2-270

2-270

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 13 FEBRUARI 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Hugo Vandenberghe aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Justitie over «de terugroeping van de Israëlische ambassadeur uit België» (nr. 2-1241)

Mondelinge vraag van de heer Vincent Van Quickenborne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Justitie over «de uitspraak van het Hof van Cassatie in de zaak-Sharon» (nr. 2-1245)

De voorzitter. - Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het arrest dat het Hof van Cassatie gisteren uitsprak in de zaak-Sharon, lokte onmiddellijk een diplomatieke reactie van Israël uit. De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, de heer Netanyahu, heeft de Israëlische ambassadeur in België teruggeroepen, terwijl ook de Belgische ambassadeur in Israël ter verantwoording werd geroepen.

De Senaat keurde enige weken geleden nog een wijziging van de genocidewet goed, teneinde met een zogenaamde interpretatieve wet te bezegelen dat vervolgingen wegens misdrijven bedoeld in de genocidewet ook mogelijk zijn indien de dader niet op het Belgische grondgebied wordt aangetroffen. Zoals ik toen in de commissie en in de plenaire vergadering duidelijk gemaakt heb, was er geen enkele reden om een dergelijke wet aan te nemen, omdat het Hof van Cassatie zich nog niet had uitgesproken. Het was dus een voorbarige poging om de rechterlijke macht te beïnvloeden. Het Hof van Cassatie heeft nu, door het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling te verbreken, duidelijk gemaakt dat het `verhinderende' artikel 12 van het Wetboek van strafvordering ter zake niet van toepassing was. Zodoende heeft het ook de interpretatieve wet van haar juridisch nut ontdaan.

Wat is de reactie van de minister van Buitenlandse Zaken op de terugroeping van de Israëlische ambassadeur?

Welke houding zal België in het algemeen en de Belgische ambassadeur in het bijzonder aannemen ten aanzien van de Israëlische diplomatieke en politieke autoriteiten?

Zal dit diplomatieke incident geen andere gevolgen hebben voor de betrekkingen tussen België en Israël, ook in het licht van de Midden-Oostenpolitiek?

Wat is het standpunt van de regering over de verdere parlementaire behandeling van de reeds in de Senaat goedgekeurde wetsontwerpen tot interpretatie en tot wijziging van de genocidewet van 1993?

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Gisteren oordeelde het Hof van Cassatie dat het Belgisch gerecht bevoegd is om een onderzoek te voeren naar de slachtpartijen in de Libanese vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in 1982. Tegelijk verklaarde het Hof dat premier Ariël Sharon immuniteit geniet zolang hij in functie is.

De uitspraak bevestigt de thesis van de oorspronkelijke wil van de wetgever van 1993, namelijk de universele jurisdictie in absentia. Het arrest zegt niets anders dan de beide wetsvoorstellen die onlangs door de Senaat werden aangenomen. Het bevestigt dat de Senaat het wel degelijk bij het rechte eind had.

Vrijwel onmiddellijk na de uitspraak reageerde de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken met een verklaring die mij choqueerde. "Het Belgische Hof van Cassatie heeft een schandalige beslissing genomen die het terrorisme legitimeert," zei hij. En verder: "België schaadt hiermee niet alleen Israël, maar de hele vrije wereld."

De Israëlische ambassadeur in Brussel werd teruggeroepen voor consultatie en onze ambassadeur in Tel Aviv werd vanochtend op het matje geroepen bij Netanyahu, minister van Buitenlandse Zaken. Volgens de krant Le Soir gebeurde dit om te laten weten dat ons land terrorisme ondersteunt, maar, zoals de vice-eerste minister weet, mogen we de kranten niet altijd geloven. Volgens de pers zou de president van Israël onze Koning inmiddels ook een brief hebben geschreven.

Wat vindt de minister van Buitenlandse Zaken van de uitspraken van zijn Israëlische ambtsgenoot? Legitimeert de uitspraak van het Hof van Cassatie terrorisme?

Waarover ging het onderhoud met onze Belgische ambassadeur vanochtend in Tel Aviv? Hoe vaak werd onze Belgische ambassadeur voor deze rechtszaak reeds tot de orde geroepen?

Kan de minister van Buitenlandse Zaken bevestigen dat het Hof van Cassatie een uitspraak geveld heeft in volle onafhankelijkheid?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Het is niet de eerste keer dat Israël zijn ongenoegen uit over een klacht die twee jaar geleden door privé-personen in België werd ingediend tegen de eerste minister van Israël en andere Israëlische en Libanese onderdanen.

