2-289 | 2-289 |
(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-2265/10.)
De voorzitter. - Artikel 5 luidt:
Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt:
"Art. 7.- §1. Behoudens verwijzing uitgesproken in één van de gevallen bedoeld in de volgende paragrafen, zijn de Belgische gerechten bevoegd om kennis te nemen van de in deze wet omschreven misdrijven, ongeacht de plaats waar ze gepleegd zijn en zelfs indien de vermoedelijke dader zich niet in België bevindt.
De strafvordering kan enkel worden ingesteld op vordering van de federale procureur indien:
1) het misdrijf niet werd gepleegd in België;
2) de vermoedelijke dader niet de Belgische nationaliteit heeft;
3) de vermoedelijke dader zich niet in België bevindt; en
4) het slachtoffer geen Belg is of niet gedurende minstens drie jaar zijn verblijfplaats heeft in België.
Ingeval, met toepassing van het tweede lid, een klacht aanhangig is gemaakt bij de federale procureur, vordert hij dat de onderzoeksrechter naar deze klacht een onderzoek instelt, behalve indien:
1) de klacht kennelijk niet gegrond is; of
2) de feiten bedoeld in de klacht niet overeenstemmen met een omschrijving in deze wet; of
3) uit deze klacht geen ontvankelijke strafvordering kan volgen; of
4) uit de concrete omstandigheden van de zaak blijkt dat deze zaak, in het belang van een goede rechtsbedeling en het respect van de internationale verplichtingen van België, aanhangig zou moeten worden gemaakt bij de internationale rechtscolleges, hetzij voor een rechtscollege van de plaats waar de feiten zijn gepleegd, hetzij voor een rechtscollege van de Staat waarvan de dader een onderdaan is of van de plaats waar hij kan worden gevonden, en dat voor zover dit rechtscollege bevoegd, onafhankelijk, onpartijdig en billijk is.
Elke beslissing tot weigering wordt aan de klagende partij ter kennis gebracht binnen een termijn van een maand. De klagende partij kan tegen de beslissing beroep aantekenen binnen vijftien dagen na de kennisgeving voor de kamer van inbeschuldigingstelling, door een verklaring gedaan ter griffie van het hof van beroep en ingeschreven in een daartoe geopend register. De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak binnen vijftien dagen na de neerlegging van de verklaring. Zij hoort, in openbare zitting, indien zij daartoe beslist op verzoek van een van de partijen, de opmerkingen van de federale procureur en de partijen in de procedure.
In geval van een weigering gebaseerd op het derde lid, 4), brengt de minister van Justitie de bij deze bepaling bedoelde instanties op de hoogte van de beslissing en van de betreffende feiten.
Alleen ontvankelijk om een burgerlijke vordering uit te oefenen voor het strafrechtelijke rechtscollege wegens een misdrijf bedoeld door deze wet, is degene die zich persoonlijk benadeeld kan achten door het misdrijf, voorwerp van de strafvordering.
§2. Overeenkomstig artikel 14 van het Statuut van Rome van 17 juli 1998 kan de minister van Justitie de feiten die bij de gerechtelijke autoriteiten aanhangig zijn gemaakt op grond van een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad ter kennis brengen van het Internationaal Strafhof. Deze informatie mag geen betrekking hebben op feiten die op het Belgische grondgebied zijn gepleegd, noch op feiten die door een Belg zijn gepleegd of tegen een Belg zijn gepleegd, behalve indien deze feiten samenhangen met of identiek zijn aan feiten die bij het Hof reeds aanhangig zijn gemaakt en die op grond van artikel 18 van het Statuut ontvankelijk zijn verklaard.
Zodra de aanklager van het Hof is overgegaan tot de kennisgeving bedoeld in artikel 18, §1, van het Statuut, betreffende de feiten die de minister van Justitie ter kennis heeft gebracht, spreekt het Hof van Cassatie op vordering van de procureur-generaal de onttrekking uit aan het Belgische rechtscollege waarbij dezelfde feiten aanhangig zijn gemaakt.
