2-231 | 2-231 |
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het belangrijke tijdschrift P-Magazine publiceerde een interview met vice-eerste minister Vande Lanotte, waarin hij het heeft over de uitbreiding van de Europese Unie. Hij verklaart: "Traditioneel zegden wij: wij zijn voor Europa. Nu zeggen wij: wij zijn niet voor Europa tenzij Europa verandert." Hij beklaagt zich erover dat er geen afspraken zijn over de manier waarop het uitgebreide Europa moet worden bestuurd. De heer Vande Lanotte zegt: "De uitbreiding zal een chaos creëren. Enkel en alleen degenen die tegen sociale bescherming en de bescherming van het leefmilieu zijn - de liberalen - zullen daar beter van worden. De uitbreiding zal een ongebreidelde sociale afbraak in de landen van de Europese Unie veroorzaken. Zolang er geen beslissing is over hoe we beslissen in dit grote Europa, zeggen wij: we vinden het niet verstandig Europa uit te breiden."
Wat zegt vice-eerste minister Vande Lanotte over de regering? "De Belgische regering zegt nu al principieel `ja' tegen de uitbreiding, maar ze weet niet wat daarmee gaat gebeuren. Dit is echt onverstandig." Hij besluit dit belangrijke interview met de woorden: "Europa is ons project niet meer. In Europa zijn we vanaf nu een oppositiebeweging." Als ik het goed heb begrepen, wil de SP.A naar de oppositie overstappen.
Aangezien de vice-eerste minister van de Belgische regering zich op een dergelijke wijze over de Europese politiek en de houding van de Belgische regering uitlaat en zich van nu af een `eurocriticaster' noemt, menen wij recht te hebben op een reactie en een verklaring van de Belgische regering.
België neemt in Europa een belangrijke plaats in. België is een constituerend lid van de Europese Unie. De hoofdstad van de Unie is in België gevestigd en de Europese politiek heeft ertoe geleid dat economische en culturele welstand, openheid van geest, internationale mogelijkheden in ons land zijn gecreëerd. Diegenen die de opbouw hebben meegemaakt, zien de dynamiek die van Europa is uitgegaan.
In ieder geval geeft de verklaring van de vice-eerste minister mij de gelegenheid om de uitbreiding op de agenda van vandaag te plaatsen. We hebben gisteren de verklaring gehoord van de heer Prodi over de toetreding van de tien novieten tot de Europese Unie, mogelijk in 2004. Na de val van Berlijnse Muur in 1989 heeft niemand het voor mogelijk gehouden dat, in een korte tijdspanne daarna, zovele Midden- en Oost-Europese landen het EU-lidmaatschap zouden aanvragen.
We hebben al vier uitbreidingen gekend. We staan nu ongetwijfeld voor de belangrijkste omwille van de politieke en sociaal-economische moeilijkheden om deze kandidaten in de Europese Unie te integreren. Het is ongetwijfeld een riskant project omdat deze uitbreiding Europa evenzeer kan verdelen als verenigen.
Een aantal lidstaten is er evenwel terecht van overtuigd dat deze uitbreiding een historische kans biedt om een groter, sterker en stabieler Europa met 500 miljoen burgers te scheppen. In sommige lidstaten wordt echter ook gevreesd dat de bijkomende nieuwe talen, culturen, levenswijzen, wetgevingen en uiteenlopende ontwikkelingsniveaus onoverzienbare politieke gevolgen zal hebben. Ik denk dat de moeilijkheden niet te onderschatten zijn en dat het gaat om een uitdaging zonder voorgaande.
Het feit dat Ierland het Verdrag van Nice nog altijd niet heeft goedgekeurd, legt een bijkomende hypotheek. Als het bindende referendum, dat Ierland op 19 november houdt, negatief zou aflopen, lijkt een institutionele crisis onvermijdelijk.
