2-277

2-277

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 20 MAART 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Luc Van den Brande aan de eerste minister over «het akkoord over de Grondwetsherziening» (nr. 2-1287)

De voorzitter. - Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Vannacht is er in het kernkabinet een akkoord tot stand gekomen over de lijst met grondwetsartikelen die in de volgende regeringsperiode kunnen worden herzien. De Ministerraad heeft dat akkoord vanmorgen bekrachtigd en de eerste minister heeft er een mededeling over verspreid. We zullen de volgende dagen uiteraard uitgebreid de kans hebben om daarover grondig van gedachten te wisselen, maar ik wil nu toch al enkele vragen stelen.

Wat zijn de krachtlijnen van dit akkoord?

Is het akkoord een bevestiging van het marathonakkoord van 26 april 2002 of wijkt het er van af?

Welke draagwijdte wenst de regering te geven aan de herziening van artikel 195 van de Grondwet? Wat is het oordeel van de regering over de commentaren van eminente constitutionalisten, die een dergelijke inherzieningstelling staatsrechterlijk niet wenselijk of correct achten?

Wat is de draagwijdte van de aangekondigde bezinningsperiode voor de wijzigingen van de Grondwet?

Klopt het dat grondwetswijzingen zouden moeten worden goedgekeurd met de bijzondere meerderheid die nu vereist is voor de goedkeuring van de bijzondere wetten inzake staatshervormingen? Zou die procedure dan gelden voor alle artikelen van de Grondwet, met inbegrip van titel II?

Kan de minister duidelijkheid verschaffen over de concrete draagwijdte van de hervormingsplannen van de regering inzake het evocatie- en initiatiefrecht van de Senaat?

Hoe zal de Senaat precies worden samengesteld? Blijft het bestaande akkoord hierover van kracht?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw. - De heer Van den Brande en ik hebben al enkele grondwetsherzieningen meegemaakt, zij het dat we daarbij niet altijd in dezelfde situatie verkeerden. Hij maakte toen deel uit van de meerderheid en ik meestal van de oppositie. Het voordeel van de oppositie is dat men daar de knepen van het vak vaak beter leert dan op de banken van de meerderheid.

De heer Van den Brande vraagt concrete antwoorden op vragen over de inhoud van het akkoord. Op enkele punten kan ik geen antwoord geven omdat ze nog niet nauwkeurig uitgeschreven zijn.

Ik kan wel de algemene beschouwingen geven die de Ministerraad vanmorgen heeft goedgekeurd, samen met de lijst van de artikelen die aan Kamer en Senaat voor herziening worden voorgelegd en de daarbij horende memorie van toelichting.

Er worden 61 voorstellen tot wijziging gedaan. Ze slaan onder meer op de hervorming van het tweekamerstelsel zoals afgesproken in het akkoord over de politieke vernieuwing van 26 april 2002. De Kamer van volksvertegenwoordigers zal de emanatie worden van de federale besluitvorming en de Senaat zal uitsluitend worden samengesteld op basis van afvaardigingen van gewesten en gemeenschappen.

De voorstellen betreffen ook de mogelijkheid om de in de Grondwet voorgeschreven termijnen van bijeenkomst en ontbinding van Kamer en Senaat te herzien. Zo krijgt de volgende Grondwetgever de kans de datum waarop de Kamers ieder jaar van rechtswege bijeenkomen, te vervroegen, indien de Kamers daartoe besluiten. De ontbinding van de Kamer van volksvertegenwoordigers hoeft in de toekomst, indien de Grondwet aldus wordt gewijzigd, niet meer automatisch de ontbinding van de Senaat tot gevolg te hebben. Die wordt immers samengesteld vanuit de parlementen van gemeenschappen en gewesten, die om de vijf jaar worden verkozen. Tegelijkertijd wordt de mogelijkheid geopend om de duur van een zittingsperiode van de Kamer van volksvertegenwoordigers te wijzigen.

Een derde oogmerk van de voorgestelde herziening betreft de versterking van de democratie. Zo wordt de mogelijkheid ingevoerd om de leeftijd voor verkiesbaarheid te verlagen tot 18 jaar. De gewesten kunnen de bevoegdheid krijgen om gewestelijke volksraadplegingen te organiseren voor de aangelegenheden waarvoor ze bevoegd zijn. Ze kunnen tevens de bevoegdheid krijgen om zelf de verkiezing van binnengemeentelijke territoriale organen te regelen. Wij denken bijvoorbeeld aan de districten van de stad aan de stroom.

