2-238

2-238

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 7 NOVEMBER 2002 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Wetsontwerp houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving (Stuk 2-1280)

Wetsontwerp tot wijziging van het Kieswetboek (Stuk 2-1281) (Evocatieprocedure)

Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende kieswetten teneinde de bestraffing van kiezersbedrog mogelijk te maken (van de heer Wim Verreycken, Stuk 2-49)

Wetsvoorstel tot wijziging, wat de kieskringen voor de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers betreft, van het Kieswetboek (van de heer Frans Lozie, Stuk 2-449)

Algemene bespreking

De voorzitter. - Ik stel voor deze wetsontwerpen en wetsvoorstellen samen te bespreken. (Instemming)

De heer Paul Wille (VLD), rapporteur. - Drie heel intensieve commissievergaderingen werden gewijd aan het verplicht bicameraal wetsontwerp tot wijziging van het kieswetboek met betrekking tot de verkiezingen van de federale wetgevende kamers inclusief een aantal bepalingen over de Senaat en aan het facultatief bicameraal wetsontwerp tot wijziging van het kieswetboek met betrekking tot de verkiezing van de federale wetgevende kamers.

Sommige wijzigingen zijn technisch, de andere betreffen het probleem van de provinciale kieskringen en van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde-Leuven. Het wetsontwerp tot wijziging van het kieswetboek dat door de Kamer werd goedgekeurd op 25 september 2002, werd vijf dagen later geëvoceerd door de Senaat en het wetsontwerp houdende verschillende wijzigingen van de kieswetgeving werd overgezonden op 27 september.

De commissie heeft ook de wetsvoorstellen ter bestraffing van het kiezersbedrog en tot wijziging van de kieskringen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers behandeld. Na de inleidende uiteenzetting door de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Duquesne, werd er aanvankelijk in een gespannen sfeer gedebatteerd omdat een aantal leden van de minderheid vonden dat er een te strak tijdsschema werd opgelegd. Maar tijd heeft raad gebracht en er werd een consensus bereikt. We hebben ons aan het afgesproken tijdsschema gehouden.

Een groot aantal sprekers, niet het minst van de minderheidsfracties, nam het woord in de algemene bespreking. Hierbij vielen de talrijke toespraken van niet-vaste leden van de commissie op. Soms vielen zij in herhaling, maar soms benaderden zij de problematiek ook vanuit een nieuwe invalshoek en dat was zeer verrijkend.

De bespreking in de commissie was zowel algemeen als bijzonder technisch. Verschillende collega's zagen in de hervorming tegengestelde effecten. De meest terugkerende kritiek betrof het ongrondwettelijk karakter van de hervorming. De amendering waarbij rekening werd gehouden met het advies van de Raad van State kon hieraan in hun ogen weinig verhelpen.

Sommige commissieleden hebben gewezen op het ondemocratisch karakter van de hervorming. Die zou vooral ten goede komen van een aantal gevestigde waarden, kapitaalkrachtigen en mediafiguren.

Het vrouwvriendelijke karakter van de hervorming bleef een twistpunt. Mevrouw Nagy vindt de hervorming vrouwvriendelijk, maar bij CD&V zijn de dames Thijs, De Schamphelaere en zeker mevrouw de Bethune van het tegendeel overtuigd.

De Franstalige collega's, waaronder de heer Dallemagne, vinden de hervorming slecht voor de Franstaligen in het algemeen en heel slecht voor de Franstaligen in de rand.

Ook de Nederlandstalige collega's vinden de hervorming slecht voor de Nederlandstaligen en sommigen, waaronder de heer Verreycken van het Vlaams Blok, vinden de regeling voor de Duitstaligen onaanvaardbaar.

De Vlaamse collega's zijn het eens over het verlies van Vlaamse zetels, maar niet altijd over het precieze aantal.

Een andere steeds terugkerende opmerking luidt dat de hervorming te dicht bij de volgende verkiezingen valt, wat aanleiding zal geven tot een vertrouwensbreuk in de politieke wereld enerzijds, maar anderzijds ook tussen de politiek en de bevolking, en zelfs tussen de politiek en de instellingen die over de rechtsstaat waken.

Voorts werden er, vooral door de Nederlandstalige leden, veel opmerkingen gemaakt over de paritaire Senaat. De heer Lozie wees erop dat de notie van nationale minderheid niet strookt met het idee van een paritair samengestelde Senaat. In naam van CD&V verklaarde de heer D'Hooghe tegen een paritaire Senaat te zijn. Bovendien is de hele hervorming voor CD&V ongewenst. Ze stond zeker niet ingeschreven in het partijprogramma van de regerende partijen.

Ook bij de SP waren er opvallend kritische geluiden te horen. De heer Tobback ervaart de halvering van het effect van de lijststem als een hybride maatregel.

Verscheidene Vlaamse partijen beschouwen de uiteindelijke splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde op termijn als de enige oplossing.

Velen toonden sympathie voor de definitieve oplossing van een enkele kieskring.

De VLD herhaalde haar pleidooi voor de volledige afschaffing van de lijststem.

Hoewel sommige sprekers vanuit dezelfde invalshoek kritiek uitoefenden, beoogden ze niet noodzakelijk hetzelfde.

Over een aantal punten ontstond een echt inhoudelijke discussie. Mevrouw De Schamphelaere vindt dat de gelijktijdige kandidatuurstelling bij wijze van overgang totaal strijdig is met de letter en met de geest van de wet. De heer Verreycken vindt die regeling cynisch. Sommigen opperen dat het absoluut niet zeker is dat de gelijktijdige kandidatuurstelling slechts een tijdelijke maatregel is aangezien de hervorming van de Senaat pas mogelijk is na een grondwetsherziening. Anderen, onder wie mevrouw Thijs, ervaren die regeling als electorale territoriumafbakening. Bovendien zal de oorzaak-gevolgrelatie leiden tot het ontstaan van twee klassen van parlementsleden. Agalev toonde zich negatief tegenover dat gedeelte van het akkoord. De regering merkte op dat het systeem voordelen biedt voor goede streekkandidaten met een breed maatschappelijk draagvlak, die zich op die manier op nationaal vlak kunnen profileren.

Een ander belangrijk discussiepunt was het onderscheid tussen titularissen en opvolgers. Sommige leden hebben erop gewezen dat pas op 27 december 2000 de lijst van de opvolgers werd afgeschaft. Ze vrezen dat de herinvoering van die lijst een parlement van plaatsvervangers tot gevolg kan hebben. De VLD was tegen die regeling, maar verklaarde zich bereid ze in het kader van een globaal compromis te aanvaarden. De regering merkte op dat de hervorming in het voordeel is van jongeren en vrouwen, maar ook van de vertegenwoordigers van kleinere kieskringen.

Het zal niemand verwonderen dat Brussel-Halle-Vilvoorde een van de belangrijkste twistpunten was. Vele collega's, ook van de meerderheid, hebben op dat probleem gewezen. De minister van Binnenlandse Zaken had er reeds in zijn inleiding de ruimste aandacht aan gegeven. De meningen over dit punt zijn allesbehalve gelijklopend en zelfs ronduit tegenstrijdig. Zo ziet de CDH in de regeling een eerste stap naar de splitsing

Wat de problematiek van de Duitstaligen betreft, zei de minister van Binnenlandse Zaken dat een gewaarborgde vertegenwoordiging van Duitstaligen ongrondwettig zou zijn, tenzij de Grondwet eerst wordt gewijzigd.

