2-277

2-277

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 20 MARS 2003 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de M. Hugo Vandenberghe au premier ministre sur «le conflit armé en Irak» (nº 2-1284)

Question orale de M. Vincent Van Quickenborne au premier ministre sur «la deuxième guerre du Golfe» (nº 2-1286)

Question orale de M. Michiel Maertens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «les transports de l'OTAN par l'aéroport d'Ostende» (nº 2-1288)

M. le président. - Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

Mme Annemie Neyts-Uyttebroeck, ministre, adjointe au ministre des Affaires étrangères, et chargée de l'Agriculture, répondra au nom de M. Guy Verhofstadt, premier ministre et au nom de M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Vannacht startten de VS, in een coalitie met een aantal andere naties, een gewapend conflict met Irak. Na de pijnlijke mislukking van de diplomatieke pogingen om het Irakese regime zonder geweld te ontwapenen, gaf de Amerikaanse president het bevel om de ontwapening militair in te zetten.

Veroordeelt de Belgische regering, al dan niet formeel, de acties van de VS, aangezien het de officiële positie van de Belgische regering is dat resolutie 1441 geen voldoende basis is voor een militaire actie?

Welke weerslag heeft dit militair conflict op de internationale verbintenissen van België? Ziet de regering in het uitbreken van dit niet door een VN-resolutie gedekte gewapende conflict, een juridische aanleiding om de internationale verdragen inzake het gebruik van het Belgische luchtruim in NAVO-verband niet verder te honoreren? Welke stappen zal de regering terzake doen? Op welke juridische grond baseert de regering zich om het luchtruim af te sluiten of open te stellen voor de VS-strijdkrachten?

Is België bereid zich actief te engageren voor het verlenen van noodhulp bij de op til zijnde humanitaire crisis in de regio? Welke engagementen overweegt ons land met het oog op de heropbouw van het post-Saddam Irak? Zal België zelf een initiatief nemen voor een gezamenlijk Europees engagement?

Wat is de positie van de Belgische regering inzake de gevolgen van dit conflict voor de Koerdische regio? Welke conclusies moeten volgens de regering worden getrokken uit het falen van de diplomatie binnen de VN enerzijds en van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU anderzijds?

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik sluit mij aan bij de vorige spreker. Tegen de wil van een groot deel van de wereldgemeenschap in, is vannacht de tweede Golfoorlog begonnen.

De positie van ons land is steeds duidelijk en moedig geweest: geen oorlog zonder tweede VN-resolutie. Het zou goed zijn dat meerderheid en oppositie dezelfde houding verdedigen. Dit is geen thema voor politieke spelletjes.

Ik verneem via de media dat in Irak nog steeds Belgen aanwezig zijn, waarvan enkelen hebben verklaard als menselijk schild te willen opereren.

Beschouwt de regering deze oorlog als een inbreuk op het VN-handvest? Wil de Belgische regering deelnemen aan de heropbouw van Irak eenmaal de oorlog voorbij is? Op welke manier wil de regering humanitaire inspanningen leveren? Wat is de houding van de regering ten aanzien van de nog aanwezige Belgen die als menselijk schild willen dienen?

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik sluit me aan bij de vorige sprekers. Ik wil echter ook ingaan op het problematiek van de NAVO-transporten.

Ostend Airport, gelegen naast een woonzone, kent strenge milieubeperkingen onder meer inzake nachtelijke bewegingen, opstijgen met staartwind en opstijgen over zee. De burgerlijke vliegtuigen, gecharterd in het kader van de NAVO joint agreements, overtreden die reglementering permanent: in plaats van twee worden er per nacht zes tot acht bewegingen uitgevoerd en wordt er opgestegen over Stene, vaak met zijwind.

In februari en begin maart werden 230 bewegingen genoteerd, wat neerkomt op circa 2.000 per jaar. Daardoor zal de reguliere handelsvloot het tweede deel van het jaar weinig tot geen nachtvluchten meer kunnen uitvoeren.

Artikel 2 van de Conventie van Den Haag van 1907 bepaalt dat het een neutraal land als België toegestaan is militaire transporten te verbieden. Artikel 1 van het NAVO-charter van 4 april 1949 verwijst naar artikel 103 van het VN-verdrag dat van hogere rechtsorde is dan het NAVO-verdrag en alles wat daarop is gebaseerd.