Ik betreur het dat onze bilaterale betrekkingen met Israël onder deze rechtszaak te lijden hebben. België heeft immers steeds goed betrekkingen met Israël gehad en wenst die te behouden en verder te ontwikkelen. Ik moet echter de wetten van ons land en de onafhankelijkheid van de juridische macht eerbiedigen en de diplomatieke gevolgen hiervan zo goed mogelijk beheersen.

Het terugroepen van een ambassadeur voor consultatie of het convoceren van een ambassadeur behoren tot het gebruikelijke diplomatieke arsenaal waarmee een soevereine staat zijn ongenoegen ten aanzien van een gebeuren kan uiten. Dergelijke maatregelen moeten ernstig worden genomen, maar moeten niet onnodig worden gedramatiseerd.

Tijdens het onderhoud met de Belgische ambassadeur in Tel Aviv vanochtend, waarover ik alleen mondeling werd gerapporteerd, heeft mijn Israëlische collega het arrest van het Hof van Cassatie als een affront voor Israël en het Israëlische volk bestempeld. Hij noemde het arrest van ons hoogste gerechtshof een politieke uitspraak die de noodzakelijke samenwerking in de strijd tegen het terrorisme ondermijnt.

Het is duidelijk dat ik deze ongegronde aantijgingen verwerp. Ik betreur het dat Israël de filosofie die aan de grondslag van de wet van 1993 ligt, niet wil aanvaarden en nog steeds denkt dat deze wet tegen Israël gericht is.

Ik wil evenwel niet onnodig polemiseren en zal al het mogelijke doen om onze goede betrekkingen met Israël veilig te stellen. Ik nodig ook alle leden van het parlement daartoe uit. Ook de bijdrage die België wil leveren in het zoeken naar een politieke oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten, hangt hiervan af.

Ik bevestig dat er uiteraard geen interventie is geweest van de regering of een van de ministers bij het Hof van Cassatie. Een democratisch land als Israël en zijn minister van Buitenlandse Zaken Netanyahu moeten weten dat de democratie vooral steunt op het principe van de scheiding der machten.

Natuurlijk zal ik er alles aan doen om de betrekkingen te verbeteren. Ik hoop alleen dat mijn collega en de Israëlische regering naar onze argumenten en onze uitleg zullen luisteren.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik ben het ermee eens dat we over deze zaak niet moeten polemiseren. Daarom ook hebben we ook tijdens de discussie enkele weken geleden het standpunt ingenomen dat het voorstel de verkeerde weg bewandelde door aan een juridisch probleem een politieke oplossing te willen geven. Het Hof van Cassatie volgde dezelfde redenering.

Om internationaal de gemoederen een beetje te bedaren lijkt het me goed erop te wijzen dat de hele juridische discussie daarmee niet is beëindigd. De grote vraag is in welke mate de wet op de universele competentie in die ruime interpretatie conform de internationale rechtsbeginselen is. Het arrest-Yerodia heeft daarover geen uitspraak gedaan. Het blijft een open vraag, een moeilijk juridisch vraagstuk waarover de meningen verschillen. Het lijkt me nuttig dat de Belgische regering Israël erop wijst dat deze vraag een genuanceerd antwoord vergt, maar dan wel een van onpartijdige en onafhankelijke rechters.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn genuanceerd antwoord. Hij vestigt er terecht de aandacht op dat het parlement en de individuele parlementsleden de relaties met Israël niet nodeloos moeten bemoeilijken. Vandaag gaat het echter om een uitspraak van de hoogste rechtbank van ons land; geen politieke, maar een juridische uitspraak. In ons land is, misschien in tegenstelling tot in sommige andere landen, iemand onschuldig zolang hij niet is veroordeeld. Het is niet omdat er een klacht is ingediend, dat de persoon schuldig is. Ik wijs er trouwens ook op dat de VLD-fractie er deze week in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen voor gezorgd heeft dat een resolutie over deze materie evenwichtiger wordt opgesteld.

Ik hoop dat de heer Netanyahu en andere Israëlische leiders na de uitleg van onze ambassadeur in Tel Aviv niet meer zullen spreken van een politieke uitspraak van de Belgische regering of het Belgisch Parlement. Anders hebben ze niet goed geluisterd of misschien niet willen luisteren.