2-214 | 2-214 |
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Zoals u weet ben ik lid van de onderzoekscommissie "Grote Meren". Mijn vraag omvat drie delen: de kritische rapporten over mijnuitbater Forrest die voor Buitenlandse Zaken bestemd zijn, de Delcrederedienst en de task force.
Het diplomatieke rapport gaat over het investeringsbeleid van George Forrest en over de wijze waarop Gécamines gehinderd wordt in de uitbouw van zijn activiteiten.
Het tweede rapport is een SGR-rapport over de diamanthandel in Angola.
De Belgische delcrederedienst weigerde in juli 1999 een staatswaarborg voor een lening van 20 miljoen dollar van de bank Belgolaise voor het STL-project. Dit veto zou er gekomen zijn na een gesprek van de kabinetchef van de eerste minister, Luc Coene. Maar enkele maanden later krijgt Forrest toch een staatswaarborg.
In de onderzoekscommissie werd er al vaak verwezen naar de task force die na het verschijnen van het VN-rapport is opgericht.
Hoe konden de vertrouwelijke telexrapporten bij George Forrest terechtkomen?
Welke resultaten heeft het onderzoek van het parket naar het lek op Buitenlandse Zaken al opgeleverd? Waarom werd er geen onderzoek ingesteld naar de lekken in het SGR-dossier?
Wie heeft er bemiddeld om Forrest toch een staatswaarborg te verlenen, ondanks de negatieve adviezen van Buitenlandse Handel en Financiën? Werd er politieke druk uitgeoefend om toch een positief gevolg te geven aan het dossier?
Wist de minister dat de heren Chevalier, voorzitter van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer en Marcourt, kabinetchef van minister Onkelinx, deel uitmaken van de raad van bestuur van Forrest?
Wanneer worden alle rapporten van de Delcrederedienst in deze zaak aan de onderzoekscommissie "Grote Meren" overhandigd?
Is de minister bereid om eventueel zelf naar de onderzoekscommissie te komen? Vorige week heeft de commissie een brief gestuurd naar de eerste minister met het verzoek de rapporten te overhandigen.
De minister stelde dat er een task force is opgericht die alle in het VN-rapport geciteerde bedrijven gehoord heeft en dat de onderzoekscommissie het verslag zou hebben gekregen. Wij hebben tot vandaag echter nog niets ontvangen. Bestaat die task force nog? Wie zijn de leden? Heeft de minister de aanbevelingen van de task force gelezen en zo ja, waarover gaan ze?
De onderzoekscommissie is al negen maanden aan het werk en het moet nu toch stilaan duidelijk worden waar die task force mee bezig is.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Eerst wil ik zeggen dat het mij niet toekomt de werkzaamheden van de commissie te regelen.
Een rapport van 27 februari 2002 van het Belgisch consulaat-generaal in Lubumbashi blijkt te zijn terechtgekomen bij de heer Forrest, die me daarvan trouwens zelf op de hoogte heeft gebracht in een brief waarin hij dreigt een klacht te zullen indienen tegen onze diplomaat ter plaatse.
Het rapport werd elektronisch vanuit Lubumbashi verzonden naar verschillende diensten van het hoofdbestuur en van het kabinet van Buitenlandse Zaken. Er werd ook een kopie gestuurd naar de Belgische ambassades van Kinshasa en van Pretoria en naar de Nationale Delcrederedienst.
Volgens het mail-classificatiesysteem betrof het een vertrouwelijk document. Op mijn verzoek werd een intern onderzoek verricht naar de oorsprong van het lek. Dat onderzoek leverde evenwel geen afdoend antwoord. Steunend op artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken op 4 juni jongsleden, via zijn secretaris-generaal, bij het parket van Brussel aangifte gedaan van feiten die verband houden met het lek. Het ministerie heeft het parket verzocht op de hoogte te worden gehouden van het verloop van het onderzoek in deze zaak. Procureur des Konings Dejemeppe heeft inmiddels bevestigd dat er een onderzoek werd opgestart. Het ministerie verzocht tevens de Nationale Delcrederedienst, de enige externe bestemmeling van het rapport, een eigen intern onderzoek in te stellen.
Het rapport van het Belgische consulaat-generaal van Lubumbashi handelt over Gécamines. Het betreft feitelijke informatie die de consul-generaal heeft ontvangen en waarin de positie van de betrokken actoren wordt beschreven.
Mijn rol in dit dossier bestaat erin dat ik de nieuwe technische elementen heb doorgegeven die de Belgolaise, de bankier van de Forrestgroep, ons had bezorgd. Ik heb er daarbij op gewezen dat ik dat heb gedaan in het licht van mijn verantwoordelijkheid en van het beleid dat wij inzake Congo voeren. Tevens heb ik onderstreept dat het de taak is van de minister van Financiën te oordelen in welke mate het dossier in zijn nieuwe vorm overeenstemt met de financiële orthodoxie. Ik ben niet op de hoogte van ongepaste tussenkomsten in dit dossier.
De vierde is een persoonlijke vraag. Ik heb daar mijn mening over, maar ik weiger om die openbaar te maken. Ik raad mevrouw Thijs aan om zich rechtstreeks tot de betrokkenen te richten.
Zoals u weet, ga ik steeds in op de uitnodigingen van het parlement. Op de vraag of ik bereid ben zelf naar de onderzoekscommissie te komen, kan ik dus bevestigend antwoorden.
De Delcrederedienst antwoordde op 3 juni 2002 aan minister Neyts dat de dienst in het kader van de contractuele relaties met haar verzekerden verplicht is het confidentiële karakter van de verzekerde transacties te eerbiedigen. De delcrederedienst kan alleen in een gerechtelijk onderzoek inlichtingen verschaffen.