Als men zich daarop beroept, kunnen meteen alle oorlogstransporten internationaal juridisch worden verboden. Onze fractie is dan ook van oordeel dat alle oorlogstransporten op en over ons land, zeker degene die dagelijks plaatsvinden via de luchthaven van Oostende, moeten worden verboden.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen.

Moeten burgerlijke charters uitgevoerd in het kader van de NAVO-joint agreements al dan niet de plaatselijke reglementering voor burgertoestellen respecteren?

In ontkennend geval, wat is daarvoor de juridische basis? In bevestigend geval, moet de luchthaven dan niet worden gesloten voor deze toestellen, gelet op de overtredingen, het gevaar voor de bevolking en het economisch nadeel voor de reguliere handelsvloot?

Heeft de minister terzake reeds contact opgenomen met de VS en met zijn collega bevoegd voor Landsverdediging? Wanneer en met welke resultaten?

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw. - Het verheugt me dat deze drie vragen werden samengevoegd. Dat laat me toe er samen op te antwoorden. Allereerst zal ik de verklaring voorlezen die de eerste minister op het ogenblik aflegt in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De meeste vragen die hier werden gesteld, komen daarin aan bod. Nadien zal ik specifiek ingaan op de andere vragen.

Enkele uren geleden is de oorlog in Irak begonnen, een oorlog die we allemaal hebben willen vermijden.

De Belgische regering betreurt de wending die het dossier-Irak heeft genomen. De regering is diep ontgoocheld dat niet verder gepoogd werd om met vreedzame diplomatieke middelen resolutie 1441 volledig uit te voeren of om, via een nieuwe, meer gedetailleerde resolutie, tot de ontwapening van Irak te komen.

De regering blijft ervan overtuigd dat de diplomatieke weg van de wapeninspecties kon leiden tot het beoogde doel, namelijk de ontwapening van Irak. Enkele dagen geleden immers stelde Hans Blix een ontwerp van werkprogramma voor om de ontwapening van Irak te voltooien. Dat werkprogramma dat gestoeld was op twaalf belangrijke ontwapeningstaken die de heer Blix geïdentificeerd had als key disarmament tasks, een methodologie en een kalender, werd, o ironie, gisteren in de Veiligheidsraad besproken. Wij menen dat een kans werd gemist om op basis van die twaalf ontwapeningstaken, een duidelijke ontwapeningskalender op te stellen met voor elk van de twaalf opdrachten een concrete vervaldatum. Zo'n strikte kalender was een concrete strategie geweest voor een daadwerkelijke ontwapening van Irak. Wij betreuren dat die mogelijkheid niet werd benut.

De Belgische regering betreurt eveneens dat Saddam Hoessein het belang van de Iraakse bevolking niet heeft vooropgesteld. Het was waarschijnlijk de enige overblijvende mogelijkheid om de dood van honderden, wellicht duizenden onschuldige slachtoffers te vermijden. Dat is dus niet gebeurd. Bijgevolg bevinden we ons in een oorlogslogica, een logica die België samen met onder meer Frankrijk en Duitsland altijd heeft proberen te vermijden. De Belgische regering hoopt hoe dan ook dat het gewapend conflict onschuldige slachtoffers zal sparen.

Maar zelfs indien de omvang van de schade kan worden beperkt, zal het niet onze oorlog zijn, aangezien hij rechtvaardiging mist en zich afspeelt buiten het multilaterale kader en buiten de regels van de Verenigde Naties. Niettemin zal ons land een bijdrage leveren aan het lenigen van de humanitaire noden van het conflict. De humanitaire hulp dient snel op gang te komen onder de koepel van de Verenigde Naties.