Inzake de kiesdrempel hadden een aantal leden van de meerderheid, inzonderheid de heer Moureaux, twijfels over de dubbele drempel. Het elimineren van concurrenten door kiesreglementeringen kan volgens hen nooit goed zijn. Het is beter die eliminatie te regelen door verkiezingen. Bovendien werd uitdrukkelijk gewezen op de moeilijkheden die nieuwe partijen daardoor zullen ondervinden. Volgens het Vlaams Blok kan die maatregel de politieke vernieuwing in de kiem smoren. Collega Thijs vond dit een instrument voor politieke herverkaveling, veel meer dan een maatregel om politieke versnippering weg te werken. De groene fractie beschouwt de kiesdrempel van vijf procent als een goed compromis wanneer die in het geheel wordt bekeken. De minister stelde dat de huidige regeling vaak strenger is dan de voorgestelde. Hij gaf het voorbeeld van Luxemburg. De heer Destexhe stelde een aantal technische vragen rond die kwestie waarop door de minister uitvoerig is geantwoord, meer specifiek inzake de kiesdrempels in Brussel-Halle-Vilvoorde.

Ten slotte werd een hele reeks grondwettelijke bezwaren geuit. Verschillende commissieleden, en vooral van CD&V, hebben daarop de nadruk gelegd, en tevens op de rechtsonzekerheid die zal ontstaan bij de vernietiging van het geheel of een deel van de hervorming. De minister heeft uitgebreid geantwoord op die vermeende ongrondwettigheden.

Après la discussion générale, la commission a entamé la discussion des articles du projet de loi portant diverses modifications en matière de législation électorale et de toute la série d'amendements introduits par des membres de l'opposition. S'il est vrai que la plupart des votes ont eu lieu majorité contre opposition, nous avons eu droit à quelques expressions de sympathie ou de doute parmi les membres de la majorité. Le ministre Vande Lanotte a été très actif dans le débat.

Les votes exprimés ne modifient finalement pas les textes du projet de loi, à l'exception d'une série de modifications que la commission a considérées comme techniques et ce, à l'unanimité. La majorité de celles-ci a également reçu l'accord de la Chambres des représentants. Les autres peuvent retrouver le chemin de la séance plénière sous forme d'amendements à déposer. L'ensemble du projet de loi a été adopté par neuf voix contre quatre.

Nous sommes ensuite passés à la discussion du projet de loi modifiant le code électoral. Cette discussion fut brève. Le projet a été adopté par huit voix contre trois. Les propositions de loi de MM. Verreycken et Lozie étaient dès lors sans objet. Le rapport a été adopté à l'unanimité des voix.

De commissiewerkzaamheden waren beperkt in de tijd. Soms werd met de karwats gewerkt. Niet alle commissieleden konden die tijdsdruk aanvaarden. Toch waren de debatten heel intensief. Indien het waar is dat ontdekken doet weten, ben ik ervan overtuigd dat de vele collega's die aan de werkzaamheden hebben deelgenomen - en dat waren er meer dan de vaste leden - nu het complexe karakter van de hervorming en misschien wel het betwistbare karakter van een aantal elementen, voldoende kunnen inschatten. De regering, de meerderheid en de minderheid hebben alleszins bewezen dat de inbreng van de Senaat in vele opzichten nodig en onweerlegbaar is geweest.

De voorzitter. - Ik stel voor de spreektijd te beperken tot 20 minuten voor de gemandateerde sprekers en tot 10 minuten voor de andere. Dit moet de kwaliteit van het debat ten goede komen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zie niet in waarom bij een belangrijk debat als dit, de spreektijd moet worden verminderd.

De voorzitter. - Het is inderdaad een belangrijk debat.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dan moet ik iedereen van mijn fractie naar de tribune sturen om een gedeelte van mijn toespraak voor te lezen.

De voorzitter. - Van uw fractie is al meer dan de helft van de leden ingeschreven.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Bij de hervorming van een kieswet moeten we toch onze argumenten naar voren kunnen brengen. Het gaat niet om een gewoon wetsontwerp, maar om de hervorming van de democratie.

De voorzitter. - Wij zullen trachten die spreektijd met soepelheid aan te houden.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Het is niet de duur van de toespraak die de kwaliteit van het debat bepaalt. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Vandenberghe daarmee rekening zal houden.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Natuurlijk primeert de kwaliteit, zeker in de Senaat. Maar kwaliteit vereist een aanloop en een uitvoeringsperiode. We zullen ons aan de richtlijn trachten te houden.

De hervorming waarover we vandaag discussiëren werd in de commissie Binnenlandse Zaken besproken waar de meerderheid zich voor de zoveelste maal slaafs heeft gedragen en alle amendementen heeft verworpen. Nochtans is er één belangrijk verschilpunt met andere ontwerpen, de paarsgroene meerderheid wil namelijk met het voorliggend ontwerp de modelstaat realiseren. Alle historische symbolen moeten verdwijnen omdat alles dateert uit een tijd waarin de Belgen niets wisten en door de CVP werden dom gehouden. Ze moeten worden vervangen door de beelden van de politieke vernieuwing, waarvan de leiders van de paarsgroene meerderheid de veruitwendiging zijn. Zij hebben het land eindelijk bevrijd van een bezettingsmacht. De kers op de taart is de hervorming van de kieswetgeving, als symbool van de politieke vernieuwing die de burger dichter bij de politiek moet brengen en de afstand tussen de mandataris en de burger moet verminderen. Ik wil even onderzoeken of die doelstelling wordt gerealiseerd.

We weten over welk krediet de politiek, spijtig genoeg, vandaag in ons land beschikt. Ik zal het niet hebben over opiniepeilingen om de meerderheid niet te veel op te jagen.

Professor Elchardus heeft een wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het vertrouwen van de burger in de instellingen en de politiek. Daaruit blijkt dat het vertrouwen onder de 20% is gezakt, maar dat fenomeen wordt natuurlijk ook in andere landen waargenomen. Dat is betreurenswaardig. Het verlies van het vertrouwen in de instellingen tast in se de slagkracht van een regering aan, hoe die ook is samengesteld. Een regering kan niet besturen wanneer de burgers geen vertrouwen hebben in de instellingen. Ik heb het dan nog niet over politieke partijen of coalities, enkel over instellingen. De politici moeten daarop reageren en dat zou pas een nieuwe politieke cultuur zijn.

De regering beperkt zich echter tot het wijzigen van de kieswetgeving, wat behoort tot het Belgisch compromis. Die wetgeving is sedert 1899 ongewijzigd gebleven, op enkele technische wijzigingen en de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1921 en het algemeen vrouwenkiesrecht in 1948 na. De burgers wisten in welk arrondissement en voor wie ze konden stemmen, volgens het systeem van de proportionele verdeling.