Een vierde oogmerk is de versterking van het toezicht op het bestuur. Zo komt er de mogelijkheid om internationale rechtscolleges, zoals het Internationaal Strafgerechtshof, in de Grondwet op te nemen, om de bevoegdheden van het Arbitragehof, dat de benaming Grondwettelijk Hof zou krijgen, uit te breiden en om de wetgever de kans te geven bijkomende bevoegdheden aan het Rekenhof toe te kennen.

Een vijfde hervorming betreft de mogelijkheid om met een tweederde meerderheid en een meerderheid in beide taalgroepen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad constitutieve autonomie toe te kennen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook de Duitstalige Gemeenschap kan die autonomie krijgen. Daarnaast kan de benaming `Raad' worden gewijzigd in `Parlement'.

Ten slotte komt er met de herziening van artikel 195 de mogelijkheid de procedure voor herziening van de Grondwet te wijzigen.

De voorstellen tot herziening bevatten ook 15 bepalingen die werden overgenomen uit de verklaring tot herziening van de Grondwet van 1999. Het betreft onder meer de uitbreiding van de waarborgen van de drukpersvrijheid tot andere informatiemiddelen en de afwijkingen op de integrale voorlezing van vonnissen door de rechter. Er zijn ook 13 nieuwe voorstellen over, onder meer, de grondwettelijke verankering van de afschaffing van de doodstraf, de versterking van de bescherming van gehandicapten en de uitbreiding van de rechten van het kind.

Het ontwerp zal eerstdaags worden ingediend bij Kamer en Senaat. Het zal samen met de verklaring van de twee andere takken van de wetgevende macht opnieuw worden besproken op de ministerraad van vrijdag 4 april. Na ondertekening door het Staatshoofd zal het in het Belgisch Staatsblad van 8 april worden gepubliceerd, waarna de Kamers van rechtswege ontbonden zijn.

Dat is de teneur van de voorstellen tot herziening die door de Ministerraad zijn goedgekeurd. Ik heb een aantal indicaties kunnen geven over de geest waarin de regering de voorstellen formuleert. De volgende Grondwetgever oordeelt echter soeverein.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Ik wil kort reageren op vier punten.

Ik leid uit het antwoord af dat er geen onderscheid is tussen het akkoord van 26 april en wat nu uit de bus is gekomen. Dat betekent dat de regering opteert voor een Senaat die paritair samengesteld is uit vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de gewesten.

De duur van de federale zittingsperiode wordt op vijf jaar gebracht. Bovendien komen er verschillende ontbindingsmechanismen voor Kamer en Senaat. Dat is een essentieel nieuw element. De Senaat wordt de facto afgeschaft, behalve voor enkele grondwettelijke procedures. Het bungeespringen wordt aldus wettelijk gemaakt, want op die manier worden de verkiezingen van de federale Kamer en van de deelstaatparlementen op hetzelfde moment gebracht.

Er wordt gekozen voor een volledige drieledigheid, want er wordt ook constitutieve autonomie gegeven aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Vermits de minister mij niet tegenspreekt, besluit ik dat bovenop de bestaande grondwettelijke meerderheden de mogelijkheid wordt geopend om een bijkomende bijzondere meerderheid te vereisen voor grondwetswijzigingen, namelijk een meerderheid in elke taalgroep.

Op ten minste vier punten wordt dus totaal afgeweken van het Vlaams belang is. We zullen daar uiteraard op terugkomen.

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw. - Voor alle duidelijkheid: de verklaring stelt artikel 195 voor herziening vatbaar zonder vooruit te lopen op de manier waarop dat in voorkomend geval moet gebeuren. Ik weet dat er een discussie is onder grondwetsspecialisten uit het noorden en het zuiden van ons land. Ik ken de pro's en de contra's van de verschillende stellingen. Ik vertrouw erop dat daarover nog een serieus woordje zal worden gesproken, maar de huidige meerderheid stelt enkel voor om artikel 195 als dusdanig voor herziening vatbaar te verklaren.

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Ik heb met grote aandacht het recente artikel gelezen van een aantal Franstalige constitutionalisten. Wat ik nu in de verklaring tot herziening lees, lijkt mij vooral geďnspireerd door de heer Uyttendaele.