2-288 | 2-288 |
M. le président. - Je vous propose de joindre la discussion de ces propositions de loi. (Assentiment)
De heer Paul Wille (VLD), rapporteur. - De bedoeling van dit wetsvoorstel en voorstel van bijzondere wet is een versoepeling van de taaleisen. Het beoogt aan taalleraren toe te staan hun eigen taal te onderwijzen door de eis van grondige kennis van de taal te vervangen door de eis van functionele kennis van de taal.
Het is een beperkt voorstel, aangezien het federale niveau niet bevoegd is voor de taalregeling in het onderwijs, behalve voor Brussel en voor de gemeenten met een bijzonder taalstatuut.
Wij hebben een inhoudelijke discussie gevoerd over de voorstellen van mevrouw Willame-Boonen.
Les deux propositions sont le symbole d'un rapprochement des communautés, dans la mesure où elles reconnaissent l'importance de connaître la langue de l'autre communauté, étant entendu que le Sénat ne peut effectivement légiférer que dans les limites très restreintes de la compétence dont il dispose en matière d'enseignement.
Il est vrai aussi que le ministre Picqué a posé des questions à ce sujet. Il a notamment suggéré d'intégrer ce point dans la problématique de la mobilité dans l'enseignement. Il a conseillé de demander l'avis du Conseil d'État.
Dat advies werd gevraagd. De commissie heeft daaromtrent uitgebreid van gedachten gewisseld. De Raad van State onderkent dat in het voorstel niet wordt verduidelijkt hoe de functionele kennis van de taal moet worden bewezen of kan worden getoetst. In de huidige wet is er immers enkel sprake van grondige kennis van de taal en van voldoende kennis van de taal. In het nieuwe voorstel wordt een nieuw begrip geïntroduceerd, met name functionele kennis. Dat maakt het er niet gemakkelijker op.
Verschillende senatoren, waaronder de heer Happart, waren bovendien van mening dat het advies moet worden gevraagd aan de drie gemeenschappen.
Dat was zeker niet de wens van mevrouw Willame die zich afvroeg waarom na het advies van de Raad van State, nog een tweede advies aan de gemeenschappen moest worden gevraagd.
De twijfel van de Raad van State was niet gegrond op een juridische beginsel, maar op een betwistbaar pedagogisch principe. De indieners van het wetsvoorstel waren het nadrukkelijk oneens met dat standpunt. Mevrouw Willame heeft op basis van het advies van de Raad van State een aantal amendementen ingediend die het begrip `functionele kennis' betreffen. Ook daarover heeft de commissie van gedachten gewisseld en de meningen liepen ver uiteen.
Het eerste artikel werd verworpen met 2 stemmen tegen 2 bij 5 onthoudingen. Hierdoor werd het wetsvoorstel verworpen. Het tweede voorstel van bijzondere wet werd verworpen met 3 stemmen tegen 2 bij 5 onthoudingen.
Als rapporteur ben ik zo vrij aan te geven dat vele leden bij de algemene bespreking van het wetsvoorstel begrip hadden voor de bezorgdheid van de indiener, mevrouw Willame.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - J'aimerais rappeler rapidement l'importance des propositions déposées par M. Lozie et moi-même. Bien sûr, leur champ d'application est limité, puisqu'elles concernent uniquement les dix-neuf communes et les communes à statut spécial. Le pouvoir fédéral n'est en effet compétent, en la matière, que sur ce territoire restreint.
Je vous rappelle qu'avec mon collègue de la Région bruxelloise, Robert Delathouwer j'ai lancé un mouvement intitulé « Tibem : Tweetaligheid in Beweging - Bilinguisme en mouvement », auquel nous tentons de sensibiliser la société civile. Nous avons commencé par les écoles et les parents ; nous allons poursuivre avec les entreprises et les mouvements sportifs. Nous nous sommes en effet rendu compte qu'il s'agissait, en l'occurrence, des milieux les plus demandeurs. Paradoxalement, c'est peut-être le milieu politique qui est le plus conservateur en la matière ; c'est du moins ce que j'ai constaté en commission.
Nous avons évidemment une histoire difficile par rapport à cette problématique.
En communauté française, le ministre Rudy Demotte lève les freins à l'immersion linguistique. Une des manières de procéder est, par exemple, de simplifier l'examen de français destiné aux néerlandophones, de façon à ce que des native speakers puissent enseigner le néerlandais à des enfants d'écoles maternelles et primaires.
Sans vouloir me vanter, je considère que M. Demotte s'est inspiré de ma proposition. Sa définition de l'examen de connaissance fonctionnelle correspond à peu près au texte de mon amendement.
Je demande donc aux personnes sensibles à l'entente entre les communautés et à la nécessité d'apprendre la langue de l'autre, de rejeter les conclusions de cette commission. En effet, je n'ai pas envie que cette proposition, qui sera certainement reprise par l'un ou l'autre de mes collègues, se heurte, au Sénat, à un refus.
Je vous rappelle en outre le résultat particulier du vote : deux voix pour, deux voix contre, les autres commissaires s'abstenant. Quant à la proposition de M. Wille, le vote donna lieu à trois voix pour, deux voix contre, les autres commissaires s'abstenant.
