2-1391/4

2-1391/4

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

20 DECEMBER 2002


Ontwerp van programmawet 2

Artikelen 4 tot 50


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER BARBEAUX EN MEVROUW PEHLIVAN


I. INLEIDING

Op 13 december 2002 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers het onderhavige wetsontwerp, dat een aangelegenheid regelt als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, aangenomen met 90 stemmen tegen 39 bij 1 onthouding. Parallel met dit ontwerp heeft de Kamer op dezelfde datum een ander ontwerp van programmawet aangenomen (stuk Senaat, nr. 2-1390), dat onder de in artikel 78 van de Grondwet bedoelde optioneel bicamerale procedure valt. Beide ontwerpen werden gelijktijdig besproken door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN PENSIOENEN

De heer Vandenbroucke legt uit dat dit bicameraal ontwerp twee belangrijke hervormingen bevat die respectievelijk betrekking hebben op de invoering van een regeling voor de sociale bescherming van de onthaalouders en op de verantwoordelijkheid van de artsen in het kader van onze gezondheidszorg.

In verband met de invoering van het sociaal statuut van de onthaalouders zij opgemerkt dat sommige aspecten hiervan weliswaar kunnen geregeld worden bij KB, maar dat andere aspecten het optreden van de wetgever vereisen, vandaar dat een aantal bepalingen zijn opgenomen in deze programmawet.

De hervorming heeft twee aspecten. In eerste instantie gaat het om de invoering van een vergoeding ter compensatie van het inkomensverlies dat de onthaalouder door omstandigheden buiten zijn of haar wil lijdt ingevolge de tijdelijke afwezigheid van kinderen die hij of zij normaal opvangt. Deze vergoeding is geen werkloosheidsuitkering maar lijkt erop. Voorts moet ervoor gezorgd worden dat de « werkgevers » van die onthaalouder, dit wil zeggen degenen die het systeem financieren, minimale werkgeversbijdragen betalen. Teneinde het geplande sociaal statuut mogelijk te maken, voorziet het ontwerp in een lastenvermindering die vergelijkbaar is met die welke wordt toegepast op de privé-sector inzake vermindering van werkgeversbijdragen, namelijk de structurele vermindering van bijdragen. Ze wordt wel anders georganiseerd.

De gemeenschappen moeten uitmaken of de onthaalouders al dan niet een arbeidsovereenkomst moeten sluiten als werknemer. De federale wetgever moet van zijn kant zorgen voor een passende sociale bescherming van de onthaalouders.

Het systeem zal in ieder geval na een aantal jaren geëvalueerd moeten worden. In dit verband werd overigens een amendement aangenomen in de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Het laatste woord is hierover nog niet gezegd en de ingevoerde regeling is misschien slechts een overgangsregeling. Niettemin werd het ingevoerde systeem door een groot aantal betrokkenen toegejuicht.

Het tweede deel van dit bicameraal ontwerp dat betrekking heeft op de responsabilisering van de artsen heeft geleid tot enkele misverstanden. Een hardnekkig misverstand bestaat in de bewering dat het hier om een economische aanpak van de problemen gaat terwijl het eigenlijk gaat om het beleid in de gezondheidszorg. Bij wijze van voorbeeld kan worden verwezen naar het voorschrijven van antibiotica. Er worden steeds meer geneesmiddelen voorgeschreven. Men heeft evenwel kunnen vaststellen dat de weerstand van bacteriën het grootst was in de arrondissementen waarin het meest antibiotica werden voorgeschreven. Er bestaat dus een verband tussen beide zaken. Hierover moet dus door het medisch korps worden overlegd met het oog op zelfregulering. Het gaat dus wel degelijk om gezondheidsredenen en niet om economische redenen.

Een tweede misverstand bestaat hierin dat men geloofd dat dit ontwerp over de individuele verantwoordelijkheid de belangrijkste uitdaging vormt. In werkelijkheid gaat het vooral om een feedbackoefening met betrekking tot allerlei gegevens, die nu onderzocht wordt. Vanaf de maand april zal het systeem veralgemeend worden op basis van aanbevelingen en gegevens die zijn verzameld naar aanleiding van besprekingen die zullen gevoerd zijn over onder meer het voorschrijven van antibiotica, de klinische biologie, de radiologie, de kinesitherapie, enz. Daar ligt de reële verantwoordelijkheid. Het thans besproken systeem is een administratief systeem waarin de artsen zelf hebben voorzien voor die gevallen waarin artsen hun individuele verantwoordelijkheid zouden willen uit de weg gaan. Het systeem waarvan hier sprake is, maakt het mogelijk de zaken efficiënt te volgen en de artsen te vragen hun medisch gedrag te verantwoorden. Er zijn geen sancties wanneer dit gedrag verantwoord is. Is dit niet het geval, dan kunnen er vrij beperkte sancties volgen na een nieuwe controle. Het wetsontwerp maakt de administratieve controle dus efficiënter door ze te stoelen op aanwijzingen die worden opgesteld op basis van adviezen van deskundigen.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Titel III