Na meer dan drie jaar aan het bewind te zijn geweest en op enkele weken vóór de verkiezingen wordt dat plots gewijzigd. Alles moet snel gaan want iedereen weet dat de wetgevende kamers vervroegd zullen worden ontbonden. Men wacht op de goedkeuring van het ontwerp in de Senaat. Het ontbindingsbesluit ligt klaar. Het moet alleen nog door de minister van Binnenlandse Zaken worden ondertekend.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Monsieur Vandenberghe, j'ai tellement de travail réel que je n'ai pas le temps de m'amuser à prévoir ce qui pourrait arriver demain ou après-demain.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Vous n'avez pas le temps de prévoir l'avenir !

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Par exemple, aujourd'hui, j'ai le plaisir de vous entendre et d'apprécier vos bons mots d'esprit. Jusqu'à présent, vous vous êtes renouvelé par rapport à ce que j'ai entendu à la Chambre, en commission, en séance publique, puis encore longuement en commission du Sénat. Je ne doute pas que, dans votre intervention, vous allez vous renouveler comparativement à ce qui figure déjà dans le rapport.

Pour l'heure, buvant littéralement vos paroles, je n'ai plus de temps à consacrer pour envisager des hypothèses.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Boire mes paroles peut donner des effets éthyliques ! Par ailleurs, monsieur le ministre, gouverner c'est prévoir.

Plots werkt men een nieuwe wetgeving uit en men verkoopt die als een democratische revolutie. Het woord revolutie wordt vaak misbruikt en hier is dat niet minder het geval. Het gaat niet om een revolutie want er is daar geen behoefte aan, maar om een politiek manoeuvre, ingegeven door zuivere electorale overwegingen.

De paarsgroene meerderheid zou minder zelfzeker geworden zijn. De kartonnen maquette van de Belgische modelstaat die ze heeft opgebouwd is immers maar een façade. Ze gebruikt een bekende truc om haar stemmen te optimaliseren zodat ze het stemmenverlies minder zwaar kan laten doorwegen dan in het bestaande systeem.

Het paarsgroene orkest dat in ieder geval geen harmonieuze symfonieën speelt, gebruikt voor het politieke spel een nieuw en bijzonder eigenaardig instrument, namelijk een apothekersweegschaal. Ik heb het dan niet over de weegschaal van vrouwe Justitia want zij was geblinddoekt zodat ze niemand kan bevoordelen. Deze apothekersweegschaal dient enkel en alleen om de belangen van de meerderheidspartijen af te wegen.

Alleen de belangen van de meerderheidspartijen worden op de weegschaal gelegd, zodat de coalitiepartners kunnen nagaan hoe ze de democratische gevoeligheid van het publiek kunnen verzwakken en zodoende hun wankele meerderheid alsnog kunnen overeind houden. Als de meerderheid zichzelf en dus de kiezer zou respecteren, zou ze dergelijke trucs niet net voor de verkiezingen uithalen.

Ik begrijp de meerderheid overigens niet. De geschiedenis toont immers aan dat de kiezer dit alles doorziet. In Vlaanderen begrijpen de kiezers maar al te goed waarom de provinciale kieskringen worden ingevoerd en de arrondissementen verdwijnen uit de electorale indeling. De meerderheid beweert de oneerlijke effecten van de apparentering te willen wegwerken, maar ze voegt wel de apparentering in tussen de Franstalige lijsten van Brussel-Halle-Vilvoorde en die van het kiesarrondissement Nijvel, dat in een andere provincie ligt. Collega Tobback verklaarde bij een vorige gelegenheid dat de apparentering volstrekt geen probleem vormt en dat de eventuele negatieve gevolgen ervan in de kleine arrondissementen kunnen worden ontweken of gemilderd.

Een andere semi-revolutionaire hervorming is de invoering van de kiesdrempel van 5%. In tegenstelling tot vroegere aankondigingen werd niet geopteerd voor de invoering van een echte kiesdrempel, maar voor een kiesdrempel op provinciaal niveau. Dat betekent dat het effect ervan verschillend is. De `kiesdrempel' blijft ongewijzigd in West-Vlaanderen en Limburg, wordt licht opgetrokken in Oost-Vlaanderen, wordt omzeild in Vlaams-Brabant en wordt opgetrokken in de provincie Antwerpen.

De talrijke berekeningen over de effecten van de wijzigingen van het kieswetboek hebben geen groot realiteitsgehalte. De kiezer zal echter inzien dat het de bedoeling van deze hervorming is sommige stemmen minder gewicht te geven.

Deze overwegingen brengen me tot de vraag of deze hervorming wel eerlijk is. Kan de kieswetgeving worden gewijzigd door de meerderheid alleen, die er voordeel bij heeft? De wijze waarop het ontwerp wordt behandeld, toont aan dat het antwoord negatief is.

Ik geef het voorbeeld van de timing. Iedereen herinnert zich ongetwijfeld dat de kieswet te allen prijze in de Kamer moest worden goedgekeurd vóór 21 juli 2002.

Er kwam een kink in de kabel omdat het advies van de Raad van State werd gevraagd. De heer De Croo heeft de Kamer dan in september bijeengeroepen, terwijl er volop werken aan de gang waren. De heer De Croo wil namelijk zoals president Mitterrand de geschiedenis ingaan als bouwheer van grote werken. Ga maar eens kijken in Parijs: la bibliothèque de monsieur le Président Mitterrand en wat weet ik allemaal. De heer De Croo vindt dat een goed idee en begint met aanpassingen op Belgisch niveau: het buffet van de Kamer en de stemmachines van de Kamer, die dan niet werken.

Tijdens deze werken eist de eerste minister dat de kamerleden vergaderen, maar niet in de Senaat, hoewel dat een evidente oplossing was. Achteraan in onze zaal is er ruimte genoeg om zetels bij te plaatsen en gezien het absenteïsme was er geen enkel probleem om de stemming hier te houden. Maar nee, dat mocht niet. De Kamer is dan maar naar de derde verdiepingvan het Huis van de Parlementsleden getrokken, naar de vroegere zaal van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad.

Is dat een bewijs van politieke eerlijkheid? Waarover moest er zo dringend gestemd worden in volle vakantie en in dergelijke omstandigheden?

De timing doet denken aan de trucs van de vierde Franse republiek, die vóór iedere verkiezingen de kieswetgeving wijzigde om de positie van de meerderheid, die wist dat ze de verkiezingen zou verliezen, te redden. Het gevolg was dat in 1951 de partijen die minder stemmen hadden, meer zetels kregen in het Frans parlement. Natuurlijk heeft zoiets negatieve gevolgen, niet alleen voor het imago, maar ook voor het vertrouwen in de politiek.

Een andere belangrijke `kieshervormer' was de Amerikaanse gouverneur Gerry. Hij legde een bewonderswaardige creativiteit aan de dag om de kiesregeling in zijn staat aan te passen aan de verlangens van de meerderheid. Zijn hervorming is de geschiedenis ingegaan als het salamandermodel, omdat de nieuwe kieskringen de vorm van salamanders kregen, zonder enige homogeniteit. Kieskringen uittekenen met plat electorale doelstellingen staat sindsdien bekend als `gerrymandering'. De heer Slangen vindt dat heel interessant. Nieuwe bustes en schilderijen en een nieuwe woord in de politicologie: de `guymandering'.

