2-230

2-230

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 10 OCTOBRE 2002 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de Mme Sabine de Bethune au secrétaire d'État à la Coopération au développement sur «le programme Annoncer la Couleur» (nº 2-863)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). Het programma Kleur Bekennen is, op initiatief van voormalig staatssecretaris Moreels, in 1997 gestart als een promotiecampagne voor de ontwikkelingseducatie en de mondiale vorming. Het werd geleidelijk gestructureerd in het kader van het samenwerkingsverband van de staatssecretaris met het MINTH, het Internationale Huis, de Vlaamse provinciebesturen en talrijke educatieve organisaties. Met de ontbinding van het MINTH, die ik trouwens betreur, rees de dringende vraag over de toekomst van Kleur Bekennen. Staatssecretaris Boutmans heeft altijd verklaard dat hij dat programma belangrijk vond en naar een middel zocht om het te consolideren. We vernamen dat er al een hele tijd onderhandelingen aan de gang zijn om Kleur Bekennen te verankeren binnen het BTC. Ondertussen zou er een akkoord zijn. Het BTC neemt het programma en de conventie van het MINTH over. Er moet een nieuwe conventie worden opgesteld die aan allerlei vereisten moet voldoen. De overgang moet, met het hele programma 2002-2003 en de hele ploeg, gebeuren op 1 januari 2003. Het programma wordt uitgevoerd zoals gepland. Er komen geen veranderingen in de verhoudingen tussen het programma en de verschillende partners. De zaken worden zo min mogelijk verstoord. Is mijn informatie juist? Kan de staatssecretaris ze eventueel aanvullen? Dat is belangrijk voor degenen die in de sector werken.

Ik heb waardering voor de zorg om Kleur Bekennen te verankeren en in te bedden in een stabiele structuur, maar hoe kan dit worden gekaderd binnen de opdrachten van het BTC? In de wettelijke omschrijving van de opdrachten van deze organisatie heb ik daarvoor niets expliciet gevonden. Voor de toekomst is het belangrijk te weten hoe die inbedding binnen het BTC kan gebeuren. Is het moment van de institutionele reorganisatie niet het ideale moment om werk te maken van een degelijke inhoudelijke inbedding van het officiële federale beleid inzake ontwikkelingseducatie?

Bij tal van NGO's heerst onzekerheid en ongerustheid over de functie van het programma Kleur Bekennen in de toekomst. Wat is de visie van het akkoord met het BTC en van het programma dat zal worden uitgebouwd? Wat zijn de kerntaken van dit project? De mensen die zich met ontwikkelingseducatie bezighouden, vragen zich af of Kleur Bekennen enerzijds tot doel heeft de educatieopdrachten van het middenveld te vergemakkelijken en te coördineren. Anderzijds of het mogelijk is dat Kleur Bekennen zelf operationeel wordt op het terrein en zodoende een concurrent wordt voor de sector. Dit is geen principiële kwestie, iedereen staat immers positief tegenover het initiatief.

Als Kleur Bekennen van plan is operationeel te werken, rijzen er een aantal vragen, onder meer met betrekking tot de financiering, de ongebondenheid, de manier waarop het overheidsbeleid wordt ondersteund en de diversiteit van visies.

Voorts kan men zich afvragen of het niet efficiënter is het werk aan de actoren op het terrein over te laten en er via een beleid van ondersteuning en empowerment voor te zorgen dat de ruime waaier van initiatieven wordt versterkt en verbeterd.

Naar aanleiding van mijn rondvraag op het terrein heb ik gemerkt dat het debat zich vooral op de inhoud concentreert, op de visie van de ontwikkelingssamenwerking en de taak van de overheid ter zake.

Ik heb gevraagd hoever het staat met de procedure en wat de plaats is van Kleur Bekennen binnen het BTC. Wat is uw evaluatie van het programma? Hoe verloopt uw samenwerking met de NGO's en met de koepelorganisaties in de sector, Coprogram en 11.11.11?

Hoe verantwoordt de staatssecretaris deze overheveling naar de bestaande BTC-structuur, rekening houdend met de opdracht, de taken en de bevoegdheden van het BTC? Wat zal de invloed zijn van de DGIS? Welke linken worden al dan niet gelegd naar andere beleidslijnen, zoals die van de NGO-medefinanciering? In de sector bestaat daarover enige bezorgdheid.

Hoe dient de sturing te gebeuren qua beleid, kwaliteit en inhoud van dit programma? Ik bedoel hiermee niet alleen de overheidsinbreng, maar ook de manier waarop de overheid samenwerkt met de mensen op het terrein.

De heer Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. - Vanaf het begin heb ik altijd duidelijk gezegd dat de opheffing van de subsidiëring van het Internationaal Huis het programma Kleur Bekennen niet in gevaar brengt.