De regering begrijpt de verontwaardiging van vele landgenoten over de houding van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. De regering en ikzelf delen die verontwaardiging maar dat betekent niet dat België zich kan onttrekken aan zijn verdragsrechtelijke verplichtingen en meer bepaald aan het akkoord van 19 juli 1971. Op basis van artikel 1, tweede lid, van dat akkoord hebben de Verenigde Staten na een eerste aantal beperkte transits waarover de eerste minister in januari al informatie gaf, op 29 januari een communicatielijn geactiveerd waarlangs ze hun materiaal laten vervoeren. Volgens de bepalingen van het akkoord van 1971 moet de Belgische regering daarvoor geen toestemming geven. Derhalve is daarover geen regeringsbeslissing genomen. De toestemming van België voor het vastleggen van een datum voor opening van een communicatielijn, waarover de premier het meer in het algemeen had in zijn uiteenzetting in de Kamer op 17 januari 2003, zou wel nodig geweest zijn indien we ons niet in een fase van internationale spanning hadden bevonden. De Senaat moet echter weten dat sinds 12 september 2001 in de NAVO en voor het hele NAVO-grondgebied de fase van internationale spanning werd afgekondigd. Overigens blijft het akkoord van 1971 van kracht zolang beide partijen gebonden zijn door NAVO-verplichtingen. Om de communicatielijn te blokkeren moet dat akkoord van 1971 worden opgezegd en in dat geval geldt, volgens artikel 15 van het akkoord zelf, een opzegtermijn van zes maanden na de notificatie van opzegging. Ons land moet juridisch dus de bepalingen van het akkoord van 1971 respecteren, meer bepaald inzake transits.

Meer in het algemeen is dat ook de houding van Frankrijk en Duitsland, waarmee we sinds het begin van de crisis front hebben gevormd. Die samenwerking leidde ertoe dat België strikte garanties heeft kunnen bedingen inzake het defensief karakter van de hulp van de NAVO aan Turkije.

België heeft zijn houding bepaald in nauw overleg met Frankrijk en Duitsland. Samen hebben we de oorlog niet kunnen vermijden, samen zullen we blijven ijveren om zo snel mogelijk opnieuw tot vrede te komen, in het belang van de Iraakse bevolking, in het belang van de internationale rechtsorde en in het belang van ons allemaal. Wij zijn van plan om onze solidariteit met Frankrijk en Duitsland te handhaven.

Concreet betekent dit dat de minister van Buitenlandse Zaken een positief antwoord heeft gegeven op de prenotificatie inzake de overvluchten, die hij gisteravond vanwege de VS heeft ontvangen. Inzake de doorvoer van militair materieel kan ik meedelen dat er momenteel binnen de openstaande communicatielijn geen transits gepland zijn met het oog op het opstarten van een militaire operatie in Irak. Indien er de komende maanden transits plaatsvinden dan zullen die volgens de informatie die de regering van de Amerikaanse autoriteiten heeft ontvangen, gebeuren in het kader van de aanvulling van voorraden. In elk geval zal de VS, zoals in het verleden, overigens op uitdrukkelijke vraag van de Belgische regering, voorafgaandelijk volledige informatie verstrekken.

Als slotbedenking wil ik namens de regering nog het volgende zeggen. Indien uit de gebeurtenissen van de voorbije weken één conclusie kan worden getrokken dan is het zonder twijfel dat er een gebrek aan eenheid is in de Europese Unie. De top van de Azoren vorig weekend was in dat opzicht als het ware een dieptepunt. Meer dan ooit is het duidelijk dat we in Europa nood hebben aan een communautair buitenlands en defensiebeleid. Ik ben ervan overtuigd dat een grotere eenheid van Europa het verschil had kunnen maken tussen oorlog en vrede.

Aan de heer Van Quickenborne wil ik nog zeggen dat alle Belgen die in de regio - niet alleen in Irak maar ook in de omliggende landen - verblijven, de dringende raad hebben gekregen om die landen te verlaten, zij het tijdelijk. Alle ambassades en consulaire posten hebben opdracht gekregen op post te blijven: niemand mag zich van zijn of haar post verwijderen. Ook zijn alle praktische schikkingen getroffen om al onze landgenoten in de hele regio te lokaliseren, hun identiteitsgegevens in te zamelen, communicatielijnen af te spreken en al het nodige in gereedheid te brengen om hen indien nodig te helpen die gebieden te verlaten. Dat geldt ook voor de Belgen die op het ogenblik in Irak zijn en daar klaarblijkelijk willen blijven.