We moeten ons bewust zijn van de moeilijkheden die zich op verschillende niveaus aandienen: allereerst op het gebied van de landbouw omdat de nieuwe landen 45 procent van het landbouwareaal en 30 procent van de totale landbouwproductie zullen uitmaken; vervolgens wordt gevreesd dat honderdduizenden inwoners uit de nieuwe landen zich voornamelijk in de grensstaten zoals Duitsland en Oostenrijk zullen vestigen.
De heer Prodi signaleerde gisteren ook het probleem van de mensenhandel, die in die landen niet onbelangrijk is. De politieke corruptie in deze landen mag evenmin onderschat worden. Al deze problemen moeten via een flexibele toepassing van de Europese wetgeving worden aangepakt. Er zullen ongetwijfeld individueel aangepaste overgangsmaatregelen nodig zijn.
De vice-eerste minister suggereert dat de uitbreiding een sociale kaalslag tot gevolg heeft, wat betekent dat de Europese Unie geen sociale politiek noch een milieupolitiek volgt. Deelt de vice-eerste minister deze mening?
Met betrekking tot de open debatcultuur van de regering zijn we al veel gewend, maar desondanks heeft het me verrast dat een lid van de regering-Verhofstadt na het trompetgeschal, de fanfares, de harmonies en de symfonische orkesten die de Verklaring van Laken hebben begeleid - ik herinner me nog hoe de Belgische regering door de poorten van Laken scheed om het voorzitterschap van de Europese Unie te onderstrepen, wat niet wegneemt dat ons voorzitterschap vruchtbaar is geweest en een belangrijke bijdrage heeft gevormd voor de Europese Unie - verklaart dat Europa voor ons geen project meer is. Dat de regering in het publiek een dergelijk meningsverschil over een essentieel onderdeel van onze buitenlandse politiek etaleert kan niet anders dan het gezag van België op Europees en internationaal niveau aantasten.
Indien een vice-eerste minister in de regering-Dehaene een dergelijke uitspraak had gedaan, had eerste minister Dehaene vermoedelijk niet de vraag om uitleg van de oppositie afgewacht om die verklaring recht te zetten. Onder zijn regering had men het politiek gezag van België niet met een dergelijke verklaring kunnen aantasten. Dit vereist inderdaad een publieke rechtzetting. Hoewel de geloofwaardigheid van ons land in het gedrang komt, gebeurde dit tot op heden nog niet.
Natuurlijk weten we waarom vice-eerste minister Vande Lanotte die verklaring heeft afgelegd. Ze heeft niets te maken met de Europese politiek, maar alles met de verkiezingen. Hij legt die verklaring af veertien dagen na de uitspraak van de heer Voorhamme van de SP.A dat de integratiepolitiek mislukt is en enkele maanden nadat die partij verdedigd heeft dat de niet-geïntegreerde vreemdelingen stemrecht moeten te krijgen.
Men onderstreept de nieuwe ideologische opstelling van de SP.A door te verklaren tegen de uitbreiding van Europa te zijn. Hiermee wil men een signaal geven aan de burgers, wier ongerustheid ik op bepaalde vlakken deel. Hij verdraait het evenwel door eraan toe te voegen dat de besluitvorming niet aangepast is.
In de verklaring van vice-eerste minister Vande Lanotte gaat het evenwel niet om de besluitvorming als dusdanig, maar ze vormt wel de aanleiding om een nieuw profiel in te kleuren en van de SP.A een soort populistische volkspartij te maken. Vroeger was solidariteit, ook ten opzichte van nieuwe landen nochtans essentieel. Die lijkt nu te verdwijnen in een nieuwe populistische volkspartij, die vlug enkele bochten neemt met het oog op inhoudelijke profileringsdrang.
Ik herhaal dat het me verrast dat de regering, die het niet eens is met dat soort aanpak van de politiek, niet spontaan heeft gereageerd op een dergelijke verklaring.