Wenste de kiezer deze hervorming? Stond hij voor de poorten van het parlement te betogen voor een nieuwe kieswetgeving? Werden er in heel Vlaanderen optochten met spandoeken gehouden om de afschaffing van de apparentering en een wijziging van de kieswetgeving te eisen? Ik heb er niemand iets over horen zeggen. De mensen spreken over de werkloosheid, over de sluiting van Alcatel, over Sabena, over de beurscrash waardoor tientallen miljarden verdwenen zijn, maar niemand heeft me aangesproken over de hervorming van de kieswetgeving. De politiek heeft de kans laten liggen om de moeilijke maatschappelijke en economische problemen aan te pakken.

Deze hervorming is dus oneerlijk en komt op het verkeerde ogenblik. De kieswet moet in het begin van een legislatuur worden hervormd, om de indruk te vermijden dat het om een partijpolitiek manoeuvre gaat. Voor een kieswetswijziging moet brede steun worden gezocht, bij meerderheid en oppositie. Dat is niet gebeurd.

Bovendien is deze hervorming ongewenst, maar de regering heeft het tot haar waarmerk gemaakt bij elke gelegenheid Vlaanderen bont en blauw te slaan. We hebben het gezien met het Lambermontakkoord en het Lombardakkoord, waarmee de regering inging tegen alle grondwettelijke bezwaren, zelfs van Franstalige kamers van de Raad van State.

Blijkbaar is de minister-president van de Vlaamse regering ten einde raad, want vandaag las ik in een krant dat er volgens hem een Vlaams front tot stand moet komen. En dat op de dag dat in de Senaat de anti-Vlaamse kieswetgeving moet worden goedgekeurd! De meerderheidspartijen zullen de rekening gepresenteerd krijgen. De burgers van Zoutleeuw, Geetbets, Diest, Leuven en Tervuren zullen immers heel goed weten wat de draagwijdte van deze hervorming is. Zij weten dat de stemmen van de kiezers uit het arrondissement Leuven minder zwaar zullen wegen dan de stemmen van de kiezers uit andere arrondissementen. Hoe kan de Vlaamse minister-president nu geloofwaardig spreken over een Vlaams front? Het Vlaamse front dat hij zou voorstellen, wordt onmiddellijk weggewuifd.

Een kieshervorming zou op de grenzen van de gewesten moeten worden geënt, maar Leuven wordt bij Brussel-Halle-Vilvoorde gevoegd en er is een apparentering met Nijvel. Dit is de duidelijkst denkbare voorafspiegeling van le très grand Bruxelles de l'avenir. Deze maatregel is alleszins niet in het voordeel van de Vlamingen. De Franstaligen waren geen vragende partij. De Vlamingen hebben een prijs betaald voor de partijpolitieke koppigheid van enkele spindoctors.

Tegen de letter van de Grondwet in wordt er één kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde-Leuven gemaakt. De inwoners van de kieskring Leuven hebben volgens de Grondwet het recht zeven volksvertegenwoordigers aan te wijzen. Volgens dit ontwerp krijgt de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde-Leuven in feite één Vlaamse lijst per partij. De inwoners van het arrondissement Leuven zullen niet beslissen over hun zeven volksvertegenwoordigers, aangezien de inwoners van de kiesomschrijving Brussel-Halle-Vilvoorde-Leuven op dezelfde lijst stemmen waarop de kandidaten van de kiesomschrijving Brussel-Halle-Vilvoorde en de kandidaten van Leuven voorkomen.

Tijdens het debat over het Lambermont- en het Lombardakkoord heb ik gezegd dat het waarmerk van de regering erin bestond dat ze de Grondwet verkrachtte. Ik herinner me dat de heer Moureaux zei dat een dergelijke verkrachting hem veel plezier bezorgde.

Met dezelfde kiesresultaten als in 1999 zal het aantal Vlaamse zetels in Vlaams Brabant in 2003 met twee verminderen. Waar de Vlamingen vroeger in Brussel-Halle-Vilvoorde elf zetels behaalden en in Leuven zeven, zal de hervorming ertoe leiden dat de Franstaligen een aantal zetels bijwinnen. Daarvoor is er geen andere reden dan partijpolitieke koppigheid. De SP.A wil dat minister Stevaert voor Kamer én Senaat kandidaat kan zijn, hoewel hij zelf ronduit aan de kiezers zegt dat hij niet eens van plan is in Kamer of Senaat zitting te nemen. Zijn dat eerlijke verkiezingen? We weten al langer dat we met paarsgroen in de virtuele politiek zijn terechtgekomen, maar nu krijgen we ook virtuele verkiezingen. Politici stellen zich wel kandidaat, maar zeggen tegelijk openlijk dat ze niet van plan zijn een mandaat uit te oefenen. Waarom stemmen de kiezers dan? Dit is een volstrekt dieptepunt in de politiek.

Toppunt is dat dit model komt van de partijen die altijd de mond vol hadden van politieke vernieuwing en depolitisering. Daarvoor moeten de Leuvenaars betalen, want hun stemmen in Brussel-Halle-Vilvoorde wegen voortaan minder zwaar dan de Vlaamse stemmen in de rest van het land.

Dat is uiteraard nefast voor de politiek en voor het land. De kiezer zal paarsgroen daarvoor afstraffen. Herinner u de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000. Ook toen kondigde paarsgroen met veel klaroengeschal aan dat ze de CVP uit de gemeente- en stadhuizen zou verjagen en dat ze de plaatselijke democratische macht van onze partij zou vernietigen. We hebben de uitslag allemaal gezien. Van het klaroengeschal bleef niet veel over.

Volgens de meerderheid zijn de oppositiepartijen het grootste probleem in het land en die moeten ze dus met een nieuwe kieswet trachten uit te sluiten. Dat is de basis van deze hervorming. De kiezer, die deze mentaliteit doorziet, zal paarsgroen daarvoor opnieuw afstraffen.

Ik zie geen enkele reden waarom de Senaat op de voorgestelde weg zou verder gaan. Bovendien zijn er nog verschillende andere technische kwesties die alleen tot doel hebben de rechtstreekse greep van de partijen op het politieke leven te verhogen en die van de burger te verkleinen. `De burger'! Het is niet mijn geliefkoosde term. Ik heb het liever over mensen. Maar anderen beloofden dat eindelijk de burger ging beslissen over de toekomst van het land. En wat blijkt? De burger moet kiezen voor kandidaten die niet van plan zijn zitting te nemen in het parlement en dit op basis van een regeling die strijdig is met de Grondwet.

De adviezen van de Raad van State over de wetswijziging zijn - om het diplomatiek uit te drukken - striemend, vernietigend. Tot tweemaal toe noemde de Raad van State de regeling voor Brussel-Halle-Vilvoorde-Leuven ongrondwettig. De Raad van State zag ook een groot probleem in de dubbele kandidaatstelling voor Kamer en Senaat. De virtuele politiek van de paarsgroene regering, die reeds de virtuele regering van de volgende legislatuur meent te zijn, heeft immers virtueel ook de Senaat afgeschaft, ondanks het moedige verzet van de voorzitter. De vijand staat al ante portas, zoals een Romeins senator zei, maar ik verzeker u dat ze niet verder zullen geraken! Daarvoor heeft paarsgroen immers een tweederde meerderheid nodig.