Er werd geen task force, maar een werkgroep opgericht naar aanleiding van een VN-verslag waarin de problematiek van de illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen werd behandeld. Een eerste verslag werd reeds in december 2001 aan de ministerraad bezorgd. De werkgroep komt geregeld samen en zal zeer binnenkort voor de tweede keer verslag uitbrengen aan de ministerraad. Op mijn verzoek zal daarin een voorstel worden gedaan inzake het opstellen van een ethische gedragscode. Het bedrijfsleven zal worden gevraagd zich daaraan te houden. De heer Van der Maelen heeft dat onlangs in een persconferentie toegelicht.
Het is niet de eerste keer dat het departement van Buitenlandse Zaken wordt verweten geheime informatie openbaar te maken. Die bewering houdt geen steek. Er zijn immers heel wat mensen buiten het departement die ook die informatie hebben ontvangen. In de werkgroep zetelen vertegenwoordigers van de eerste minister, van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel. Er zijn dus veel kanalen via dewelke de informatie kan zijn uitgelekt.
J'ajoute que l'on essaie de manière parfois insidieuse - ce que vous n'avez pas fait, j'en conviens - de laisser croire que des pressions auraient été exercées dans ce dossier Forrest.
J'ai rencontré M. Forrest à deux reprises. Il m'a d'abord été présenté dans un restaurant. La personne avec qui je déjeunais m'a dit qu'elle voulait me présenter M. Forrest qui se trouvait à une autre table. Il est resté durant cinq à dix secondes debout devant ma table et je lui ai simplement serré la main.
Je l'ai rencontré une seconde fois lorsque, dans le cadre de la visite que nous avons effectuée au Congo, l'ambassadeur De Coninck a programmé une visite de l'entreprise Forrest à Lubumbashi. J'étais accompagné de huit parlementaires de groupes différents. Je ne suis donc jamais resté seul avec M. Forrest. Il nous a fait visiter cette entreprise, qui a été financée avec la garantie du Ducroire belge et qui occupe 600 personnes indigènes et une trentaine d'Européens.
C'est tout ce que je puis dire à ce propos. Je n'ai nullement le sentiment que des pressions ont été exercées dans cette affaire.
Concernant la fuite évoquée, j'ai l'intime conviction qu'elle ne provient pas du département. Si le fait devait cependant être établi, les mesures nécessaires seraient immédiatement prises. Je souhaite que cette enquête s'effectue en toute sérénité et que l'on puisse connaître l'origine de la fuite. À partir du moment où l'on envoie un courrier électronique à trois ou quatre endroits différents, on ne peut pas dire que celui-ci émane nécessairement du département. Si c'est le cas, ce n'est pas normal et les mesures seront prises pour remédier à cet état de chose.
Dans le secteur du diamant, dont il est question aujourd'hui dans un hebdomadaire, il est plus difficile de considérer qu'il s'agit d'une fuite parce que les éléments sur lesquels on se base sont notamment le rapport des Nations unies sur le pillage du Congo. Avant que ce rapport soit mis à la disposition du public, il se trouvait depuis plusieurs semaines sur le site internet des Nations unies. On ne peut donc pas considérer qu'il s'agit d'une fuite.
Le document en question, quant à lui, portait la mention « confidentiel » et ne pouvait pas être diffusé dans le public.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn antwoord dat belangrijk is voor de werkzaamheden van de commissie.
Is het normaal dat een vertrouwelijk rapport onmiddellijk naar zovele mensen wordt gestuurd?
De task force is heel belangrijk. We hebben vaak de indruk dat er twee onderzoekscommissies naast mekaar aan het werk zijn. Volgens de minister is er een eerste maal namens de task force verslag uitgebracht. Kan de onderzoekscommissie dat eerste verslag krijgen?
Ik beschuldig de minister er niet van dat hij enige invloed heeft uitgeoefend op de Delcrederedienst. Kan de druk niet afkomstig zijn van andere politieke groepen? Als zelfs de kabinetschef van de eerste minister, die toch bekend staat voor zijn goede financiële inzichten, opmerkingen heeft gemaakt, is het wel vreemd dat na een tijdje de staatswaarborg toch wordt toegekend. Er moet dan toch wel enige politieke druk zijn geweest.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Het dossier volgde de gewone weg. In een eerste fase was het standpunt van de Delcrederedienst negatief. Daarna werden er nieuwe garanties gevraagd. Die zijn er gekomen en daarom werd er uiteindelijk een positief advies gegeven. Alles is dus zeer normaal verlopen.
On demande progressivement des garanties supplémentaires. Comme dans tous les dossiers, le Ducroire et l'entreprise demanderesse dialoguent en permanence.
Je peux vous communiquer des éléments concrets. Tout d'abord, les partenaires du groupe Forrest, une société finno-américaine, étaient majoritaires dans le groupe. Dans une lettre, ils ont dû accepter d'abandonner leurs privilèges d'actionnaire majoritaire. Par ailleurs, le groupe Forrest et la Belgolaise ont accepté de prendre une part de risque beaucoup plus grande, au-delà du risque du Ducroire. Ce dossier a donc évolué d'une manière tout à fait banale.
Personnellement, je me suis contenté de transmettre les nouveaux éléments que la Belgolaise m'avait communiqués. Ce dossier convenait à la politique africaine. Bien entendu, il appartenait au ministre des Finances de vérifier si ce dossier respectait l'orthodoxie financière. Aucune pression n'a donc été exercée.