Ingeval het Internationaal Strafhof, op verzoek van de minister van Justitie, na de onttrekking van de zaak aan het Belgische rechtscollege laat weten dat de aanklager van het Hof heeft beslist geen akte van inbeschuldigingstelling op te stellen, dat het Hof die akte niet heeft bevestigd, dat het Hof zich onbevoegd heeft verklaard of de zaak onontvankelijk heeft verklaard, zijn de Belgische gerechten opnieuw bevoegd. In dat geval kan de strafvordering enkel worden ingesteld op vordering van het openbaar ministerie, door burgerlijke partijstelling of door de bevestiging door degene die zich burgerlijke partij heeft gesteld van de voor de aangifte gedane burgerlijke partijstelling, of uitsluitend op vordering van de federale procureur voor de gevallen bedoeld in de eerste paragraaf, tweede lid.
§3. Behoudens de toepassing van paragraaf 2, kan de minister van Justitie, op grond van een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de aangevoerde feiten ter kennis brengen van de Staat op het grondgebied waarvan het misdrijf is gepleegd en, behoudens in de gevallen waar de feiten in België werden gepleegd, bij de Staat waarvan de vermoedelijke dader de nationaliteit heeft, of op het grondgebied waarvan de vermoedelijke dader zich bevindt.
Ingeval een rechtscollege van een van die Staten beslist zijn bevoegdheid uit te oefenen, spreekt het Hof van Cassatie op vordering van de procureur-generaal de onttrekking uit aan het Belgische rechtscollege waarbij die zaak aanhangig is, na te hebben nagegaan dat er geen dwaling is in de persoon, behalve wanneer de procedure gevolgd door het rechtscollege van die Staat het recht van de partijen op een billijk proces kennelijk niet naleeft.
§4. Behoudens de toepassing van paragraaf 2 en voorzover het slachtoffer geen Belg is of de feiten niet zijn gepleegd op het grondgebied van het Koninkrijk, en wanneer de vermoedelijke dader een onderdaan is van een Staat waarvan de wetgeving de ernstige schendingen van het humanitair recht zoals opgesomd in de artikelen 1, 1bis en 1ter strafbaar stelt en de partijen het recht op een billijk proces waarborgt, kan de minister van Justitie, na een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de aangevoerde feiten ter kennis brengen van deze Staat.
Zodra de feiten ter kennis gebracht zijn van de derde Staat, spreekt het Hof van Cassatie, op vordering van de procureur-generaal, en met inachtneming van de internationale verplichtingen van België, de onttrekking aan het Belgische rechtscollege waarbij hetzelfde feit aanhangig is, uit, na te hebben nagegaan of er geen dwaling in de persoon bestaat.
Indien de feiten bedoeld in het vorig lid aanhangig zijn bij een onderzoeksrechter voor de afkondiging van de huidige wet wordt het in het eerste lid bedoelde besluit genomen op advies van de kamer van inbeschuldigingstelling gegeven binnen de vijftien dagen. De federale procureur brengt verslag uit op basis van de criteria opgesomd in §1, derde lid, 1) tot 4). De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, in openbare zitting indien zij daartoe beslist op verzoek van één van de partijen, de opmerkingen van de federale procureur en de partijen in de procedure.".
Op dit artikel heeft mevrouw Nyssens amendement 15 ingediend (zie stuk 2-1256/11) dat luidt:
In het voorgestelde artikel 7, §4 doen vervallen.
Mme Clotilde Nyssens (CDH). - Comme je l'ai dit tout à l'heure, mon amendement nº 15 est identique à celui déposé par M. Mahoux. Je le retire donc, ainsi que mes autres amendements qui portent sur des formules juridiques de rechange que je n'ai finalement pas soulevées dans la discussion générale.
De voorzitter. - Op hetzelfde artikel hebben de heren Mahoux, Dubié, Galand, Lozie en Istasse amendement 16 ingediend (zie stuk 2-1256/11) dat luidt:
Paragraaf 4 van het voorgestelde artikel 7 doen vervallen.