Le débat reste entier. Il appartient au Sénat de se prononcer en séance plénière. Je ne demande pas grand-chose : un peu d'ouverture symbolique, qui se manifestera par le rejet des conclusions de la commission.
Un refus de cette proposition par le Sénat risque, vous le savez, de susciter bon nombre de préjugés. Je tiens, avant de terminer, à remercier M. Lozie pour sa précieuse collaboration.
M. Philippe Mahoux (PS). - Nous ne pouvons bien entendu qu'être d'accord avec le fond des propositions et les objectifs poursuivis. Dans ma commune wallonne située dans le Condroz, j'ai moi-même instauré l'enseignement de la seconde langue nationale dès la maternelle. Ce type d'initiative communale est, à mon sens, très positif.
Le ministre Demotte prend effectivement des initiatives à l'échelon de la Communauté française pour favoriser l'apprentissage de l'autre langue. Cet objectif implique évidemment la nécessité de donner aux professeurs la possibilité d'enseigner ces langues.
Cela dit, sur le principe, je regrette - car cela va déterminer notre vote - que l'on n'ait pas consulté, sur une matière de cette nature, ni les Communautés ni les Régions. Cette consultation formalisée aurait probablement permis à votre combat de se concrétiser, madame Willame.
Je dis donc que nous sommes d'accord sur le fond, mais l'absence de consultation des communautés pour un tel problème ne nous permet pas d'approuver ce texte.
De plus, si nous n'étions pas très vigilants sur ce principe de consultation obligatoire, nous risquerions, pour des textes auxquels nous serions défavorables, de nous voir opposer le précédent que nous aurions créé en ne consultant pas les communautés. Dès lors, l'attitude que nous allons adopter me paraît tout à fait cohérente.
Je le répète, nous plaidons dans le sens de la proposition de loi et dans la voie choisie par le ministre Demotte et une série de mandataires communaux, mais nous ne pouvons imaginer de voter positivement une proposition de loi qui n'a pas fait l'objet d'une consultation des communautés.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (CDH). - Je pense simplement que l'on ne veut pas faire plaisir à quelqu'un de l'opposition.
De plus, on peut considérer que la Communauté française a été consultée, puisque cette dernière, par l'intermédiaire du ministre Demotte, a repris à son compte, sous la forme d'un futur décret, l'entièreté de ma proposition, ce qui revient à lui octroyer les applaudissements du jury.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Wanneer ik de teksten lees van de voorstellen ingediend door respectievelijk collega Lozie en collega Willame, dan ween ik bijna van ontroering.
Ik ben echt ontroerd als mevrouw Willame zegt dat we de tweetaligheid in ons land moeten bevorderen, dat we ervoor moeten zorgen dat men de andere landstaal spreekt aan beide kanten van de taalgrens voor een betere toekomst van onze nakomelingen. Mag ik vragen wie hier de hoorn neemt, wanneer er Nederlands wordt gesproken en wanneer er Frans wordt gesproken?
Hier kan onmogelijk wereldvreemdheid of naïviteit spelen. Hier speelt een verborgen agenda. Mevrouw Willame wil de taalwetten aanpassen en ook de taalgrenzen. Heeft mevrouw Willame ooit van Wallonië geëist dat het de taalwetten zou toepassen in Komen, Edingen of Moeskroen? Heeft zij ooit gezegd dat het schooltje in Komen nu maar eens eindelijk door de Franse Gemeenschap moet worden betaald en niet door Vlaanderen? Bij mijn weten niet!
Hebben de beide indieners ooit het boek gelezen Do you speak Franglais? of het boek Sprechen Sie Engleutsch? dat van een Belgisch auteur is? Twee uitermate interessante boeken over de native speakers. Wie de auteurs niet gelooft, raad ik aan eens een bezoek te brengen aan Borgerhout, de gemeente waar ik woon en waar in heel wat concentratiescholen native speakers rondlopen. Wie die scholen bezoekt, zal moeten vaststellen dat daar veel analfabeten worden afgeleverd. Ik verzet mij tegen het principe van de native speakers met hun functionele taalkennis. Ik weet uit ervaring dat een onderwijsproject dat op functionele taalkennis is gebaseerd, tot mislukken is gedoemd.
De indieners zijn bovendien helemaal niet origineel. Hun voorstel was de tweede eis van het partijprogramma van de BEB, een partij die veel oubollige belgitude aan de dag legde. Dat programma werd al aan de arbitrage van de kiezer voorgelegd en werd bedacht met 0,4% van de stemmen. Omdat de kiezer de inzichten van de commissie zal bijvallen, neem ik aan dat het voorstel zal worden weggestemd.
M. Jean-Marie Happart (PS). - Si cette problématique ne me pose aucun problème quant au fond, je ne puis marquer mon accord sur la forme.
Comme l'a dit M. Mahoux, il aurait fallu organiser une concertation avec les communautés, même si nous sommes compétents au niveau fédéral pour les communes de Bruxelles et de sa périphérie ainsi que pour les communes à statut linguistique spéciales, comme Fourons. À partir du moment où l'exécution de cette disposition et surtout le choix et le paiement des enseignants doivent être assurés par les communautés, une concertation préalable s'imposait.