De kieswet wordt hervormd in de veronderstelling dat de Senaat reeds is afgeschaft, terwijl Kamer en Senaat nog over die afschaffing met een tweederde meerderheid moeten stemmen. Het ontwerp bepaalt dat iemand zich zowel voor de Senaat als voor de Kamer kandidaat mag stellen, terwijl de Grondwet verbiedt dat verkozenen tegelijkertijd in Kamer en Senaat zitting hebben. Dat getuigt van de kleine, laag-bij-de-grondse partijpolitieke berekening van zogenaamde grote staatslieden en toont aan dat deze kieswetgeving strijdig is met de echte, fundamentele regels van de democratie, die ook in de internationale verdragen zijn opgenomen en die bepalen dat verkiezingen eerlijk en loyaal moeten zijn en de bevolking niet mag worden misleid. In een democratie heeft de kiezer het recht te weten waarover wordt gestemd en wat de inzet is van de verkiezingen.

Als de verkiezingen krachtens deze wet worden georganiseerd, bezondigt de wetgever zich aan democratische oplichting. Ik geloof dat de democratische gevoeligheid in ons land voldoende sterk is om weerstand te bieden tegen deze manoeuvres.

Onderhavig wetsontwerp bezegelt de vertrouwensbreuk tussen CD&V en de meerderheid. Een kieswetgeving is geen speelgoed. Wie de democratie wil dienen en de politiek wil herwaarderen, moet erop toezien dat een wijziging van de kieswetgeving met een brede meerderheid in Kamer en Senaat wordt goedgekeurd.

Politics must be seen to be done. Wie de regels voor de organisatie van de verkiezingen vastlegt, moet een vorm van onpartijdigheid in acht nemen, moet laten zien dat de kiezer de kaarten in handen krijgt, mag niet de indruk wekken dat de verkiezingen in feite nutteloos zijn, omdat de meerderheid hoe dan ook heeft beslist dat ze verder regeert.

Ik hoop dat de leden van de Senaat de verschillende adviezen van de Raad van State nog eens zullen doornemen. De Raad klaagt de ongrondwettigheid van de hervorming aan en maakt duidelijk dat deze kieshervorming een optie inhoudt voor de werking van de Senaat als tweede Kamer die CD&V onder geen enkele omstandigheid, noch in deze zittingperiode, noch in de volgende, zal steunen.

Wij zullen met overtuiging tegen deze hervorming stemmen en wij betreuren dat de Senaat over deze hervorming geen breed eigen debat heeft kunnen voeren. Wij hebben die kans laten liggen en de publieke opinie zal dat mijns inziens niet appreciëren.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - L'accord de gouvernement du 7 juillet 1999 invitait le parlement à créer une commission pour le renouveau politique.

Les deux Chambres ont réagi au quart de tour. La Chambre des représentants a créé sa commission en 1999 et le Sénat a fait de même le 20 janvier 2000. En outre, les deux commissions travaillent conjointement.

L'accord de gouvernement précisait en termes non équivoques que : « Une démocratie se doit d'évaluer et d'améliorer en permanence ses processus de décision et les modes de communication qu'elle offre. À cette fin, il faut replacer le citoyen au centre du processus de sorte qu'il ait davantage d'emprise sur la politique. Le gouvernement invite dès lors le parlement à créer cette commission chargée d'examiner les questions telles que la modernisation et l'adaptation du système électoral, la taille des circonscriptions et le renforcement de la participation politique de tous les groupes sociaux ».

La société change et il importe de rendre nos structures décisionnelles conformes aux attentes des citoyens. D'où la nécessité de se pencher sur des sujets tels que le système de la représentation proportionnelle, la parité sur les listes électorales, la dimension des circonscriptions, l'introduction de seuils électoraux, l'extension du droit de vote et le mécanisme de répartition des voix.

Le groupe socialiste est d'avis que le système actuel présente une série de défauts. Il a conduit à une attribution imprévisible et, parfois, aléatoire des sièges par le biais de l'apparentement, ainsi qu'à une fragmentation du paysage politique. C'est d'ailleurs avec grand plaisir qu'une élue de Huy-Waremme vous signale qu'elle est totalement favorable à cette loi qui aura, je l'espère, pour effet de renforcer la dynamique en Wallonie, en créant deux vrais pôles de population, Mons et Liège, et en mettant un terme à une série d'aberrations du système de vote qui, un jour, m'ont amenée à être élue avec 12.000 voix contre un apparenté, à 60 voix de préférence !

Quand vous avez vécu cela une fois dans votre vie, vous savez ce que signifie la démocratie vue par le système actuel. Par conséquent, le changement est le bienvenu et, plus vite il se fera, mieux ce sera pour la qualité des travaux politiques et parlementaires.

Nous nous rallions entièrement aux propos du rapporteur, M. Wille. Nous nous félicitons de cette loi - et moi en particulier - parce qu'il était nécessaire de recréer des structures territoriales vraiment représentatives des grands groupes de vie. Nous sommes, par ailleurs, heureux de la réintroduction des candidats suppléants. En effet, les lois du 27 décembre 2000 et du 22 janvier 2002 visant à réduire de moitié l'effet dévolutif de la case de tête avaient, dans la foulée, supprimé le système des candidats suppléants, les candidats non élus devenant automatiquement suppléants.

M. Istasse et moi-même avions déjà tenté de corriger cela pour les petites circonscriptions et nous sommes donc favorables à la réintroduction des candidats suppléants parce que la modification des circonscriptions provoquera un raz-de-marée de changements et que, dès lors, il convient de permettre quelques corrections au travers du système des suppléants, notamment quant à une meilleure représentativité des jeunes. Pour nous, il est essentiel que les idées, les programmes et les valeurs des partis soient prépondérants par rapport à la popularité de l'un ou l'autre candidat. C'est évidemment le sentiment général au sein du parti socialiste.

Le problème étant sur le point d'être résolu en ce qui concerne l'élection des chambres législatives fédérales, il serait nécessaire de réintroduire rapidement les suppléants à l'échelon des élections des entités fédérées. Je renvoie ainsi à une proposition de loi qui va dans ce sens.

En ce qui concerne l'élargissement des circonscriptions électorales aux provinces, ce point n'a jamais fait partie des revendications du groupe socialiste, qui était satisfait de la formule précédente. Cette mesure était toutefois vivement souhaitée par quelques-uns, par ailleurs absents en ce moment, et nous voulons faire preuve de loyauté à leur égard.

Par contre, nous applaudissons la suppression de l'apparentement, qui aboutit à une plus grande transparence pour l'électeur et au renforcement des véritables pôles de population en Wallonie.

J'ai participé, hier soir, à un intéressant débat sur la réforme de la RTBF. Ce n'est pas une compétence fédérale, mais ce qui s'y est dit s'inscrit dans notre ligne de pensée. Cette mesure réorientera fortement l'image de la Wallonie dans les dix prochaines années et lui offrira les capacités dont elle a besoin pour exister réellement en tant que Région à part entière dans le cadre de l'Europe. En d'autres termes, une telle mesure rendra plus clair un système opaque pour l'électeur et conférera une plus grande légitimité aux élus.