De heer Maertens had een aantal vragen over transporten van NAVO-soldaten met burgerlijke vliegtuigen langs de luchthaven van Oostende. Hij argumenteert dat die vliegtuigen bovendien de voorgeschreven regels niet respecteren. De afgelopen nacht hebben we die problematiek bestudeerd. Transporten van soldaten in burgervliegtuigen blijken geen militaire transporten te zijn.

Het zijn transporten die geschieden op basis van contracten die gesloten zijn tussen degenen die het bevel tot verplaatsing van de troepen uitvoeren en privé-maatschappijen. Voor die contracten gelden dus de regels voor burgerlijke transporten. Ik zal de federale minister van Mobiliteit en Vervoer ervan op de hoogte brengen dat bij die vluchten de regels van de burgerlijke luchtvaart blijkbaar niet worden gerespecteerd.

De heer Vandenberghe had een vraag over de houding van de regering tegenover de problematiek van de Koerden. In het algemene antwoord van de regering wordt daarop niet specifiek ingegaan. Wij zijn van mening dat de instabiliteit in de regio al groot genoeg is en dat de internationaal vastgelegde grenzen moeten worden gerespecteerd. Wij blijven het standpunt verdedigen dat we ten overstaan van Turkije steeds hebben ingenomen, namelijk dat de fundamentele rechten van de Koerden moeten worden geëerbiedigd en dat er moet worden gezocht naar een bestuursrechtelijke formule die de eerbiediging van die rechten maximaal mogelijk maakt.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - We kunnen niet heel de juridische argumentatie voeren in het kader van een mondelinge vraag. Er wordt gesteld dat het optreden van de Verenigde Staten strijdig is met het internationale recht. Het is echter betwistbaar te verwijzen naar de bilaterale of multilaterale afspraken tussen België en de Verenigde Staten om het probleem op te lossen. Er moet ook rekening worden gehouden met de algemene rechtsbeginselen.

Gisterenavond heb ik deelgenomen aan een debat in Leuven met mevrouw Aelvoet. Zoals dat bij de levering van wapens aan Nepal het geval was, blijkt ook nu weer dat de regering beslissingen neemt die de groene regeringspartij 24 uur eerder onaanvaardbaar vond.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Het antwoord ligt in de lijn van de houding die ons land de voorbije maanden heeft aangenomen. Het is belangrijk dat België dezelfde houding aanneemt als Frankrijk en Duitsland.

Het is onze oorlog niet, maar dat betekent niet dat België afzijdig moet blijven bij de heropbouw. De minister heeft gezegd dat België hierin een rol zal spelen binnen van de Verenigde Naties. Dat is positief; de heropbouw mag niet een zaak zijn van één regering.

De eerstvolgende dagen vergaderen de Europese ministers in Brussel. Het gebrek aan eensgezindheid in Europa is een grote teleurstelling. Het heeft me altijd al verwonderd dat in een ander groot conflict in het Midden-Oosten namelijk tussen Israël en Palestina, de Europese Unie er evenmin in slaagt een roadmap voor te leggen om dat conflict op te lossen. Misschien is de vergadering in Brussel een goede gelegenheid om op basis van de Camp David-akkoorden en de ontwerpakkoorden van Taba van einde 2000 tussen Israël en Palestina, met de nieuwe premier van Palestina, de heer Abu Mazen, te trachten een plan voor de vrede op te stellen, vanuit een gemeenschappelijke Europese positie en niet enkel vanuit de Amerikaanse positie.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Als ik het antwoord hoorde van de minister, viel ik bijna achterover van het verschieten. Als men militairen met een burgervliegtuig vervoert dan is dit volgens haar geen militair transport, met een militair vliegtuig wel. Een militair transport blijft een militair transport, ook al gebeurt het per fiets. Hoe kan men deze realiteit nu omzeilen?

Op de neutraliteit van België zal ik niet dieper ingaan, want dat is een apart debat.

Het antwoord van de minister schenkt me geen voldoening. Zelfs al gaat het om het vervoer van colablikjes voor het Amerikaanse leger, dat is een blijft een militair transport.

Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, minister, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, en belast met Landbouw. - De immatriculatie van het vliegtuig bepaalt of het om een militaire vlucht gaat. De procedures voor de toestemming en dergelijke meer zijn verschillend.