2-254

2-254

Sénat de Belgique

Annales

VENDREDI 20 DÉCEMBRE 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Projet de loi concernant les recours et le traitement des litiges à l'occasion de la loi du ... relative au statut du régulateur des secteurs des postes et télécommunications belges (Doc. 2-1392)

Projet de loi relatif au statut du régulateur des secteurs des postes et des télécommunications belges (Doc. 2-1393) (Procédure d'évocation)

Discussion générale

M. le président. - Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment)

De heer Didier Ramoudt (VLD), rapporteur. - Het wetsontwerp streeft twee doelen na: de autonomie van de regulerende instantie vergroten en de voorwaarden voor de menselijke en materiële organisatie van haar werkzaamheden versoepelen.

Met het eerste punt geeft België een antwoord op de kritiek van de Europese Commissie en van de operatoren op de telecommunicatiemarkt. Het statuut van het BIPT zal daarom, met behoud van de huidige eigen rechtspersoonlijkheid, zo worden gewijzigd dat de instelling geen nauwe organieke banden meer zal hebben met de minister bevoegd voor de betrokken sectoren. Volgens het nieuwe statuut heeft de regulator voortaan een raad die alle beslissingen neemt die het BIPT binden.

Toch staat de regulator ook onder een zekere controle. Mechanismen zullen worden uitgewerkt onder politieke verantwoordelijkheid van de uitvoerende macht om het optreden van de regulator te handhaven en de raadgevende comités voor de telecommunicatie en voor de post zullen over de activiteiten van het instituut jaarlijks aanbevelingen formuleren.

De vertegenwoordiging van de gemeenschappen en gewesten in de raadgevende comités zal bij koninklijk besluit worden geregeld.

De raad heeft alle macht om de opdrachten van het BIPT te vervullen en is samengesteld uit vier leden die benoemd zijn voor zes jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd. De leden moeten voldoen aan voorwaarden inzake bekwaamheid, integriteit en onafhankelijkheid en mogen tot twee jaar na het beëindigen van hun mandaat geen belangen hebben in een telecommunicatie- of postbedrijf.

Er werden 9 amendementen ingediend, maar geen enkel werd aangenomen. Het wetsontwerp in zijn geheel werd aangenomen met 10 stemmen tegen 3.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Onderhavig wetsontwerp is voor de sectoren van de telecommunicatie en de postdiensten van grote betekenis. Deze sectoren raken op hun beurt trouwens rechtstreeks het dagelijks leven van zowat iedereen. Daarom willen we toch graag enkele van onze verzuchtingen nogmaals ventileren, zoals we dat reeds in de commissie konden doen.

Het ontwerp hervormt het statuut en de werking van het BIPT, dat nu een parastatale A is en het is de bedoeling om het instituut meer autonomie te geven en de eigenlijke werking ervan te verbeteren.

Met het oog op de vrijmaking van de telecommunicatiemarkt in 1998 werd het BIPT in 1997 al grondig hervormd, vooral op het punt van de bevoegdheden, die toen sterk werden uitgebreid. De nieuwe hervorming van de telecommunicatiemarkt en de geplande verdere vrijmaking van de postsector nopen tot een verdere ontwikkeling van een onafhankelijke regulator. In dit opzicht is dit ontwerp dus een absolute noodzaak.

Toch zien we in het ontwerp bepaalde fundamentele problemen.

Een eerste situeert zich op het vlak van de vermeende autonomie. De bedoeling is eerst en vooral de bestaande banden tussen het BIPT en de bevoegde minister voor een groot stuk te doorbreken. Voortaan zal de Raad van het BIPT de beslissingen nemen die het instituut binden. In dit concept is de uitvoerende macht de eigenlijke regelgever en treedt het BIPT als marktregulator op. Precies op dit cruciaal punt is de CD&V-fractie bijzonder teleurgesteld in de minister, omdat de invoeging van een nieuw artikel 15 tijdens de bespreking in de Kamer en onder druk van de PS de autonomie helemaal heeft ondergraven. De ministerraad beschikt nu immers over een schorsingsbevoegdheid en over de bevoegdheid om de wijzigende beslissing na schorsing inhoudelijk volledig te sturen. Tijdens de bespreking in de commissie verklaarde de minister, weliswaar na enige aarzeling, dat hij erg tevreden is met het uiteindelijke resultaat. Dit is natuurlijk al te gek, aangezien met dit blokkeringmechanisme de basisfilosofie van het hele ontwerp op de helling komt te staan. Ik vraag me trouwens af wat de Europese Commissie hierover zal zeggen.

Een tweede bijkomend element dat duidelijk aantoont dat deze regering er niet in is geslaagd een onafhankelijke regulator op poten te zetten, is de weigering om wettelijk te bepalen dat de minister bevoegd voor Post en Telecommunicatie niet tegelijk het beheer van de overheidsparticipaties op zich kan nemen. Ook op dit punt heeft de minister ons niet kunnen overtuigen.