Le groupe socialiste se réjouit également du maintien de l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde. Les francophones de la périphérie pourront ainsi continuer à voter pour un candidat francophone.

J'en viens à l'instauration d'un seuil électoral de 5%, mesure qui a suscité de vifs débats et une grande agitation. Ce seuil est-il trop élevé ou, au contraire, trop bas ? Cette mesure est-elle, ou non, démocratique ? Les principaux intéressés ne sont pas parmi nous ce matin. Ce point ne nous concerne pas beaucoup, mais nous ne voudrions pas donner à cette loi un caractère antidémocratique. Je tiens cependant à rappeler qu'il existe déjà actuellement un seuil électoral souvent plus élevé que celui prévu par la réforme.

En outre, même si la règle veut qu'un parti n'atteignant pas le seuil des 5% dans la circonscription provinciale n'y ait pas d'élu, il aura pu, tout au long de la campagne électorale, exposer son programme et faire connaître ses idées à la population. S'il n'atteint pas le seuil requis, cela signifie qu'il n'a pas convaincu grand nombre d'électeurs.

Bref, même si elle ne nous tient pas particulièrement à coeur, nous acceptons cette mesure souhaitée par d'autres partis, absents de cet hémicycle en ce moment, je le répète.

Cette réforme est menée conjointement aux projets de loi visant à assurer une présence égale des hommes et des femmes sur les listes électorales. Il ressort de l'ensemble des modifications intervenues que les prochaines élections auront lieu dans un tout nouveau contexte, beaucoup plus démocratique en termes de popularité et de légitimité des candidats, mais aussi en terme de représentation des femmes.

Sous la prochaine législature sera instaurée une véritable alternance sur toute la liste, système que j'aurais personnellement souhaité voir appliquer dès à présent. Mais, encore une fois, cet accord a fait l'objet d'un compromis - un peu bancal, pour ce qui est des premières places - que nous jugeons partiellement satisfaisant. Cependant, l'alternance complète nous semble le seul moyen d'assurer des élections objectives.

Par la même occasion, je tiens à rappeler la volonté de notre groupe d'étendre le droit de vote à tous les ressortissants étrangers non européens aux élections locales.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Na de Kamer zal vandaag de Senaat, na een grondig en intens debat, de nieuwe kieswet goedkeuren. Ik feliciteer de heer Wille die hier beknopt, maar zeer vakkundig verslag heeft uitgebracht. Voorts dank ik de diensten voor hun inzet. Het goed gestoffeerde commissieverslag telt 160 bladzijden. De Senaat is dus duidelijk niet over een nacht ijs gegaan. Ik wil daarbij de werkkracht van de oppositie zeker niet ontkennen; ze heeft zich enorm ingespannen om de nieuwe kieswet te bekritiseren. De oppositie heeft ons verweten de ware belangen van de bevolking niet voorop te stellen. Dat de bespreking zo veel tijd heeft gevergd, bewijst echter dat de oppositie evenmin aandacht schenkt aan wat de bevolking werkelijk bezighoudt.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Dat is ongehoord. Hebben wij dan zelfs geen recht meer op een grondige bespreking? U verwijt ons het debat te lang te hebben gerekt.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - U hebt het debat inderdaad nodeloos lang gerekt door lange citaten uit boeken voor te lezen. Als u ons de gegevens over uw bronnen had bezorgd, hadden we veel tijd kunnen besparen. Wij hadden ons trouwens degelijk voorbereid.

Hoewel wij veel aandacht hebben besteed aan de voorbereiding van deze hervorming van de kieswetgeving en aan de behandeling in Kamer en Senaat, hebben we de belangen van de bevolking zeker niet verwaarloosd.

In de commissie werden grote woorden gebruikt om het wetsontwerp te bestrijden: manipulatie van de spelregels, ondermijnen van de democratische loyaliteit, een kaakslag voor Vlaanderen, schending van de Grondwet. Ik hou mij lang genoeg met politiek bezig om dergelijke overdrijvingen te relativeren. Dat zal ik punt voor punt doen.

Elke kieswethervorming wekt angst op, niet bij de bevolking, maar bij de parlementsleden, zowel van de oppositie als van de meerderheid. Die angst is overigens terecht omdat een hervorming de spelregels kan wijzigen. Het zou kunnen dat, vergeleken met de vorige verkiezingen, een zelfde aantal stemmen geen zetel oplevert.

Toch zal de voorgestelde hervorming op dat vlak weinig veranderen. De zetelverdeling over de partijen blijft identiek. De kiesdrempels veranderen immers niet. Mocht men op basis van de uitslag van 1999 provinciale kieskringen vormen en alle verkozenen opnieuw op de verkiesbare plaatsen zetten, dan zouden ze opnieuw verkozen zijn. De angst is dus grotendeels ongegrond en ingegeven door het onbekende.

De enigen die echt kwetsbaar zijn, zijn de kandidaten die met een lage stemmenscore door het toeval van de apparentering een zetel hebben behaald. Het mechanisme van de nieuwe kieswet wijzigt de uitslag van de vorige keer in principe niet. Het is uiteraard mogelijk dat partijen hun strategie veranderen, maar dat is een zaak die binnen de partij moet worden uitgevochten.

Omdat we het bestaan van angstgevoelens niet ontkennen, heeft de VLD ingestemd met de herinvoering van de lijst van opvolgers. Ik geef toe dat het geen staaltje van fraai wetgevend werk is om de opvolgers in de loop van dezelfde regeerperiode af te schaffen en ze daarna opnieuw in te voeren. De VLD heeft zich bij de herinvoering neergelegd, hoewel de afschaffing in feite ons stokpaardje was.

Een kieswethervorming is altijd het resultaat van een compromis. Ik begrijp dat na de halvering van het belang van de lijststem - wij waren trouwens voorstander van de volledige afschaffing van de lijststem - en na de invoering van de pariteit tussen man en vrouw, waarover ik zeer verheugd ben en waarvoor ik mijn hele leven heb geijverd, de onzekerheid in vele fracties zeer groot was. In het verleden is het systeem van de opvolging ook gebruikt om jongeren, vrouwen en deskundigen een kans te geven om parlementslid te worden. In alle partijen bestaan daar voorbeelden van. Ik vind het dus goed dat de opvolging opnieuw wordt ingevoerd om verdienstelijke mensen, die wel deskundig zijn, maar die door de invoering van de pariteit of omdat ze geen stemmentrekkers zijn uit de boot vallen, een kans te geven.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Voor de vrouwen gaat het dus om excuus-Truzen?

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Neen. Ik heb er altijd voor geijverd om mensen met veel kwaliteiten op de lijsten te plaatsen. Maar sommige mensen zijn nu eenmaal populairder dan anderen.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Heeft de VLD-eerste minister die in 2000 kwam vragen om de opvolgers af te schaffen, het parlement dan voorgelogen? Ik hoor u nu immers de tegenovergestelde argumentatie ontwikkelen. In 2000 juichte u de eerste minister toe.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Ik heb destijds, samen met de eerste minister, gepleit voor de afschaffing van de opvolgers. Wij beslissen echter niet alleen over de wijziging van de kieswetgeving. Ideeën van de verschillende meerderheidspartijen worden samengebracht. Als we de pariteit tussen mannen en vrouwen, de halvering van het belang van de lijststem en de provinciale kiesomschrijving kunnen realiseren, heb ik er begrip voor dat sommige partijen vragen de lijst van opvolgers terug in te voeren.

