan de Europese Raad van juni 2003.

G. Volledig profijt trekken van een uitgebreide EU door de doelstellingen van Lissabon uit te voeren

62. Met de uitbreiding wordt het potentieel voor economische groei vergroot. Om profijt te kunnen trekken van een Europese Unie van 25 landen, moeten wij bouwen op waarden die van fundamenteel belang zijn voor het proces van Lissabon : ondernemerschap, gezond en doorzichtig overheidsbestuur en een op groei en stabiliteit gericht economisch beleid. Door de politieke wil te tonen om de streefdoelen van Lissabon te halen, geven wij de particuliere sector betere kadervoorwaarden om te groeien en te profiteren van de verruimde interne markt. Dat is ook nodig om het vertrouwen van de particuliere sector te versterken en bij te dragen tot de investeringen die nodig zijn om de verbindingen op vervoers- en energiegebied in het nieuwe Europa tot stand te brengen.

63. De EU van 25 landen biedt ook nieuwe mogelijkheden om ideeën uit te wisselen en zo onderzoek en ontwikkeling te bevorderen. De Europese onderzoeksruimte zal worden uitgebreid en dit zal allen ten goede komen. Een inclusieve informatiemaatschappij zal de burgers in alle 25 landen ­ in heel Europa dus ­ met elkaar verbinden. Door de uitvoering van de verbintenissen van Doha, Monterrey en Johannesburg zal de EU van 25 landen ook een nog sterkere mondiale leider in duurzame ontwikkeling zijn.


UITBREIDING ­ TOETREDINGSVERDRAG

64. Na de succesvolle voltooiing van de toetredingsonderhandelingen met Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije en Slovenië in Kopenhagen in december 2002, verheugt de Europese Raad zich over de aanzienlijke inspanningen die alle belanghebbenden leveren met het oog op de eindredactie van het Toetredingsverdrag en van de Akte van Toetreding, zodat deze op 16 april 2003 in Athene kunnen worden ondertekend. Die ondertekening wordt een gedenkwaardig moment waarop de vastberadenheid van zowel de huidige als de toekomstige lidstaten zal worden bekrachtigd om samen werk te maken van het Europees project. De Europese Raad beklemtoont derhalve hoe belangrijk het is dat zowel het Parlement als de Raad tijdig de besluiten nemen die nodig zijn om het vastgestelde tijdschema na te leven.

65. Het positieve resultaat van het onlangs in Malta gehouden referendum over de toetreding tot de Europese Unie is een belangrijke eerste stap op de weg naar een ruimer Europa waar vrede, democratie, stabiliteit en welvaart heersen. De Unie brengt hulde aan het Maltese volk voor zijn besluit en doet een oproep aan de bevolking van de andere toetredende staten om gebruik te maken van de mogelijkheid om de vruchten van het lidmaatschap te plukken en om vanaf 1 mei 2004 de uitbreiding reëel gestalte te geven.

IRAK

66. Nu het militaire conflict begonnen is, staan we voor een nieuwe situatie. Wij hopen dat het conflict zal eindigen met een minimaal verlies aan mensenlevens en met een minimum aan menselijk lijden. Onze gemeenschappelijke uitdagingen zijn de volgende :

67. Wat betreft Irak :

­ De EU is gehecht aan de territoriale integriteit en de soevereiniteit van Irak, alsmede aan de politieke stabiliteit en de volledige en daadwerkelijke ontwapening op het gehele Iraakse grondgebied, en aan de naleving van de rechten van het Iraakse volk, met inbegrip van alle personen die tot minderheden behoren.

­ Wij menen dat de VN tijdens en na de huidige crisis een centrale rol moet blijven spelen. Het VN-stelsel beschikt over een uniek vermogen en praktische ervaring bij het coördineren van bijstand in staten na conflicten. De Veiligheidsraad dient de Verenigde Naties een krachtig mandaat voor deze missie te geven.

­ Wij moeten dringend voorzien in de grote humanitaire behoeften die uit het conflict zullen voortvloeien. De EU verbindt zich ertoe op dit gebied een actieve rol te spelen, overeenkomstig de gevestigde beginselen. Wij steunen het voorstel van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties om de humanitaire behoeften van het Iraakse volk te blijven lenigen door middel van het olie voor voedselprogramma.

­ Wij willen er daadwerkelijk toe bijdragen de omstandigheden te scheppen waaronder alle Irakezen in vrijheid, waardigheid en welvaart kunnen leven onder een representatieve regering, in vrede met haar buren en als actief lid van de internationale gemeenschap. De Raad verzoekt de Commissie en de hoge vertegenwoordiger na te gaan op welke wijze de EU het Iraakse volk kan helpen om deze doelstellingen te verwezenlijken.