Amendement nr. 2

De heer Barbeaux dient een amendement (stuk Senaat, nr. 2-1391/2, amendement nr. 2) in, dat ertoe strekt in de Franse tekst van het opschrift van titel III de woorden « gardiens et gardiennes d'enfants » te vervangen door het woord « accueillants », aangezien de Franse Gemeenschap ook die term gebruikt.

De minister antwoordt dat hij meent dat het volstaat dat hij uitdrukkelijk bevestigt dat de termen « gardiens et gardiennes d'enfants » in het opschrift van titel III overeenstemmen met de in de Franse gemeenschap gebruikte term « accueillant ».

Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 2.

Artikel 4

Amendement nr. 3

De heer Barbeaux dient een amendement (stuk Senaat, nr. 2-1391/2, amendement nr. 3) in, dat ertoe strekt in de Franse tekst van dit artikel de woorden « gardiens et gardiennes d'enfants » te vervangen door het woord « accueillants », aangezien de Franse Gemeenschap ook die term gebruikt.

De minister verwijst naar zijn antwoord bij amendement nr. 2.

Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 2. Het artikel wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Artikelen 5 tot 12

De artikelen 5 tot 12 geven geen aanleiding tot enige opmerking. Zij worden aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Artikel 13

Amendement nr. 6

De heer D'Hooghe en mevrouw van Kessel dienen een amendement in (stuk Senaat, nr. 1391/2, amendement nr. 6) dat er enerzijds toe strekt om in de voorgestelde tekst het woord « aanbevelingen » te vervangen door het woord « normen ». De bewoording « aanbevelingen voor een goede medische praktijkvoering » wordt niet bedoeld als aanbevelingen in de normale betekenis van het woord, maar als norm en wordt gehanteerd als dwingende toetsingscriterium. Een juist en duidelijk woordgebruik is in het kader van de rechtszekerheid hier meer dan noodzakelijk.

De minister is het niet eens met dit amendement. De terminologie werd afgeleid uit de relevante wetenschappelijke literatuur. Aanbevelingen worden in deze literatuur vertaald als « guidelines ». Deze « guidelines » helpen een arts in het nemen van individuele beslissingen. Het zijn dus hulpmiddelen die normatief zijn van aard, maar waar van afgeweken kan worden in uitzonderlijke gevallen. De bewoording « norm » is onbekend in de wetenschappelijke literatuur en zou kunnen leiden tot verwarring.

Mevrouw de Bethune verwijst naar het advies van de Raad van State waarop dit amendement is gebaseerd. De norm is immers de basis voor een administratieve sanctie.

De heer Remans stelt dat de personen die bevoegd zijn voor de controle en de evaluatie zeker het verschil kennen tussen algemene en specifieke gevallen. De souplesse in de beoordeling van concrete situaties wordt het best weergegeven in de bewoording voorgesteld door de minister. Geneeskunde kan immers niet in nauwe normen gegoten worden. Een flinke dosis gezond verstand en de nodige manoeuvreerruimte is noodzakelijk. Vertrouwen dient hier dan ook aan gegeven te worden.

De minister voegt hieraan toe dat de Raad van State de reeds vermelde gezaghebbende wetenschappelijke literatuur blijkbaar niet kent. Dit is een zeer specifieke medische discussie met de geëigende terminologie.

Het tweede deel van het amendement blijkt vervolgens op een oude versie van het wetsontwerp te slaan. Het wordt bijgevolg ingetrokken.

Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 2.