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Zeg dan gewoon dat u dat doet onder druk van de SP. A.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Er is druk van heel wat mensen geweest. Uw partij heeft in het verleden ook gebruik gemaakt van het systeem van de opvolgers. Er zijn positieve kanten aan elk systeem. Wij hebben de opvolging nu opnieuw aanvaard. En ik heb daarstraks al toegegeven dat ik het niet zo fraai vind om in eenzelfde legislatuur van opstelling te veranderen.

Volgens sommigen zou de invoering van provinciale kieskringen een radicale breuk vormen met de electorale tradities van het land. De kloof tussen burger en politicus zou enorm vergroten. In feite gaat het om de voltooiing van een ontwikkeling die al lang aan de gang is. In de negentiende eeuw steunde de zetelverdeling enkel op de arrondissementen, maar de zetelverdeling over de politieke partijen gebeurt al sedert 1919 op provinciaal niveau. De apparentering werd ingevoerd om de schijn op te houden dat de kiesstrijd in de arrondissementen werd gevoerd. In tegenstelling tot wat sommige oppositieleden hebben verkondigd, was de apparentering helemaal geen rechtvaardig systeem. Rekenkundig gezien is het een loterij.

Er zijn in alle fracties voorbeelden te vinden van parlementsleden die met weinig stemmen door de loterij van de apparentering een kandidaat met een aanzienlijker aantal stemmen verdrongen.

In 1994 heeft de vorige regering, waar de VLD geen deel van uitmaakte, al vier provinciale kieskringen gecreëerd: Limburg - waar ik aanvankelijk sceptisch tegenover stond maar waar ik nu helemaal achter sta - Luxemburg, Namen en Waals-Brabant. Elders werden kieskringen vergroot of gebeurde er niets. Ik zal iets duidelijker zijn. Mechelen en Turnhout werden samengevoegd tot één kieskring van tien zetels: een lange, dikke worm rond Antwerpen als het ware. Die kieskring bevatte een groep gemeenten die nauwelijks bij elkaar horen. Veurne-Diksmuide-Ieper-Oostende en Brugge die samen een mooie kieskring langs de kuststreek hadden kunnen vormen, werden apart gehouden, hoewel ze samen maar negen zetels opleverden, één minder dan in Mechelen-Turnhout. Ik zal maar niet proberen te achterhalen waarom het de ene keer zus moest en de andere keer anders. Die operatie deed mij denken aan de fusies van de gemeenten. Ook toen werden fusies voorgesteld louter om CVP-meerderheden veilig te stellen.

Wij creëren nu negen volwaardige provinciale kieskringen. Alleen Vlaams-Brabant en Brussel vormen uitzonderingen. De grenzen van die negen kieskringen kunnen niet worden betwist. Er is één lijst per partij en hetzelfde systeem van zetelverdeling als vroeger. De apparentering en ingewikkelde procedures over lijstverbinding worden uitgesloten. Het systeem is eenvoudig, helder en transparant, tot grote tevredenheid van de VLD.

Ik heb het zware verwijt gehoord, vanmorgen nog van de heer Vandenberghe, dat de kieswet de vedettencultus zou versterken. Dat verbaast mij van CD&V die destijds met Leo Tindemans de personalisering in Vlaanderen heeft ingevoerd, die later met Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene monsterscores behaalde en die de jongste verkiezingen met Stefaan De Clerck de hoogste penetratiegraad liet optekenen, waarmee die zich nog vóór Herman De Croo plaatste. Het verbaast me dat CD&V opkijkt naar Jan Peter Balkenende, de man die in Nederland twee keer zoveel voorkeurstemmen behaalde als Pim Fortuyn.

Het is toch niet de fout van de kieswet dat CD&V er niet in slaagt om Pieter De Crem in Oost-Vlaanderen, Luc Van den Brande in Antwerpen of Jean-Luc Dehaene in Brabant uit te spelen! Daar is de partij zelf verantwoordelijk voor.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Zal ik u onze kieslijsten laten opmaken?

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Toch niet, we hebben het al moeilijk genoeg met de onze!

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Al die nieuwe kandidaten die staan te trappelen om toe te treden!

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Zoals u weet willen wij de grootste volkspartij worden en dan moeten we open staan voor iedereen en we doen dat graag. Zij die recent voor onze partij gekozen hebben, hebben zich trouwens al helemaal geïntegreerd en zij zullen bewijzen dat ze wel degelijk bagage hebben. De verkiezingen zullen dat bevestigen.

De nieuwe kieswet zal mandatarissen met een lokale uitstraling in de toekomst niet weghouden uit het parlement. Het verwijt dat de kieskring te groot wordt, gaat niet op. De kiesdrempels veranderen immers niet. Bovendien wordt door de regionale televisie elke politicus een bekende Limburger, Antwerpenaar, Brabander, enzovoort. En dat is niet anders in Wallonië.

Bovendien vind ik de provinciale dimensie geen slechte zaak. Iedere politicus, ook degene die vooral in de eigen gemeente actief is, moet voortaan zijn blikveld verruimen. Hij of zij moet lokale toestanden toetsen aan wat elders in de provincie gebeurt. We doen dat in Limburg al sedert 1994. Ik denk niet dat bij ons nog iemand naar het oude systeem terugwil.

Dit beantwoordt trouwens aan een maatschappelijke realiteit. De horizon van de mensen beperkt zich niet meer tot hun gemeente en enkele gemeenten daar rond. Veel mensen in mijn provincie werken in Maastricht of Eindhoven, Brussel of Antwerpen, Luik of zelfs Keulen. Wat in de Kamer besproken wordt, heeft overigens ook vaak een dimensie die het lokale overstijgt, van de spoorwegen over de ontwikkelingssamenwerking tot de ruimtevaart. De invoering van provinciale kieskringen is dus allesbehalve een horrorscenario. Het is integendeel een goede zaak.

Over de andere aspecten van de nieuwe kieswet wil ik kort zijn. Over de kiesdrempel is zowat alles gezegd. Hij zal alleen effect hebben in Oost-Vlaanderen, Antwerpen en de Vlaamse kieskring van de Senaat. Het gaat dus om een kleine en terechte correctie op de versnippering van het Vlaamse politieke landschap. Ik geef collega Moureaux gelijk; we moeten met kiesdrempels voorzichtig omspringen. Als we het Turkse systeem, met een kiesdrempel van 10 procent, in België zouden invoeren op nationaal niveau, zouden er maar vier partijen overblijven: VLD, MR, PS en CD&V. We hadden dan ofwel een rooms-rood kabinet ofwel misschien een homogeen blauw. We mogen af en toe toch eens dromen. Een kiesdrempel van 5 procent is hoe dan ook een goede zaak. Alle partijen krijgen de kans hun programma aan de kiezer voor te leggen. Als ze dan geen 5 procent halen, is er duidelijk iets mis.

