2-1289/6

2-1289/6

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

26 MAART 2003


Wetsvoorstel van kaderwet op de titelbescherming van erkende dienstverlenende intellectuele beroepen


TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I

Inleidende bepalingen

Art. 2

Deze wet is niet van toepassing op de beoefenaars van het dienstverlenend intellectueel beroep dat gereglementeerd is bij of krachtens een bijzondere wet.

Art. 3

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1º dienstverlenend intellectueel beroep : het beroep waarvan de beoefenaars, op grond van een specifieke opleiding, diensten verstrekken van hoofdzakelijk intellectuele aard en daarbij zowel handelen in het belang van een opdrachtgever, cliënt of patiënt, als in het belang van de gemeenschap en waarbij de beoefenaars, ongeacht hun statuut, beschikken over de nodige onafhankelijkheid om hun beroep uit te oefenen en om de verantwoordelijkheid op te nemen voor de beroepsdaden die ze stellen;

2º belanghebbende beroepsorganisatie : de beroepsorganisatie die voor de aangesloten zelfstandige leden voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 6 van de wetten betreffende de organisatie van de middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979 en het koninklijk besluit van 4 juni 1979 tot regeling van de toepassing van de wetten betreffende de organisatie van de middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979 en die zetelt in de interfederale bureaus 13 tot 17;

3º Commissie vrije beroepen : de vaste commissie, opgericht krachtens artikel 18, § 1, van de wetten betreffende de organisatie van de middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, die bestaat uit de representatieve interprofessionele organisaties voor vrije beroepen en de beroepsorganisaties van dienstverlenende intellectuele beroepen die zetelen in de interfederale bureaus 13 tot 17;

4º de commissie : een commissie, ingericht per beroep dat krachtens deze wet een titelbescherming heeft bekomen, opgericht krachtens artikel 2 van de wet van ... houdende bepalingen inzake de titelbescherming van erkende dienstverlenende intellectuele beroepen;

5º tabel : tabel van personen die rechtmatig de beschermde beroepstitel dragen voor een bepaald beroep, zoals bedoeld in deze wet;

6º de beroepscommissie : een beroepscommissie, ingericht per beroep dat krachtens deze wet een titelbescherming heeft bekomen, opgericht krachtens artikel 3 van de wet van ... houdende bepalingen inzake de titelbescherming van erkende dienstverlenende intellectuele beroepen.

HOOFDSTUK II

Aanvraag tot reglementering

Art. 4

De Koning kan op verzoek van één of meer belanghebbende beroepsorganisaties, en na advies van de Hoge Raad voor Zelfstandigen en KMO, beslissen de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep te beschermen.

Art. 5

Het verzoek tot bescherming van de beroepstitel wordt gedaan via een verzoekschrift gericht aan de minister die Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft.

Dit verzoekschrift vermeldt :

­ de omschrijving van het beroepsprofiel van het betrokken dienstverlenend intellectueel beroep;

­ de uitgebreide motivering van het verzoek tot reglementering, met aandacht voor het algemeen belang;

­ de te beschermen beroepstitel, met duidelijke afbakening wat betreft het oneigenlijk gebruik ervan;

­ de overeenstemmende diploma's waarbij de vereiste kennis op equivalente wijze moet kunnen verworven worden in beide gemeenschappen in door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijs- of vormingsinstellingen;

­ de deontologische voorschriften die verbonden worden aan het dragen van de beschermde beroepstitel;

­ of en onder welke voorwaarden werknemers de beschermde beroepstitel kunnen voeren;

­ of en onder welke voorwaarden beoefenaars van een in het verzoekschrift bedoeld dienstverlenend intellectueel beroep, die niet voldoen aan bepaalde voorwaarden tot het dragen van de beschermde titel zoals bedoeld in deze wet, kunnen toegelaten worden de beschermde beroepstitel te dragen.

De minister die Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft laat het verzoekschrift binnen 20 dagen publiceren in het Belgisch Staatsblad.

Iedere belanghebbende kan de minister schriftelijk opmerkingen overmaken binnen 60 dagen volgend op de bekendmaking.

De Hoge Raad voor de zelfstandigen en de KMO neemt vervolgens kennis van het verzoekschrift en de opmerkingen, en brengt advies uit binnen drie maanden, nadat de Commissie vrije beroepen van de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de KMO een onderzoek heeft ingesteld.

