2-271

2-271

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 20 FEBRUARI 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Jean-Marie Dedecker aan de minister van Landsverdediging over «de nationale erkenning van de oud-strijders uit de oorlog in Korea tussen 1950 en 1955» (nr. 2-1248)

De voorzitter. - De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken, antwoordt namens de heer André Flahaut, minister van Landsverdediging.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ongeveer vijftig jaar geleden werd de oorlog in Korea beëindigd. Dit jaar vinden er in dat verband een aantal festiviteiten plaats.

De oud-strijders uit Korea die in een ver land en in slechte klimatologische omstandigheden hun plicht tegenover het vaderland vervulden, komen thans op voor hun sociale rechten. Zij ontvingen destijds 4000 Belgische frank per maand. Vandaag zou dat ongeveer 1000 euro zijn.

Het gaat om een beperkte groep van 3500 vrijwilligers, die zich in het kader van een operatie van de Verenigde Naties hebben ingezet voor de verdediging van onze Westerse normen.

Van de 2000 soldaten die in de eerste lijn zijn ingezet, vielen er 117 doden, 254 zwaar gewonden en 800 licht gewonden.

Waarom krijgen de oud-strijders van de oorlog in Korea geen nationale erkenning, met de daaraan verbonden voordelen? Hun huidig statuut is louter symbolisch en houdt geen enkel recht in.

Waarom kunnen ze, net zoals de krijgsgevangenen, niet genieten van een gelijkschakeling van het remgeld?

Waarom krijgen ze geen erkenning van 10% invaliditeit aangezien ze minstens een jaar aan het front hebben geleefd in de meest erbarmelijke fysieke en psychische omstandigheden?

Waarom krijgen de oorlogsvrijwilligers die na de wapenstilstand aan het front zijn aangekomen, maar die hun verbintenis hebben getekend toen de strijd aan de gang was, niet dezelfde rechten als de soldaten uit de oorlog 1940-1945 die niet meer aan het front werden ingezet?

Waarom worden degenen die zich na de wapenstilstand in 1953 hebben geëngageerd, niet als volwaardige oorlogsvrijwilligers beschouwd? Alle oorlogswetten die hun betreffen werden immers toegepast en de toestand was niet stabiel.

Waarom wordt de periode na de datum van de wapenstilstand niet dubbel aangerekend zoals dat is gebeurd voor de Force Publique in Congo?

De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken. - Het huidig statuut van lid van het expeditiekorps voor Korea is niet louter symbolisch. Zoals de andere begunstigden van oorlogsstatuten kunnen de oud-strijders van Korea een rente en gratis geneeskundige verzorging genieten. Ze kunnen ook aanspraak maken op de verminderingskaart voor het openbaar vervoer en op eervolle onderscheidingen.

De wet van 11 april 1999 bepaalt dat oud-strijders en oorlogsslachtoffers die voor een periode van ten minste een jaar een statuut van nationale erkenning hebben genoten. recht hebben op gratis geneeskundige verzorging Een uitbreiding van de kosteloze geneeskundige verzorging tot alle oud-strijders en oorlogsslachtoffers werd tot stand gebracht door de wet van 14 februari 2002.

Er werd ook een forfaitaire invaliditeit van 10% gevraagd voor andere categorieën van oud-strijders en oorlogsslachtoffers, maar om budgettaire redenen kon daar tot op heden nog niet worden op ingegaan.

De periode na de wapenstilstand telt niet voor het statuut van lid van het expeditiekorps voor Korea, dit naar analogie met het statuut van oorlogsvrijwilliger 1940-1945, waar de periode na 8 mei 1945 niet meetelt. Degenen die zich na de wapenstilstand in Korea hebben geëngageerd, worden niet als oorlogsvrijwilliger beschouwd, naar analogie met degenen die zich na 8 mei 1945 hebben geëngageerd.

Het dubbel tellen van de diensten behoort, conform artikel 73 van het koninklijk besluit van 11 augustus 1932 houdende de goedkeuring van de tekst van de gecoördineerde wetten op de vergoedingspensioenen, tot de bevoegdheid van de minister van Financiën.

De heer Jean-Marie Dedecker (VLD). - Ik zal enkele meer gedetailleerde vragen voorleggen aan minister Flahaut.