De dubbele kandidatuur voor Kamer en Senaat lijkt op het eerste gezicht een dubieuze zaak, zeker als ook kandidaten van andere niveaus, onder meer uit de Vlaamse Gemeenschap, meestrijden in 2003. Maar ook dat moeten we relativeren. Partijen en hun principes worden vandaag vooral aan de man of vrouw gebracht via opvallende persoonlijkheden. We kunnen ervoor zijn of ertegen, maar we kunnen er niet omheen.

Sommige leden zijn van oordeel dat kiezen voor partijen en principes veel duidelijker was. Ik vind dit onderscheid enigszins overdreven. Staat Steve Stevaert niet voor de SP.A, Guy Verhofstadt niet voor de VLD en Stefaan De Clerck niet voor CD&V? Eerlijk gezegd denk ik dat de kieswet daaraan niets verandert. Als de stembus na het sluiten van de bureaus wordt leeggemaakt, is de eerste handeling het stembiljet op naam van een politicus op de stapel van zijn partij leggen. Politici worden nu eenmaal geïdentificeerd met hun partij.

Tot slot nog een woord over Vlaams-Brabant. In de commissie heb ik erop gewezen dat ik in deze materie geen expert ben. Desondanks kan ik grotendeels instemmen met de uitleg van de heer Tobback.

Ook wij gaven de voorkeur aan de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, omdat dit duidelijke provinciale kieskringen zou hebben opgeleverd. Toen dit evenwel niet mogelijk bleek, hadden we kunnen opteren voor een status-quo. Daarvan zouden de politici van Vlaams Brabant echter de dupe zijn geweest. De heer Vandenberghe weet toch hoe belangrijk de perceptie is in de eerste dagen na de verkiezingen, ook al zijn de verkiezingsuitslagen niet volledig. Zou de heer Jean-Luc Dehaene zo snel een stap opzij hebben gezet als hij niet op donderdag, maar op maandag had geweten welke monsterscore hij had behaald?

Het risico van een status-quo is dat de Vlaamse politici uit Brabant door de blijvende verdeling van hun provincie in twee kieskringen in de dagen na de verkiezing worden beoordeeld als politici met weinig voorkeurstemmen in vergelijking met hun collega's uit Antwerpen, Limburg of Vlaanderen. Daarom hebben we een Vlaams-Brabantse kieskring gemaakt die even groot is als de andere.

Dat heeft twee bijkomende voordelen opgeleverd. De grote namen van de kieskring Leuven kunnen mee worden ingezet tegen de grote Franstalige namen uit Brussel en daarenboven laten we de Vlaamse Brusselaars niet alleen in een aparte kieskring Brussel.

Toen de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde niet mogelijk bleek te zijn, is de meerderheid op een andere formule teruggevallen die door sommigen ongrondwettig wordt genoemd. Ik ben terzake te weinig expert om hierover te oordelen, maar de minister van Binnenlandse Zaken heeft elk bezwaar in commissie uitvoerig weerlegd. Bij een communautair geladen onderwerp komen altijd ingewikkelde constructies uit de bus. Ook toen wij in de oppositie zaten, noemden we dergelijke oplossingen steeds ongrondwettig.

Ik verneem dat de oppositie het oordeel van het Arbitragehof zal vragen. Dat lijkt me niet onzinnig te zijn, aangezien het arrest van het Arbitragehof van 1994 mee de ruimte schiep voor de huidige constructie voor Vlaams-Brabant. Overigens wijs ik erop dat de vraagtekens van de Raad van State inzake de grondwettigheid van het ontwerp, op de overtrokken opmerking met betrekking tot de kiesdrempel na, alleen slaan op de constructie over Vlaams-Brabant en niet op de negen overige provinciale kieskringen.

Deze hervorming is klein, maar nuttig en zal ons verkiezingssysteem helderder, eerlijker en ook iets competitiever maken. Het zal allicht dan ook niet verbazen dat de VLD het wetsontwerp zal goedkeuren.

M. François Roelants du Vivier (MR). - Je regrette que notre collègue Paul Wille ne soit pas présent parce que j'aurais voulu le féliciter pour la qualité de son volumineux rapport, reflet fidèle des discussions en commission.

Je m'efforcerai d'indiquer, de façon synthétique, quelques points qui me semblent importants pour la démocratie, pour le renouveau politique et pour les francophones.

Au début de mon intervention, je tiens à m'exprimer en tant que sénateur de Communauté, issu de la Région de Bruxelles et de me féliciter, en l'espèce, du maintien de l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde. C'est la confirmation que l'expression de la réalité bruxelloise se situe bien au-delà des 19 communes imposées aux Bruxellois. C'est aussi un rappel que le droit des gens, en l'occurrence des francophones de la périphérie, l'emporte sur le droit du sol.

Il n'y a aucune atteinte portée au suffrage universel dans cet arrondissement. Ainsi, les voix flamandes de l'arrondissement de Louvain n'ont aucune influence sur la répartition des sièges entre listes francophones et néerlandophones à Bruxelles, puisqu'elles sont comptabilisées dans le seul arrondissement de Louvain.

Par ailleurs, le maintien de l'apparentement entre les listes francophones de Bruxelles-Hal-Vilvorde et les listes de la circonscription électorale du Brabant wallon témoigne d'un lien fort entre Bruxelles et la Wallonie. Ce point a été obtenu à la demande du MR et en particulier du FDF, et je m'en réjouis.

De manière plus générale, la réforme électorale, en se basant sur des circonscriptions provinciales plus larges, va asseoir la légitimité des élus et permettre - si ce n'en est la garantie, c'en est toutefois la condition - un débat politique et une confrontation d'idées moins étriqués que par le passé. La réforme confirme, par ailleurs, le système électoral dit proportionnel, ce qui reste la solution équilibrée et de bon sens dans un pays aussi complexe que le nôtre.

Enfin, je ne puis manquer de rappeler, à l'occasion de ce débat, l'engagement de réformer le Sénat. Un Sénat paritaire, lieu de rencontre des entités fédérées, correspond à la nature d'un État fédéral. Les francophones le réclament depuis longtemps. Mais pour autant il ne s'agit nullement de dépouiller notre assemblée de ses pouvoirs.

Je ne suis pas le seul à penser que le Sénat tel qu'il est doit être repensé, outre la question de sa composition. La réforme qui interviendra à la suite de la révision de la Constitution doit garantir une faculté d'évocation par le Sénat et lui permettre l'initiative législative ce qui, dans les domaines où notre assemblée excelle, notamment les débats sur les choix de société, apparaît de plus en plus indispensable, voire incontournable.

Enfin, l'idée de confier au Sénat le contrôle et le suivi de la politique étrangère, en ce compris la politique de l'Union européenne, me paraît fondamentale dans un cadre politique qui se mondialise sans cesse et où les abandons volontaires de souveraineté à travers les traités conclus et les activités des organisations intergouvernementales sont si nombreux qu'on ne peut les suivre efficacement au jour le jour. Le législatif doit donc se réapproprier la matière de la politique étrangère et européenne et le Sénat peut en être l'instrument privilégié.

Bref, la réforme, je dirais plutôt les réformes qui nous sont proposées aujourd'hui et annoncées pour demain, offrent une nouvelle cohérence et un approfondissement utile à notre fédéralisme et les motifs de satisfaction que j'ai esquissés plus haut conduisent tout naturellement les membres du groupe MR à apporter leur voix au texte qui nous est soumis.