2-260

2-260

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 9 JANVIER 2003 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Vincent Van Quickenborne au ministre des Télécommunications et des Entreprises et Participations publiques, chargé des Classes moyennes, et au ministre de l'Économie et de la Recherche scientifique, chargé de la Politique des grandes villes, sur «la loi sur l'accès à la profession» (nº 2-1194)

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Het is niet goed gesteld met het aantal starters in ons bedrijfsleven. Opmerkelijk is dat België in de Global Entrepreneurship Monitor (GEM) van begin 2002 de laagste score telt van de 29 betrokken landen, waaronder dertien EU-landen.

In een onderzoek van einde jaren 1990 van het Nederlands ministerie van Economische Zaken gaf een vierde van de potentiële ondernemers aan dat de vestigingswet een drempel vormt. In 1996 versoepelde Nederland zijn vestigingswet door de vestigingseisen voor een aantal activiteiten te verlagen of af te schaffen. De toetredingsquote in de versoepelde activiteiten steeg er in 1996-1997 met 30% tegenover 1988-1992. Uit de evaluatie blijkt dat de versoepeling van de vestigingswet beperkte gevolgen heeft voor het aantal uittredingen en nauwelijks effect heeft op het aantal faillissementen.

De Ministerraad besliste begin februari 2002 de wet met betrekking tot de handelsvestigingen, beter bekend als de vestigingswet, te vereenvoudigen. Voor kleinere handelszaken met een oppervlakte kleiner dan duizend vierkante meter kan de gemeente op eigen gezag beslissen en voor grotere warenhuizen valt de beslissing in een nationaal sociaal-economisch comité, dat uit ambtenaren en vertegenwoordigers van de betrokken sectoren bestaat. Hoe ver staat het met het voorontwerp?

De regering kiest voor een versoepeling van de vestigingswet, maar zou een verdere liberalisering niet wenselijker zijn, gelet op het moeilijke economisch klimaat? In dit verband verwijs ik onder meer naar de uitspraken van de CD&V-voorzitter gisteren op VTM. Hij zegde dat het aantal jobs vermindert, dat er minder starters zijn en dat de door de programmawet van 1998 opgelegde drempels te hoog zijn.

De beroepskaart vormt een belemmering voor niet-EU-onderdanen die een zelfstandige activiteit, zoals een pitabar, willen opstarten. Wat zijn de plannen van de minister dienaangaande?

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - Het wetsontwerp betreffende de handelsvestigingen werd in de Kamer ingediend en staat op 15 januari op de agenda van de bevoegde commissie. Het wetsontwerp wijzigt de wet van juni 1975 en houdt een ver doorgedreven vereenvoudiging in van de procedure tot toekenning van de sociaal-economische vergunning.

Kleinhandelszaken, tussen 600 en 1000 m² bruto, hebben uitsluitend de gemeente als gesprekspartner. De aanvraag voor een sociaal-economische vergunning voor grotere distributieondernemingen, met een oppervlakte van meer dan 1000 m² bruto, wordt eerst onderzocht door het Nationaal Sociaal-Economisch Comité en op basis van het advies van het comité, dat overigens niet bindend is, neemt de gemeente dan haar beslissend. In beide gevallen worden de proceduretermijnen aanzienlijk verkort.

Onderdanen van de Europese Unie zijn al vrijgesteld van een beroepskaart. Hetzelfde geldt voor onderdanen van landen die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte en uit PECO-landen. Ten behoeve van de vreemdelingen die wel een beroepskaart moeten hebben, heeft minister Daems een ontwerp van koninklijk besluit voorbereid dat vrijstelling zal verlenen aan vreemdelingen die het recht hebben onbeperkt op ons grondgebied te verblijven. Dat ontwerp werd voor akkoord naar de minister van Begroting gezonden en zal daarna aan de Ministerraad worden voorgelegd.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Het zou goed zijn dat minister Daems het koninklijk besluit zo snel mogelijk aan de Ministerraad voorlegt. Mensen de kans geven op een job en een eigen zaak lijkt me de beste manier van integratie en ik zie niet in waarom we strenger moeten zijn voor mensen uit landen die niet tot de EU of tot de Europese Economische Ruimte behoren. Het koninklijk besluit is dus een goede zaak.

Ik heb inderdaad ook gehoord dat het wetsontwerp in de Kamer is ingediend. Minder duidelijk is het volgende. De minister heeft de belemmeringen voor grote distributieruimtes geschetst, maar wie zelf een zaak wil opstarten, wordt ook met belemmeringen geconfronteerd. Hij moet bijvoorbeeld een attest van kennis in bedrijfsbeheer hebben en moet dus een opleiding volgen. Zoals u misschien weet, hebben collega de Clippele, collega Ramoudt en ikzelf in april 2000 al een wetsvoorstel ingediend om ook dit punt de wetgeving wat te versoepelen, omdat het aantal starters ernstig terugloopt. De vraag is of de regering van plan is op dit terrein iets te doen dan wel of ze zich beperkt tot het ontwerp dat in de Kamer werd ingediend.