2-1451/1 | 2-1451/1 |
3 FEBRUARI 2003
De wet van 10 februari 1994 heeft via artikel 216ter een mechanisme van strafbemiddeling in ons Wetboek van strafvordering ingevoerd.
Voor zover het misdrijf niet gestraft moet worden met een gevangenisstraf van meer dan twee jaar, kan de procureur des Konings een bemiddeling organiseren over de vergoeding of het herstel door de delinquent van de door het misdrijf veroorzaakte schade. Na die bemiddeling kan de strafvordering vervallen worden verklaard.
Strafbemiddeling is een interessant alternatief voor het uitoefenen van de strafvordering en voor het opleggen van een straf, maar vertoont een aantal leemten met betrekking tot het herstel van de schade :
ze is alleen toepasselijk bij misdrijven die niet al te ernstig zijn (bestraft met maximaal twee jaar gevangenisstraf);
ze past in een zuiver gerechtelijke context, want de bedoeling ervan is onder bepaalde voorwaarden de strafvordering te doen vervallen;
ze vergt een initiatief en een actief optreden van de procureur des Konings.
Steeds vaker geven personen die bij ernstige en zeer schadelijke misdrijven betrokken zijn hetzij als dader, hetzij als slachtoffer uiting aan de wens persoonlijke stappen te mogen zetten om in contact te komen met de « andere partij ». Allen hebben ze er behoefte aan « de andere » hun toestand uit te leggen en hem of haar de redenen waarom ze die daad begaan hebben, of omgekeerd het lijden dat door die daad veroorzaakt werd, duidelijk te maken. De enen willen begrijpen, de anderen willen begrepen worden. De behoefte om dergelijke stap te zetten staat vaak ook los van enige rechtspleging en van het eventuele gevolg dat aan het misdrijf wordt gegeven.
Het is duidelijk dat de rechtsvordering, hoewel ze een hoofdbestanddeel is van het proces dat de maatschappelijke norm moet herstellen, op zich niet volstaat om de gestoorde perceptie van de hoofdbetrokkenen bij ernstige misdrijven te herstellen.
Het blijkt steeds meer nodig om, los van de rechtsvordering, opnieuw een relationeel weefsel tussen dader en slachtoffer van het misdrijf tot stand te brengen en iedereen de mogelijkheid te geven om de eigen psychologische kracht aan te wenden in een poging om het conflict of bepaalde aspecten ervan op een menselijke manier te benaderen.
Naast de maatschappelijke rust, die de rechtsbedeling en de eventuele straf tot stand moeten brengen, is er ook behoefte aan individuele menselijke rust voor de hoofdrolspelers van het drama. Die rust kan ontstaan uit de mogelijkheid die elkeen krijgt om met de ander te communiceren, om hem het lijden duidelijk te maken, dat hij door die ander erkend wil zien. Zo wordt bijvoorbeeld van de dader spijt verwacht, de wil tot herstel van de schade, of toch ten minste de wil zich te beteren. Bij het slachtoffer leeft de behoefte uitdrukking te geven aan zijn lijden, de behoefte het gebeurde te begrijpen, de motieven en de details van de feiten te kennen.
Door die bemiddeling moet het mogelijk zijn tegemoet te komen zowel aan de materiële als aan de emotionele verwachtingen van het slachtoffer. Tevens moet ze de dader van het misdrijf de mogelijkheid bieden zich in de ogen van het slachtoffer te rehabiliteren.
Dergelijke aanpak, die buiten de strikte rechtsbedeling valt omdat hij geen alternatief is voor strafvervolging (wat de strafbemiddeling in artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering wel is), moet plaatsvinden binnen een ernstige structuur, die er borg voor staat dat het relationeel probleem benaderd wordt aan de hand van methoden die de waardigheid en de psychologie van de betrokken partijen respecteren. Daarom draagt dit voorstel die begeleidingstaak op aan verenigingen die daarin gespecialiseerd zijn of die zich daarin zullen specialiseren. De ernst ervan zal moeten blijken uit een erkenning die door de minister van Justitie zal worden verstrekt, mits aan een aantal strenge en nauwkeurige voorwaarden wordt voldaan.
De bemiddeling waarvoor die erkende verenigingen zich zullen inzetten, kan direct of indirect zijn, naargelang ze al dan niet een persoonlijke ontmoeting van de partijen omvat. Die persoonlijke ontmoeting kan de wens zijn van één van de personen die bij de bemiddeling betrokken zijn, maar is niet verplicht en evenmin noodzakelijk voor de bemiddeling of voor het welslagen ervan. Het is zaak voor elk geval na te gaan of die persoonlijke ontmoeting nuttig is.
De inschakeling van de gespecialiseerde verenigingen in dat soort van herstelbemiddeling leidt tot een dienstenaanbod waarvan de betrokkenen vrij het nut beoordelen. De vereniging staat ten dienste van de partijen en gaat in op elk bemiddelingsverzoek van hen of van elke instelling die met het gerecht samenwerkt, zoals de diensten voor slachtofferhulp, de justitieassistenten, de diensten voor justitieel welzijnswerk, ... ongeacht of het om openbare diensten of om privé-diensten gaat.
Ook al heeft de herstelbemiddeling eerst en vooral tot doel opnieuw een relationeel weefsel tot stand te brengen tussen de personen die actief en passief bij het misdrijf betrokken zijn, en heeft het resultaat van die bemiddeling theoretisch geen enkele invloed op de strafvervolging en op de strafsancties, waarvan ze los blijft staan, toch is het duidelijk dat het resultaat ervan een interessant gegeven is voor de deelnemers aan het proces, het openbaar ministerie, de verdediging, de burgerlijke partij en de rechter van het strafgeding.
Jean-Pierre MALMENDIER. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
De minister van Justitie kan in elk gerechtelijk arrondissement, na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, één of meer verenigingen erkennen die de bemiddeling tussen dader en slachtoffer organiseren met het oog op herstel van schade.
Met « vereniging die de bemiddeling tussen dader en slachtoffer organiseert met het oog op herstel van schade », wordt een vereniging bedoeld die de rechtsvorm heeft van een vereniging zonder winstoogmerk en waarvan het statutair doel de organisatie is van een door een neutrale derde bewerkstelligde en bevorderde vrijwillige en vertrouwelijke communicatie tussen de dader en het slachtoffer van een misdrijf en de derden die er eventueel bij betrokken zijn, met het oog op het herstel van de schade en van de verstoorde relatie tussen de dader, het slachtoffer en de maatschappij.
Art. 3
De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de in artikel 2 bedoelde verenigingen worden erkend. Die voorwaarden kunnen met name betrekking hebben op :
1º de vereiste morele geschiktheid en beroepsbekwaamheid van de leden van de raad van bestuur en de leidinggevende personeelsleden van de vereniging;
2º de financiering en de eigen financiële middelen van de vereniging.
Dankzij de erkenning verwerft de vereniging het recht op overheidssubsidiëring, waarvan de voorwaarden en de nadere regels door de Koning worden bepaald. De erkenning, alsook de overheidssubsidiëring, kan door de minister van Justitie worden ingetrokken, ofwel op eigen initiatief, ofwel op verzoek van de procureur des Konings, wanneer de vereniging niet meer aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden voldoet, of wanneer ze de statutaire taken die haar zijn opgedragen klaarblijkelijk slecht vervult, zoals vastgesteld in een verslag van de procureur des Konings.
2 november 2002.
Jean-Pierre MALMENDIER. |