Een andere fundamentele kritiek betreft het personeelsbeleid. Op geen enkele manier wordt bepaald dat er een objectivering van de benoemingspolitiek zal zijn. Er wordt ook afgestapt van de flagrante wijze van de functionele tweetaligheid voor de eerste benoeming.

Het aanwerven van personeel wordt op een meer flexibele manier georganiseerd. In deze sectoren is dat overigens een absolute noodzaak, maar het lijkt ons wenselijk dat bijvoorbeeld aan SELOR advies wordt gevraagd voor de topbenoemingen. Het staat de regering dan nog vrij om eventueel de markt te consulteren via een headhuntersbureau. Het inbouwen van een objectiverend element leek ons toch een minimale vereiste.

Bovendien is het totaal onbegrijpelijk dat voor de eerste benoeming, à la tête du client, een uitzondering wordt geformuleerd op de vereiste van de functionele tweetaligheid. Deze bepaling zal trouwens nooit de toets van de gelijke behandeling, zoals grondwettelijk verankerd, weerstaan. De eerste benoeming dreigt daardoor onmiddellijk niet rechtsgeldig te zijn.

Er is geen price squeeze-controle. De optie om de a priori controle op de zogenaamde price squeeze, de wurgprijzen - dat is het uitschakelen van concurrentie via het zetten van wurgprijzen bijvoorbeeld via het doorrekenen door de exploitant van de interconnectie van hogere tarieven voor interconnectie en lagere tarieven aan de eigen eindgebruikers - ook aan het BIPT te geven, wordt niet ingeschreven.

Nochtans is volgens ons dit aspect cruciaal voor het organiseren van een echte concurrentie op de markt. Een sterke regulator moet wel over deze bevoegdheid beschikken.

De beroepsmogelijkheid tegen beslissingen van het BIPT werd bij het Hof van Beroep gelegd. Zoals de Hoge Raad voor de Justitie terecht stelde, zal de grote werklast van het Hof van Beroep te Brussel hiermee nogmaals bezwaard worden, zonder dat er garanties zijn voor bijkomende middelen en personeel. Bovendien zal de nodige knowhow moeten worden aangetrokken voor deze bijzonder complexe dossiers.

Op dit punt kon de minister ons niet overtuigen van het bestaan van de nodige garanties vanwege de minister van Justitie.

Hetzelfde probleem van middelen rijst voor de geschillenprocedure tussen operatoren, die in de uiteindelijke tekst aan de Raad voor de Mededinging worden toevertrouwd. Deze Belgische mededinginstantie is nu al structureel onderbemand en krijgt te weinig financiële middelen. Ook de begroting voor 2003 voorziet niet in de nodige middelen. Hierdoor dreigt het hele systeem onwerkbaar en bijzonder traag te worden.

Eén van de grote onduidelijkheden met de huidige regeling blijft trouwens de juiste strekking van de diverse beroepsmogelijkheden.

Wij vragen uitdrukkelijk dat de minister expliciet en in detail nogmaals aangeeft welke de precieze rechtsmacht van het Hof van Beroep, respectievelijk de Raad voor de Mededinging in deze is en welke rechtsmiddelen tegen de beslissingen van het Hof, respectievelijk de Raad openstaan. Een zelfde zaak zou bijvoorbeeld bij drie instanties aanhangig gemaakt kunnen worden, bij de Raad voor de Mededinging, bij het Hof van Beroep, als beroepsinstantie tegen een beslissing van een administratief rechtscollege, het BIPT, en eventueel de Rechtbank van Koophandel.

Het lijkt ons absoluut gewenst voor de praktijk dat de minister hier een duidelijk antwoord geeft.

Tijdens de besprekingen kwam de problematiek van de ethische code nogmaals aan bod. We wachten nog steeds op de installatie van de betrokken commissie, die de code mee zal uitwerken. Hier kunnen we enkel opnieuw aandringen op de nodige spoed, want de realiteit op het terrein toont duidelijk dat een gedragscode een echte noodzaak wordt voor de bescherming van de consument.

Tot zover de belangrijkste opmerkingen die de CD&V-fractie wilden formuleren.

De cruciale doelstelling van het ontwerp, de creatie van een echte onafhankelijke regulator voor de post- en telecommunicatiesector, wordt niet gehaald. Op een aantal punten heeft de minister al te grote toegevingen gedaan.

De CD&V-fractie zal dit ontwerp van de regering dus niet goedkeuren.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand. - Ik wilde alleen verduidelijken dat het hof van beroep voortaan exclusief bevoegd is voor de beroepen tegen beslissingen van het BIPT. Voor beslissingen inzake het personeel is uiteraard de Raad van State bevoegd.

-La discussion générale est close.