68. Op regionaal niveau :

­ Wij betuigen onze solidariteit met de landen die zich geconfronteerd zien met problemen en risico's als gevolg van het conflict, met inbegrip van mogelijke vluchtelingenstromen, en wij zijn bereid deze landen bijstand te verlenen. De EU zal zich actief inzetten ter ondersteuning van de regionale stabiliteit.

­ Wij doen een beroep op alle landen van de regio om zich te onthouden van acties die tot verdere instabiliteit zouden kunnen leiden.

­ De landen van de regio hebben eveneens een specifieke verantwoordelijkheid bij het voorkomen van terroristische aanslagen.

­ Wij blijven ons actief inzetten om het vredesproces in het Midden-Oosten nieuw leven in te blazen middels de onmiddellijke bekendmaking en uitvoering van het draaiboek zoals goedgekeurd door het Kwartet.

­ Wij zullen op alle gebieden onze dialoog en samenwerking met de Arabische en de islamitische wereld versterken. We hopen dat het spoedig mogelijk zal zijn de aanzienlijke mogelijkheden van het Barcelona-proces te baat te nemen.

69. Op internationaal niveau :

­ Wij blijven vasthouden aan de fundamentele rol van de Verenigde Naties in het internationale systeem en aan de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor de handhaving van internationale vrede en stabiliteit.

­ Wij zijn vastbesloten om het vermogen van de Europese Unie in het kader van het GBVB en het EVDB te versterken.

­ Wij blijven ervan overtuigd dat wij het trans-Atlantische partnerschap ­ dat een fundamentele strategische prioriteit voor de Europese Unie blijft ­ moeten versterken; hiertoe moet een duurzame dialoog worden gevoerd over de nieuwe regionale en wereldwijde uitdagingen.

­ Wij zullen blijven bijdragen tot de verdere versterking van de internationale coalitie tegen terrorisme.

­ Wij zullen ook intensiever werken aan een alomvattend, samenhangend en doeltreffend multilateraal beleid van de internationale gemeenschap om de verspreiding van massavernietigingswapens te voorkomen.

70. Bovengenoemde doelstellingen hangen onderling samen en vullen elkaar aan. Ze moeten parallel met elkaar worden nagestreefd, via gecoördineerde actie van alle belangrijke internationale spelers. In deze geest is het herstel van de eenheid van de internationale gemeenschap een absolute noodzaak.

MIDDEN-OOSTEN

71. De Irak-crisis maakt het des te noodzakelijker dat de andere problemen van de regio worden aangepakt en opgelost.

72. Met name het Israëlisch-Palestijnse conflict blijft aanleiding geven tot grote verontrusting. Beide partijen dienen zich zo terughoudend mogelijk op te stellen. Het is tijd voor onderhandeling, compromis en verzoening, en niet voor de vicieuze cirkel van haat, confrontatie en geweld.

73. Wij betuigen opnieuw onze volledige steun voor het toekomstbeeld van de internationale gemeenschap waarin twee staten in vrede en veiligheid naast elkaar bestaan, op basis van de grenzen van 1967. Alle betrokkenen delen een historische verantwoordelijkheid voor de verwezenlijking van dit toekomstbeeld.

74. Het door het Kwartet op 20 december 2002 goedgekeurde draaiboek wijst de weg naar de totstandbrenging van een definitieve, rechtvaardige en alomvattende regeling. Het moet onverwijld worden gepubliceerd en uitgevoerd, met gelijktijdige vorderingen op het gebied van veiligheid, politiek en economie. Wij blijven paraat om de partijen bij te staan bij de uitvoering van het draaiboek, samen met de VS, Rusland en de VN.

75. In dit perspectief zijn wij verheugd over het door president Bush op 14 maart aangekondigde voornemen om werk te maken van het draaiboek.

76. De Europese Unie waardeert en steunt het debat binnen de Palestijnse Autoriteit en de civiele samenleving over het bevorderen van verstrekkende politieke hervormingen. De aanstelling van een eerste minister met significante bevoegdheden is in dit verband een eerste fundamentele stap en zal het vredesproces een krachtige impuls geven. De Europese Raad is verheugd over de ondertekening door president Arafat van de wetgeving waarbij de functie van eerste minister wordt ingesteld, alsmede over zijn besluit om Mahmoud Abbas in deze functie te benoemen.

77. De Unie zal zich voor de regio blijven inzetten en doet een beroep op alle partijen om hun steun te geven aan coherente inspanningen gericht op hervorming en herstel van de Palestijnse Autoriteit. Er zijn dringend maatregelen nodig om een eind te maken aan de humanitaire tragedie in de Palestijnse gebieden.