Stemming 1
Aanwezig: 63
Voor: 26
Tegen: 36
Onthoudingen: 1
-Het amendement is niet aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen nu over artikel 5.
Stemming 2
Aanwezig: 63
Voor: 36
Tegen: 22
Onthoudingen: 5
-Artikel 5 is aangenomen.
-De overige artikelen worden zonder opmerking aangenomen.
De voorzitter. - We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.
Stemming 3
Aanwezig: 63
Voor: 36
Tegen: 22
Onthoudingen: 5
-Het wetsontwerp is aangenomen.
-Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Aan het einde van deze regeerperiode dank ik op de eerste plaats de diensten van de Senaat voor het schitterend werk, dat ze altijd hebben verricht, ook als de omstandigheden heel moeilijk waren.
Ik dank ook alle collega's, zowel van de meerderheid als van de oppositie, voor het opbouwend werk en de samenwerking die we hebben mogen ondervinden.
De collega's die na de verkiezingen om welke reden ook niet meer naar de Senaat terugkeren, dank ik voor hun inzet en wens ik veel geluk en welzijn in hun verdere leven. Ik hoop dat ze ons nog heel vaak komen bezoeken. (Applaus)
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - In de eerste plaats dank ik het personeel van de Senaat, omdat het ons de voorbije vier jaar zo keurig heeft bediend en geholpen. We weten hoe de ambtenaren van de overheid onder druk staan en niet altijd de waardering krijgen die ze verdienen. Daarom hebben de parlementsleden tot taak voor hen op te komen, want ze zijn onze onmisbare medewerkers.
Ik dank hen heel bijzonder voor hun discretie, omdat die in het geheel van het parlementair gebeuren zo essentieel is. We zouden in de Senaat een cultuur kunnen hebben waarin we iedere dag een te snel uitgesproken woord op een of andere ongelukkige plaats zouden terugvinden. Behalve de kwaliteit van het werk, waardeer ik heel sterk deze discretie, die het vertrouwen uitdrukt in het parlement. Ik dank het personeel daarvoor van ganser harte.
Mijn bijzondere dank gaat ook naar u, mijnheer de voorzitter, omdat u in een moeilijke regeerperiode - in ieder geval moeilijk voor ons - uw best hebt gedaan om de oppositie de gelegenheid te geven haar standpunt te verdedigen, wat de eigenheid is van een parlementair regime. Uiteraard waren wij als oppositie meer dan eens een andere mening toegedaan dan u, maar dat deed niets af aan uw onpartijdige houding.
Namens de hele CD&V-fractie dank ik u heel bijzonder ook voor de vele inspanningen die u hebt opgebracht voor het behoud van het tweekamerstelsel.
M. Philippe Mahoux (PS). - Au nom de mon groupe, je voudrais remercier très chaleureusement l'ensemble du personnel du Sénat, de quelque service qu'il dépende. D'ailleurs, pour nous, parlementaires, la distinction n'est pas toujours évidente.
Ce qui est constant, en tout cas, c'est le dévouement et le professionnalisme dont il fait preuve, quelle que soit sa fonction. Je voudrais tout spécialement le remercier en cette fin de législature.
Je souhaite à toutes ces personnes une période un peu moins agitée jusqu'à la rentrée parlementaire, ce qui ne sera sans doute pas notre cas.
M. René Thissen (CDH). - Je voudrais m'associer aux remerciements. Je remercie également mes collègues qui ont fait preuve de convivialité pendant toute cette législature. Les débats que nous avons menés étaient intéressants. Certains membres sont davantage intervenus que d'autres, certains ont plus de connaissances, mais je pense que chacun a écouté les autres avec patience, parfois aussi avec vivacité, mais n'est-ce pas indispensable ?