Het programma wordt positief geëvalueerd. Een externe evaluatie vond nooit plaats, maar het programma wordt kwalitatief voortdurend getoetst. Deze toetsing behoort tot de opdracht van de coördinatoren die voorheen voor het Internationaal Huis werkten en nu in de BTC worden ingeschakeld. Hun overplaatsing naar de BTC was juridisch en praktisch niet zo eenvoudig en nam enige tijd in beslag. De overeenkomst met de BTC werd op 7 oktober ondertekend.

Het programma bevordert en ondersteunt het aanbod van tientallen educatieve organisaties in verband met mondiale vorming in alle graden van het Nederlandstalige onderwijs. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het procesmatig werken.

In elke provincie bestaat er een gestructureerd overleg tussen de afgevaardigden van Coprogram en de coördinatie van Kleur Bekennen. De coördinatoren moeten vooral coördineren en stimuleren. De uitwerking gebeurt op provinciaal niveau. In wezen verandert er dus niets. De relatie met de NGO's blijft bestaan evenals deze met de medefinancieringssector, een financieringstechniek met een eigen reglementering die berust op meerjarenplannen en jaarlijkse actieplannen.

Kleur Bekennen gaat een stap verder omdat het een initiatief is van de overheid. Op dit vlak hebben we dus wat meer initiatiefrecht, al is dat natuurlijk binnen ruime grenzen. Alleszins is ook Kleur Bekennen een samenwerkingsverband met een ruim aantal organisaties, waaronder niet alleen de ontwikkelingsorganisaties. De overheid treedt hierbij stimulerend, coördinerend en zelfs bijsturend en beoordelend op. Met het BTC werd trouwens overeengekomen dat na verloop van een jaar een evaluatie zal worden gemaakt.

De overeenkomst heeft een looptijd van vijf jaar, maar is zoals gebruikelijk voor herziening vatbaar. De totale prijs voor wat voor 2003 wordt overgedragen bedraagt 941.825 euro.

Volgens artikel 5 valt deze opdracht buiten de wettelijk exclusieve opdrachten van de BTC, maar door de bepalingen van de artikelen 6 en 7 is het mogelijk speciale programma's buiten de bilaterale exclusiviteit op te zetten. Daarvan hebben we na heel wat overleg en met de goedkeuring van de controle-instanties gebruik gemaakt.

Het gaat dus om continuïteit, al is dit in een nieuwe context. Ik doe overigens opmerken dat het MINTH concurrentieel met de NGO-sector kan worden genoemd, maar dit programma niet. Het gaat immers om een structuur waarbinnen we coördinerend en stimulerend kunnen optreden.

Jaarlijks zal met de provincies een evaluatie worden gemaakt middels het voorleggen van een jaarlijks actieprogramma en het invoeren van een systeem van kwaliteitszorg voor het beoordelen van het aanbod, waarvan we ons inderdaad soms afvragen wat het met mondiale vorming te maken heeft. Dit maakt echter deel uit van de voortdurende kwaliteitsverbetering.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. De voorbije dagen hebben inderdaad wat duidelijkheid gebracht en het is zeer goed dat voor het programma Kleur Bekennen een duurzame oplossing is gevonden.

Toch wil ik even terugkomen op een punt waarop geen antwoord is gekomen. Wanneer in de toekomst het programma wordt samengesteld en de afspraken met de NGO's worden gemaakt, moet de overheid in de onderhandelingen heel duidelijk streven naar een win-winsituatie en proberen haar taak in het programma goed af te lijnen. Deze taak verschilt overigens duidelijk van haar taken op het terrein inzake mondiale vorming en educatie. Klare afspraken zullen de partners en NGO's het nodige vertrouwen geven en ervoor zorgen dat de overheid haar energie kan besteden aan het stimuleren en coördineren, twee elementen waaraan, zo heeft de staatssecretaris zelf benadrukt, een enorme nood is.

Ik heb van verschillende kanten bezorgdheid opgevangen. Een moment van instabiliteit voedt natuurlijk de ongerustheid, dat weet ik wel. Het creëren van een institutionele stabiliteit biedt meteen ook de mogelijkheid de kerntaken van de overheid inhoudelijk heel duidelijk af te bakenen.

De heer Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. - Mij zijn twee soorten van ongerustheid bekend. De eerste was de gerechtvaardigde vraag of alles wel in orde zou komen. Ik heb me vanaf het begin garant gesteld dat het inderdaad in orde zou komen, maar zoals altijd is er voor de concrete uitwerking wat tijd nodig. Een tweede soort ongerustheid is die van ieder specifiek project op zich. Sommige vinden we niet goed genoeg en dat maakt die mensen natuurlijk ongerust, maar zoiets maakt nu eenmaal deel uit van het stimuleren, bevorderen en bijsturen van de kwaliteit.

-L'incident est clos.