2-249 | 2-249 |
Mevrouw Fatma Pehlivan (SP.A), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - We weten dat de ontwerpen die nu voorliggen een uitvloeisel zijn van de naar onze mening slechte wetgeving in verband met pesten op het werk. Daarom zal ook deze regeling onze goedkeuring niet wegdragen. We zijn natuurlijk voorstander van een duidelijk beleid tegen het verfoeilijke fenomeen van pesten, maar we waren het niet eens met het principe dat een oplossing gezocht wordt voor dit maatschappelijk probleem op een wijze die een almaar verdergaande juridisering van de arbeidsrelaties inhoudt evenals het invoeren van meerdere procedures en beschermingsmaatregelen. De praktijken van pesten en ongewenst gedrag zijn naar onze mening bijzonder moeilijk in rechtsregels te vatten. Als er dan toch in dergelijke materies iets moet worden geregeld, dan ligt een algemeen juridisch kader het meest voor de hand. Pesten komt in alle geledingen van de maatschappij voor. Een algemene juridische strafbaarstelling was dan ook de meest aangewezen weg. Er wordt immers niet uitsluitend gepest op de werkvloer. We weten ook dat de wetgevingen zoals ze zijn uitgewerkt onvoldoende rekening houden met de bedrijfsrealiteit, het ondernemerschap bemoeilijken en een bedrijfsonvriendelijk klimaat creëren.
Ik vestig uw aandacht op ons amendement dat volledig in de lijn ligt van het regeerakkoord, namelijk wat het verminderen van de administratieve last voor de ondernemingen betreft.
We vragen ons af of, gelet op de bepaling van artikel 5, 2º, het wenselijk is dat alle individuele leden van de comités bij aangetekend schrijven worden verwittigd. Het is een bijkomende administratieve last, die niet door de meerwaarde ervan wordt verantwoord. Het loutere feit dat de betrokken preventieadviseur bij aangetekend schrijven persoonlijk op de hoogte moet gesteld worden, wat logisch is aangezien hij of zij de direct betrokken partij is, is geen verantwoording voor deze bijkomende administratieve last waarbij heel het comité bij aangetekend schrijven moet worden verwittigd. We vragen dus aan onze collega's om nog eens goed na te denken over dit amendement dat volkomen in de lijn ligt van minder regels. De regering beloofde ons 25% minder regels, maar na drie en een half jaar, zien we alleen maar een aangroei van regels en administratieve verplichtingen.
Mme Sfia Bouarfa (PS). - Ce projet était attendu. Madame la ministre, vous aviez précisé lors de la discussion de la problématique de la violence, du harcèlement moral ou sexuel au travail, qu'un texte serait soumis au Parlement pour accorder une protection spécifique à tous les conseillers en prévention.
Les conseillers prévus par la loi du 11 juin 2002 ont avant tout une tâche de prévention, mais aussi d'information. Ils s'occupent des aspects psychosociaux au travail et sont spécialement compétents pour la problématique des différentes formes de violence au travail. S'ils doivent disposer d'une solide formation, ils ne pourront cependant exercer leur mission avec efficacité, en toute indépendance et objectivité, que s'ils bénéficient également d'une protection juridique adéquate contre le licenciement. Le projet intervient judicieusement en la matière.
Nous approuvons tout particulièrement la philosophie de ce projet qui tend également à harmoniser le principe de la protection pour tous les conseillers en prévention, qu'ils s'occupent de violence ou de sécurité, voire d'hygiène, sur le lieu de travail. En fait, à ce jour, seuls les conseillers en prévention qui exercent la fonction de médecin du travail bénéficient d'une protection bien établie ; elle se trouve dans la loi du 28 décembre 1977.
Nous nous réjouissons de l'extension de la mesure à tous les conseillers en prévention, d'autant plus qu'avec ce projet, la directive cadre relative à la santé et à la sécurité des travailleurs ne restera pas lettre morte. Il sera mis fin à la discussion qui existe depuis longtemps au niveau de la doctrine.
Par ailleurs, il faut bien admettre qu'un traitement différent des divers conseillers en prévention était contraire au principe d'égalité. Nous constatons donc avec satisfaction que les mesures soumises à examen concernent tant les conseillers en prévention occupés par un employeur du secteur privé que ceux qui fonctionnent dans le secteur public, dans un service interne pour la prévention et la protection du travail. Pour que l'harmonisation de la protection soit complète, les conseillers en prévention, occupés, ou non, en vertu d'un contrat de travail par un service externe pour la prévention et la protection au travail agréé, sont également concernés.
Ce projet de loi a déjà bénéficié d'un large consensus au sein de la commission des Affaires sociales. Nous le voterons sans réserve en séance plénière.
-De algemene bespreking is gesloten.