Si j'ai un souhait à émettre, c'est que le futur gouvernement prenne aussi en compte les intérêts de toutes les personnes qui travaillent au Sénat avec dévouement - certaines depuis très longtemps - et qui font de cette institution ce qu'elle est aujourd'hui : une assemblée où l'on réfléchit et qui fonctionne bien. Mon seul souhait est que ce Sénat vive encore très longtemps avec de vraies compétences.
M. Philippe Monfils (MR). - Comme tous mes collègues, je dirai que nous ne pourrions pas vivre politiquement sans toutes les personnes qui nous entourent au Sénat. Je songe évidemment au personnel mais aussi aux collaborateurs et collaboratrices des groupes, qui effectuent dans l'ombre un travail souvent colossal nous permettant parfois de voir plus clair, d'exprimer des avis, d'élaborer des propositions et de prendre des positions qui sont longuement évaluées à l'intérieur des groupes.
Je voudrais aussi vous remercier particulièrement, monsieur le président. Au moment précis où l'horizon du Sénat s'assombrit, vous restez le gardien sourcilleux des valeurs de notre assemblée. En toutes circonstances, vous avez toujours fait preuve d'équilibre. Je vous félicite de toutes les réalisations du Sénat et vous remercie d'avoir courageusement tenu tête et défendu notre Sénat dans toutes les situations.
Il est possible que je me retrouve à la Chambre sous la prochaine législature, mais croyez-moi, je ne critiquerai jamais le Sénat. Je ferai tout ce qui sera en mon pouvoir pour défendre la haute assemblée.
Mevrouw Jacinta De Roeck (AGALEV). - Uit naam van Agalev en uit naam van Ecolo wil ik in de eerste plaats de mensen van de diensten bedanken die vier jaar lang op een professionele manier en in een vriendschappelijke sfeer voor ons hebben gewerkt.
Verder wil ik de voorzitter bedanken voor al die keren dat wij onze spreektijd mochten overschrijden. Ik heb mij daaraan een enkele keer geërgerd, maar veelal kon ik dat wel appreciëren. De humoristische manier waarop u de soms moeilijke vergaderingen hebt geleid, viel bij ons in de smaak.
Ik wil ook alle collega's bedanken.
Voor mij is dit een moeilijke dag. Dit was mijn laatste dag in de Senaat. Ik zal met frisse tegenzin naar de Kamer gaan. Ik zal jullie allemaal missen. Ik zal de Senaat missen, maar ik beloof jullie dat ik hier af en toe nog koffie kom drinken, want die is hier toch lekkerder dan in de Kamer
De voorzitter. - Ik zou u allen willen bedanken voor uw vriendelijke woorden.
À mon tour, je voudrais vous dire combien j'ai apprécié de collaborer avec vous et combien ces quatre années ont été passionnantes, dans des circonstances parfois difficiles, il est vrai.
Je pense sincèrement que ce Sénat a un rôle très important à jouer. J'espère que le gouvernement et la majorité future auront compris la portée des votes qui se sont déroulés hier et aussi que ce Sénat n'a pas eu l'intention de se laisser abattre.
Les futurs constituants, membres de cette assemblée, auront une responsabilité toute particulière à remplir pour préserver le rôle de chambre de réflexion dévolu à cette institution qui travaille d'une autre manière que la Chambre, avec plus de distance et plus d'indépendance.
Tous ceux qui, sincèrement, ont à coeur de défendre un système démocratique, comprendront que filer vers un système monocaméral est un recul démocratique.
À mon tour, je voudrais remercier les services qui ont été admirables. Je prie les fonctionnaires de ce Sénat de ne pas perdre confiance. Je crois qu'ils ont encore de longues années devant eux. Je les remercie pour tout ce qu'ils ont fait pendant ces quatre ans.
Je remercie également la presse pour la manière dont elle a couvert nos travaux.
Bonne chance pour les élections et, à ceux qui vont quitter le Sénat ou qui vont quitter la vie politique, je souhaite beaucoup de bonheur dans leur nouvelle vie.
Je remercie tout le monde.
-De Senaat gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
(De vergadering wordt gesloten om 19.30 uur.)