Het heeft me verrast dat de regering niet heeft gereageerd op een dergelijke verklaring. De problemen bij de uitbreiding van de Europese Unie zijn gekend. Wij weten dat Europa wordt geconfronteerd met een democratisch deficit. Alle peilingen tonen een toenemend wantrouwen in de Unie aan. Een bijzondere inspanning om het maatschappelijke draagvlak van de Europese politiek te voeden is dus nodig. Daarom diende onmiddellijk te worden gereageerd op de verklaring van de vice eerste minister. Inzake beeldvorming kent Europa niet meer dezelfde situatie als tien jaar geleden.
Mijn vraag is dus eenvoudig: wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de verklaringen van vice eerste minister Vande Lanotte en welke gevolgen trekt zij daaruit?
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister inzake deze belangrijke kwestie. Het zou ook interessant zijn het standpunt van de SP.A-fractie te kennen. Ik betreur ten zeerste de uitlatingen van vice eerste minister Vande Lanotte. Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar zijn visie komt wel heel laat en bovendien heb ik ernstige twijfels of die mening wel wordt gesteund door de basis van zijn partij. Ik hoop dat de regering duidelijk pleit vóór de uitbreiding van de Europese Unie en dat het standpunt van de heer Vande Lanotte niet is ingegeven door angst. Die angst merken we ook al in andere kringen. Inzake migratie verwijs ik naar de uitlatingen van minister Landuyt.
De heer Vandenberghe insinueerde dat de VLD een asociale partij zou zijn. Wij zijn geen asociale partij. Het bewijs daarvoor wordt geleverd door de laatste begroting en door het beleid dat wij hebben gevoerd. Bovendien is er in Europa in de afgelopen tien jaar welvaart opgebouwd en is er stevig herverdeeld. Als Europeanen zijn we erop vooruit gegaan. Over Spanje, Griekenland en Ierland werd in het begin ook gezegd dat ze niet pasten in de Europese Unie. Uiteindelijk blijkt dat die landen veel beter af zijn, dat de werkloosheid er is gedaald en de armoede er sterk is afgenomen. De argumenten van destijds nu opnieuw gebruiken is even onzinnig als toen. Wel moeten we ons de vraag stellen of de uitbreiding wel voldoende cultureel homogeen kan zijn. Ik doel dan op de verdere uitbreidingen of plannen tot uitbreiding. Het is belangrijk dat wij in de discussie over beschavingen een voldoende coherente boodschap blijven uitdragen.
De VLD meent dat Europa door groter te worden ook sterker wordt en daardoor hopelijk sterker met één stem kan spreken in een multilaterale wereld waarin Europa een eigen identiteit heeft, een identiteit waarop wij fier moeten zijn en die wij moeten durven verdedigen.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Het standpunt van de regering inzake de uitbreiding van de Europese Unie is bekend en werd niet gewijzigd. Een afdoend bewijs hiervan vindt men in de inspanningen die tijdens het Belgische voorzitterschap werden geleverd om vooruitgang te boeken in de onderhandelingen en in de resultaten van de Top van Laken waarbij aan tien landen duidelijk werd verklaard dat ze indien ze hun voorbereidende werkzaamheden op hetzelfde peil zouden aanhouden, ze hun toetredingsonderhandelingen tegen eind 2002 zouden kunnen afronden.
België is voorstander van een uitbreiding die verloopt volgens de voorwaarden en tijdschema's die de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten zichzelf hebben opgelegd. Zal alles op het ogenblik van de toetreding volmaakt zijn? Zeker niet. Beide kanten zullen waakzaam moeten blijven en zich ervan moeten vergewissen dat de engagementen van de nieuwe leden binnen redelijke termijnen werkelijk worden uitgevoerd. België heeft steeds gepleit voor een ernstige opvolging van de omzetting van de gemeenschappelijke verworvenheden en zal dit blijven doen met het oog op de Europese Raad van Kopenhagen.
Ook al heb ik geen commentaar te leveren bij de uitspraken van vice-eerste minister Vande Lanotte, waarvoor hijzelf de uitsluitende verantwoordelijkheid draagt, toch wil ik benadrukken dat de toetredingsonderhandelingen nu bijna tien jaar geleden werden aangevat en dat de kandidaat-lidstaten zich enorme inspanningen hebben getroost om hun economie, politiek systeem en maatschappelijke regels aan onze criteria aan te passen.