78. De EU herhaalt haar beroep op Israël om zijn nederzettingenbeleid terug te draaien. Dat beleid staat vrede op zowel korte als langere termijn in de weg. Israël zou tevens daadwerkelijk moeten bijdragen tot inspanningen die gericht zijn op Palestijnse hervormingen. Alle partijen zouden moeten trachten een einde te maken aan het geweld.

79. De Europese Unie heeft zich alle inspanningen getroost, en zal dit blijven doen, om in het Midden-Oosten vrede tot stand te brengen, zulks ten behoeve van de volkeren in de regio maar tevens van de internationale vrede en stabiliteit.

WESTELIJKE BALKAN

80. De Europese Raad veroordeelde in de krachtigste bewoordingen de moord op de Servische premier Zoran Djindjic. Hij toonde zich verheugd over de benoeming van nieuwe regeringen in Servië en Montenegro. Hij sprak zijn krachtige steun uit voor de vastbeslotenheid van de nieuwe eerste minister van Servië, Zoran Zivkovic, om het beleid van Zoran Djindjic voortvarend voort te zetten, met name de niet aflatende strijd tegen georganiseerde criminaliteit en corruptie, en de algehele democratisering van de structuren van de staat en de volledige medewerking met ICTY.

81. Met het oog hierop bood de Raad de nieuwe leiders de volledige steun van de EU aan bij de uitvoering van de vereiste hervormingen, waardoor verdere vooruitgang kan worden geboekt naar Europese structuren en met name de EU. De Raad verzocht de hoge vertegenwoordiger en de Commissie in de aanloop naar de volgende RAZEB met concrete voorstellen daartoe te komen. De Raad steunt de spoedige toetreding van Servië en Montenegro tot de Raad van Europa, zulks op basis van de door de Raad van Europa gevraagde verbintenissen.

82. De toekomst van de westelijke Balkan ligt binnen de EU. Een sterke politieke wil en langdurige inspanningen zijn nodig om dat veilig te stellen. De Europese Unie steunt volledig de inspanningen van de landen om de democratie en de stabiliteit te consolideren, en de economische ontwikkeling te bevorderen.

83. De overname door de EU van de politieoperatie in Bosnië en Herzegovina en van de militaire operatie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vormt een verder tastbaar bewijs van onze volledige inzet voor de regio. De Raad toonde zich met name ingenomen met de start van de door de EU geleide operatie in de FYROM als vervolg van de NAVO-operatie « Allied Harmony » op 31 maart 2003.

84. De Europese Raad benadrukt dat de westelijke Balkan hoog op de agenda van de EU blijft staan en hij herinnert aan zijn conclusies van Kopenhagen in december 2002. De Top in Thessaloniki op 21 juni zal een nieuwe en belangrijke stap zijn naar verdere verbetering van de betrekkingen tussen de EU en de landen van de westelijke Balkan. In dit perspectief nodigt de Europese Raad de Raad en de Commissie uit te zoeken naar wegen en middelen om het stabilisatie- en associatiebeleid van de Unie ten aanzien van deze regio verder te versterken en daarbij ook voort te bouwen op de ervaring van het uitbreidingsproces.

CYPRUS

85. De Europese Raad betreurt het dat de inspanningen van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties om een alomvattende oplossing voor de Cypriotische kwestie te vinden, niet tot resultaat hebben geleid. De EU steunt ten zeerste de voortzetting van de missie van goede diensten van de secretaris-generaal en van de onderhandelingen op basis van zijn voorstellen. Zij roept alle betrokken partijen op alles in het werk te stellen voor een rechtvaardige, levensvatbare en functionele oplossing, en roept met name het Turks-Cypriotische leiderschap op haar standpunt te heroverwegen. De Europese Raad bevestigt nogmaals de besluiten die in Kopenhagen met betrekking tot de toetreding van Cyprus tot de EU werden genomen.

NOORD-KOREA

86. De Europese Raad hield een korte gedachtewisseling over Noord-Korea. Hij deed een beroep op Noord-Korea om zich te onthouden van elk optreden waardoor de situatie verder zou kunnen verslechteren. Hij bevestigde opnieuw dat de niet-naleving door Noord-Korea van zijn internationale verplichtingen op het gebied van kernwapens een bron van ernstige zorg voor de gehele internationale gemeenschap vormt en zijn eigen belangen schaadt.

87. De Europese Raad verklaarde zich opnieuw bereid om tot een diplomatieke oplossing van de crisis bij te dragen. De EU zal met de voornaamste betrokkenen contact blijven onderhouden. De Europese Raad verzoekt de Raad een speciale zitting over Noord-Korea te houden en de buurlanden, met name Japan en Zuid-Korea, uit te nodigen met de ministers van gedachten te wisselen over de situatie. Hij is bereid na te gaan of de samenwerking met Noord-Korea kan worden versterkt indien de huidige crisis op bevredigende wijze kan worden opgelost.