De Koning bepaalt de regelen van de erkenningprocedure bij een in de Ministerraad overlegd besluit.

Het koninklijk besluit betreffende de reglementering moet bepalen dat de personen die de beschermde beroepstitel voeren, onderworpen zijn aan volgende verplichtingen :

­ houder zijn van een nader omschreven diploma;

­ de deontologische voorschriften onderschrijven;

­ zich op eigen verzoek laten registreren op de tabel van personen die de beschermde beroepstitel dragen.

De Koning kan bepalen of en onder welke voorwaarden werknemers de beschermde beroepstitel kunnen dragen.

De Koning kan bepalen of en onder welke voorwaarden beoefenaars van een in het verzoekschrift bedoeld dienstvernemend intellectueel beroep, die niet voldoen aan bepaalde voorwaarden tot het dragen van de beschermde titel als bedoeld in deze wet, kunnen toegelaten worden de beschermde beroepstitel te dragen.

HOOFDSTUK III

Bescherming van de titel

Art. 6

Niemand mag de beschermde beroepstitel dragen, indien hij niet ingeschreven is op de tabel van personen die de beschermde beroepstitel dragen.

Een vennootschap mag in haar naam, in de omschrijving van haar doel of in haar reclame een krachtens deze wet beschermde beroepstitel enkel gebruiken voor zover de personen die als zaakvoerder, als bestuurder of als werknemer van de vennootschap het beroep waarvan de titel krachtens deze wet is beschermd in naam en voor rekening van de vennootschap uitoefenen, zijn ingeschreven op de tabel bedoeld in het eerste lid.

Onderwijsinstellingen en beroepsgroeperingen mogen de beschermde beroepstitel niet dragen.

Art. 7

Niemand mag een titel voeren, noch aan die waaronder hij geregistreerd is een vermelding toevoegen, waardoor verwarring kan ontstaan met de beschermde beroepstitel.

Art. 8

Om opgenomen te worden in de tabel van personen die de beschermde beroepstitel dragen, moet de beoefenaar van het beroep houder zijn van een diploma als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en de deontologische voorschriften met betrekking tot het voeren van de beroepstitel naleven.

Ongeacht het statuut van de beroepsbeoefenaar hebben de deontologische voorschriften op zijn minst betrekking op :

­ de informatieplicht ten aanzien van de consument omtrent het beroepsprofiel van de beschermde beroepstitel;

­ de onverenigbaarheden met de beschermde beroepstitel teneinde de nodige onafhankelijkheid te waarborgen;

­ het professionalisme en de kwaliteit van de dienstverlening.

HOOFDSTUK IV

Inbreuken en strafbepalingen

Art. 9

Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met geldboete van 100 tot 500 euro, hij die, na de periode van een jaar na de publicatie van het koninlijk besluit tot bescherming van de betrokken beroepstitel, zonder ingeschreven te zijn op de tabel, zich openbaar de beroepstitel van een gereglementeerd beroep toe-eigent, evenals hij die een titel voert of die aan de beroepstitel die hij voert een vermelding toevoegt, welke tot verwarring kan leiden met de beschermde beroepstitel.

Art. 10

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in deze wet bepaalde inbreuken.

Art. 11

Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, worden het personeel van de federale politie, de ambtenaren en agenten van de lokale politie en de ambtenaren en agenten, te dien einde door de Koning aangewezen op voorstel van de minister die Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, belast met het opsporen en vaststellen in processen-verbaal van de inbreuken op deze wet.

Deze processen-verbaal hebben bewijskracht tot tegenbewijs. Zij worden onverwijld toegezonden aan de bevoegde ambtenaren van het openbaar ministerie. Een afschrift ervan wordt gezonden aan de overtreder, alsook aan de hierboven vermelde minister binnen zeven werkdagen vanaf de vaststelling van de vermeende inbreuken, dit alles op straffe van nietigheid.

Art. 12

De personen die onder de toepassing van deze wet vallen zijn ertoe gehouden alle inlichtingen en alle bescheiden te verstrekken die nodig zijn om de toepassing ervan na te gaan. Elke persoon, die weigert de bij het vorige lid bedoelde inlichtingen en bescheiden te verstrekken wordt gestraft met geldboete van 25 tot 250 euro.

HOOFDSTUK V

Inwerkingtreding

Art. 13

Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 januari 2005.