Je crois qu'il est tout à fait légitime et honorable qu'une personnalité comme M. Vande Lanotte émette un certain nombre de signaux et exprime un certain nombre de questions, voire d'inquiétudes. C'est son droit et il en prend la responsabilité. Il a d'ailleurs pointé des questions importantes qu'il convient effectivement de se poser.
J'observe toutefois qu'un certain nombre de ces questions et inquiétudes sont rencontrées dans les conclusions de la Commission portant sur l'élargissement. En effet, la Commission prévoit un accompagnement avec un monitoring particulier pour vérifier si toutes les conditions se remplissent au fur et à mesure.
Par ailleurs, M. Vande Lanotte a mis l'accent sur l'importance de la Convention et des travaux de celle-ci. Je vous renvoie aux mêmes conclusions à ce propos. Vous constaterez que la Commission met, elle aussi, le doigt sur l'importance des travaux de la Convention.
Je n'aperçois dès lors pas de très grandes divergences de vues entre M. Vande Lanotte et nous-mêmes. Je reconnais bien volontiers à tout homme politique, fût-il ministre, et à tout citoyen le droit de se poser des questions ou d'émettre un certain nombre de considérations. Je crois qu'à aucun moment M. Vande Lanotte n'a demandé de changer la position du gouvernement. Cette dernière est connue, elle est maintenue et il est tout à fait légitime qu'un responsable politique se pose librement un certain nombre de questions et d'inquiétudes quant à l'élargissement.
Je n'ai pas l'intention de faire une tempête dans un verre d'eau avec ce genre de sujet. J'ai plutôt le sentiment que nous sommes tous, au sein du gouvernement, sur la même longueur d'ondes. Les conclusions de la Commission sont de nature à rassurer les uns et les autres et je suis persuadé que lors du futur élargissement, même s'il sera moins aisé que les précédents, les difficultés seront surmontées.
L'élargissement est à mon sens l'une des premières véritables décisions politiques depuis très longtemps. Ce n'est plus une option strictement économique de l'Union européenne. À ce titre, je crois qu'il faut souhaiter cet élargissement. Je crois également qu'il donnera à l'Union européenne une masse critique sur le plan économique et, surtout, sur le plan politique, qui peut être déterminante dans le rôle de l'Europe en tant qu'acteur majeur et global dans le monde. Je crois intimement, sans être pour autant naïf, que l'Union européenne est appelée à jouer un rôle de plus en plus important comme acteur global, non pas seulement à son profit mais au bénéfice du monde entier.
La position belge n'a pas varié et je ne vois rien de répréhensible dans le fait qu'un ministre se pose des questions. C'est aussi notre rôle, monsieur Vandenberghe.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik kan blijkbaar niet meer lezen. Vice-eerste minister Vande Lanotte stelt geen vragen, hij verdedigt een standpunt. Hij beweert dat de verruiming van Europa tot een liberale kaalslag leidt, dat er geen sociale en ecologische wetgeving is, dat het recht van de sterkste zal primeren, dat Europa geen project heeft en dat hij in oppositie is tegen de Europese politiek. Dit zijn geen vragen, maar opvattingen die diametraal staan tegenover datgene wat de minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd. Woorden en ministeriële verantwoordelijkheid hebben in deze meerderheid blijkbaar geen betekenis meer.
Ik stel voor om na de top van 24 en 25 oktober in de Senaat een debat te organiseren over de Europa-politiek en de gevolgen van de uitbreiding, zodat we kunnen nagaan waar de problemen zich op het terrein situeren.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Je voudrais faire une remarque concernant la soi-disant domination libérale sur l'Europe. Il s'agit sans doute d'un effet de loupe parce que les grands courants européens dominants ne sont évidemment pas encore libéraux, et je le regrette.
-L'incident est clos.