Le fait que le texte de Mme Willame soit repris au niveau communautaire témoigne de la qualité de son initiative. Nous soutiendrons les communautés d'une manière ou d'une autre afin de favoriser le succès de l'entreprise. Il n'en demeure pas moins que ce sont les communautés qui devront choisir les enseignants, les rémunérer et veiller au respect de la concordance des diplômes. C'est ce qui explique mon attitude en commission.
De heer Frans Lozie (AGALEV). - Er is daarover ook in de commissie discussie geweest. De voorstellen beperken zich tot het beperkte gebied waarvoor de federale overheid bevoegd is.
De vraag rees of we de gemeenschappen niet vooraf moesten consulteren. Ik heb mij daartegen verzet omdat de Grondwet al voorziet in twee procedures om de gemeenschappen de mogelijkheid te geven aan de alarmbel te trekken wanneer ze van oordeel zijn dat er een bevoegdheids- of belangenconflict is. Er is van die kant geen enkele reactie gekomen.
Om die reden heb ik mij verzet en verzet ik mij nog steeds tegen het argument dat de gemeenschappen eerst moeten worden geconsulteerd.
De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Ik steun het voorstel van mevrouw Willame. Volgens mij bevat het geen dubbele bodem en is het geenszins de bedoeling de taalwet te wijzigen. Het voorstel geeft gewoon meer mogelijkheden.
Mme Marie Nagy (ECOLO). - Je souhaite également assurer Mme Willame du soutien de mon groupe. L'objectif de la meilleur connaissance des langues poursuivi par sa proposition est excellent. Tous les pédagogues sont d'accord pour dire que le fait qu'un professeur enseigne sa langue maternelle constitue un avantage. Il est dommage qu'en Belgique, particulièrement en région bruxelloise, laquelle aurait besoin d'une législation fédérale, on ne profite pas davantage de la proximité entre francophones et néerlandophones pour mieux apprendre les langues. De nombreux enfants qui passent de longues années à apprendre, à étudier la langue de l'autre sans vraiment la maîtriser, auraient beaucoup à y gagner, y compris en ce qui concerne la connaissance et l'actualisation de la culture. Mon groupe soutiendra cette proposition et votera donc contre le rapport de la commission.
M. René Thissen (CDH). - Pour que nul n'en ignore et éviter tout confusion, je rappelle que cette proposition a été déposée par mes propres soins au parlement de la Communauté française - c'est tout l'intérêt d'être sénateur de communauté - et qu'il n'y a aucun risque que la chose soit réservée à la Région bruxelloise.
En outre, je regrette quelque peu que le parti socialiste ait trouvé un prétexte pour ne pas appuyer aujourd'hui la proposition de Mme Willame. Il sait parfaitement que la même proposition se trouve au Parlement de la Communauté française. Il le sait d'autant plus que le ministre Demotte, devançant l'examen de cette proposition, a repris les mesures en question pour les mettre lui-même en oeuvre et s'approprier ainsi le travail de Mme Willame.
M. Jean-Marie Happart (PS). - Nous ne cherchons pas de faux-fuyants, cela n'entre pas dans nos habitudes. Je dis ce que je pense et j'applique l'adage selon lequel « qui paie décide ».
Avant de prendre une décision à l'échelon fédéral, même si cela relève de nos compétences, il me semble préférable, puisque c'est la Communauté française qui paie et qui organise, de travailler de concert, de manière à ne pas mettre ladite communauté en situation difficile face à des décisions que nous aurions prises, si bonnes soient-elles, et qui seraient inexécutables dans les communautés ou impossibles à payer.
Il est regrettable que cette proposition arrive aussi tardivement. Si elle avait été déposée en 1999 ou en 2000, nous aurions eu le temps d'accomplir le chemin ensemble. En l'occurrence, nous n'avons pas eu l'occasion d'agir en collaboration. Ma démarche a pour but de faire oeuvre commune.
M. Josy Dubié (ECOLO). - Je n'ai pas eu l'occasion de suivre les travaux, mais j'ai écouté ce qui a été dit.
Je tiens à dire à M. Happart que notre chambre fédérale a des signaux à donner aux communautés. Je considère que la proposition de Mme Willame est un signal extrêmement positif dans un pays comme le nôtre, qui a montré depuis près de 200 ans que deux communautés différentes étaient capables de vivre en parfaite tolérance.
La proposition de Mme Willame est précisément de nature à renforcer cette compréhension entre les communautés. C'est pourquoi j'estime franchement et très sincèrement qu'en adoptant celle-ci nous pourrions donner un signal très fort à l'ensemble de notre population, des deux côtés de la frontière linguistique. Je soutiendrai donc sans réserve cette proposition.
M. le président. - Partageant entièrement l'opinion de Mme Willame, je voterai également contre le rapport de la commission.
-La discussion générale est close.
-Il sera procédé ultérieurement au vote sur les conclusions de la commission.