Het artikel 13 wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Artikelen 14 tot 17

De artikelen 14 tot 17 geven geen aanleiding tot enige bespreking. Zij worden aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Artikel 18

Amendement nr. 4

De heer Barbeaux dient een amendement (stuk Senaat, nr. 1391/2, amendement nr. 4) in, dat ertoe strekt een derde lid toe te voegen aan dit artikel. Dit amendement bepaalt dat de Koning de voorwaarden vastlegt volgens welke de Dienst voor geneeskundige controle de gegevens rechtstreeks bij de tariferingsdienst kan opvragen, na advies van het Verzekeringscomité en de Commissie voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De minister ziet niet in waarom nog advies zou moeten worden ingewonnen bij de in het amendement vermelde instellingen. Het oorspronkelijke artikel 138 spreekt over gegevens van de verzekeringsinstellingen. De regering voegt in dit ontwerp hier een tweede bron aan toe, te weten de gegevens van de tarificatiediensten. Over de aard van deze gegevens wordt met geen woord gerept in dit artikel. Een dergelijke regeling voor de gegevens van de tarificatiediensten of de gegevens van de verzekeringsinstellingen is dan ook niet op zijn plaats in dit ontwerp. Dit wordt trouwens bevestigd door het feit dat de Raad van State hier met geen woord over gerept heeft. De minister is dan ook niet overtuigd van het nut van dit amendement.

Amendement nr. 7

De heer D'Hooghe en mevrouw van Kessel dienen een amendement (stuk Senaat, nr. 1391/2, amendement nr. 7) in, dat ertoe strekt artikel 138 van dezelfde wet aan te vullen met een derde lid. Het opvragen en opslaan van alle gegevens gaat volgens de heer D'Hooghe in tegen de formaliteits- en proportionaliteitsprincipes van de wet op de bescherming van de privacy. Het gaat immers om niet gecodeerde gegevens over de gerechtigde, de voorschrijver of de apotheker.

De minister verwijst naar zijn uiteenzetting naar aanleiding van het amendement van de heer Barbeaux omtrent dezelfde problematiek.

De amendementen worden verworpen met 9 stemmen tegen 2.

Het artikel wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Artikelen 19 en 20

De artikelen 19 en 20 geven geen aanleiding tot enige bespreking. Zij worden aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Artikel 21

Amendement nr. 8

De heer D'Hooghe en mevrouw van Kessel dienen een amendement in (stuk Senaat, nr. 1391/2, amendement nr. 8) dat ertoe strekt het woord « satisfecit » te vervangen door de woorden « mededeling van aanvaarding » aangezien het woord « satisfecit » geen gebruikelijk en algemeen aanvaard woord is.

De minister antwoordt dat het bij het RIZIV blijkbaar een vaak gebruikte term was en hij is van oordeel dat deze term dus beter behouden blijft.

Amendement nr. 5

De heer Barbeaux dient een amendement (stuk Senaat, nr. 2-1391/2, amendement nr. 5) in, dat ertoe strekt te bepalen dat het horen van de zorgverlener verplicht is. Het is ook van belang dat het onderzoek op basis van echte stukken kan overlopen. Daarmee wordt bedoeld dat het onderzoek indien nodig kan plaatshebben in het kabinet van de zorgverlener. Als men de zorgverleners op hun verantwoordelijkheid wenst te wijzen, moet men ook de fundamentele principes, zoals de rechten van de verdediging en het vermoeden van onschuld, eerbiedigen.

De minister verzet zich tegen amendement omdat dit zou leiden tot een onnodig zware procedure.

De amendementen worden verworpen met 9 stemmen tegen 2.

Het artikel wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Artikelen 22 tot 50

De artikelen 22 tot 50 geven geen aanleiding tot enige bespreking. Zij worden aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.

Artikelen 51 tot en met 73 (nieuw)

Amendement nr. 1

Mevrouw Nyssens c.s. dient een amendement (stuk Senaat, nr. 1391/2, amendement nr. 1) in, dat ertoe strekt een titel VII, houdende de artikelen 51 tot 73, in te voegen in het voorliggende wetsontwerp. De heer Barbeaux verwijst naar de tekst van de verantwoording bij het amendement.

De heer Cornil meent dat dit voorstel niet thuishoort in de programmawet, maar dat het wel erg interessant is. Het is bedoeld om jongeren aan te zetten tot vrijwillige burgerdienst. Spreker wenst dan ook na het reces te onderzoeken of het mogelijk is hierover een initiatief te nemen in het Parlement, los van de programmawet.

Het amendement wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

IV. EINDSTEMMING

Het geheel van de naar de commissie verzonden artikelen wordt aangenomen met 9 stemmen tegen 2.

Dit verslag is eenparig goedgekeurd met 11 stemmen.

De rapporteurs, De voorzitter,
Fatma PEHLIVAN. Jacques D'HOOGHE.
Michel BARBEAUX.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst van het
door de Kamer van volksvertegenwoordigers
overgezonden wetsontwerp
(zie stuk Kamer, nr. 50-1225/11)