2-213

2-213

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 27 JUIN 2002 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de Mme Sabine de Bethune au ministre de la Justice sur «la session du Comité des droits de l'enfant du 23 mai 2002 à Genève» (nº 2-817)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Op 23 mei verscheen de Belgische overheid voor de tweede maal voor het VN-comité voor de rechten van het kind in Genève. Dit comité maakte op 7 juni zijn slotbeschouwingen bekend. Ik zou van de regering willen vernemen welke initiatieven zullen worden genomen en welk beleid gevoerd wordt. Temeer omdat België opnieuw op een aantal punten in gebreke werd gesteld.

Het comité was teleurgesteld omdat een aanzienlijk deel van de aanbevelingen van 1995 nog steeds wordt genegeerd. Zo ontbreekt een federaal kinderrechtenbeleid dat de verschillende bestuursniveaus in ons land overkoepelt.

Het comité in Genève onderstreept het belang van de oprichting van een nationale commissie voor de rechten van het kind. De minister van Justitie is daarmee bezig. Hij moet zich echter houden aan de resultaatsverbintenissen. Een tweede aanbeveling betreft de opmaak van het nationaal actieplan kinderrechten dat voortvloeit uit de Top van New York. Ten derde moet een permanent orgaan worden opgericht dat het kinderrechtenverdrag moet implementeren. Dat orgaan kan al dan niet samenvallen met de nationale commissie. Ten vierde moet de kindeffectrapportering op alle beleidsniveaus verplicht worden. Op dit ogenblik is dat alleen in Vlaanderen het geval en niet voor alle materies. Ten vijfde moet een federale kinderrechtencommissaris worden aangesteld. Ten zesde moeten gegevens worden verzameld over de situatie van kinderen in ons land. Ten zevende moeten de bepalingen van het verdrag aan alle betrokkenen worden bekendgemaakt.

Daarnaast heeft het comité ook de nadruk gelegd op een aantal grove kinderrechtenschendingen. Het Parlement heeft ter zake de voorbije maanden wel enkele verdienstelijke maatregelen genomen. Het werk is echter niet af. Het comité verwijst naar geweld tegen en het misbruik van kinderen, naar de kwetsbaarheid en het zwakke statuut van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. De commissie Kinderrechten van de Senaat heeft van dit laatste thema een prioriteit gemaakt en zal vóór het einde van het parlementair jaar ter zake een initiatief nemen. Het comité wijst ook op de seksuele uitbuiting van en de handel in minderjarigen. Het onderstreept ook het belang van een holistische benadering van de jeugddelinquentie en stelt in dat verband vragen over de oprichting van de gesloten instelling te Everberg.

Ten slotte adviseert het comité meer aandacht te besteden aan kansengelijkheid, non-discriminatie, participatie en mensenrechteneducatie.

De opmerkingen van het comité van Genève komen op veel punten overeen met de aanbevelingen die de werkgroep Rechten van het Kind van de Senaat ongeveer een jaar geleden aan de federale regering heeft gedaan. Ook de talrijke verenigingen die zich met kinderrechten bezighouden, leggen de klemtoon op gelijkaardige punten. Ik verwijs in dit verband naar het Kinderrechtenmanifest, een boekje dat alle beleidsmakers enkele dagen geleden hebben ontvangen. In dit boekje worden vijftien concrete punten naar voren geschoven die moeten worden gerealiseerd.

Er zijn tien inhoudelijke aandachtspunten: een coherente rechtspositie van de minderjarige, de jeugddelinquentie, minderjarigen en asiel, informatie en kennis over kinderrechten, kinderrechten in het onderwijs, kindermishandeling, kinderopvang, kansarmoede, verkeersveiligheid, ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid.

Er zijn ook vijf strategische aandachtspunten: de nationale commissie kinderrechten, een federale kinderrechtencommissaris, de veralgemening van de KER, het horizontaal kinderrechtenbeleid, een structurele ondersteuning voor kinderrechteninitiatieven.

Verschillende van deze punten vallen niet onder de bevoegdheid van de federale minister van Justitie. Wel heeft hij een coördinerende rol. Vooral voor de strategische aandachtspunten heeft het federale niveau een belangrijke stimulerende en coördinerende rol.

Welke concrete stappen heeft de federale regering gedaan om deze aanbevelingen te realiseren? Welke zijn nog in uitvoering? In welke mate wordt rekening gehouden met de opmerkingen van het comité van Genève?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Hoeveel inspanningen we ook mogen doen inzake kinderrechten, er zal altijd meer kunnen worden gedaan. We mogen nooit vergeten dat deze burgers onze toekomst zijn.

De zitting van het comité voor de rechten van het kind in Genève heeft inspirerend gewerkt. Over alle punten die op de zitting aan bod zijn gekomen, werd op 13 juni jongstleden op het ministerie van Justitie een debriefing gehouden met de Belgische delegatie die het tweede vijfjaarlijkse rapport te Genève heeft verdedigd. Er werd besloten over de geformuleerde aanbevelingen een nieuwe vergadering van de Interministeriële Conferentie Kind en Jeugd te organiseren.

Gisteren hebben mijn medewerker, de heer Maes, en een medewerker van de administratie, de heer Wéry, in de Senaatswerkgroep Rechten van het Kind uitgebreid op alle vragen over de aanbevelingen geantwoord.

Hiermee wil ik alleen maar aantonen dat de aanbevelingen in detail zijn besproken. Mevrouw de Bethune, die lid is van de werkgroep, zal het verslag wellicht eerstdaags ontvangen.

We moeten die aanbevelingen ernstig nemen en praktische oplossingen aanbieden. Ik blijf voorstander van de oprichting van de Nationale Commissie voor de rechten van het kind. Hoewel mij daarvoor geen middelen ter beschikking zijn gesteld, heb ik beslist er kredieten voor uit te trekken op mijn budget.

De werkzaamheden in dat verband worden dan ook voortgezet. De heer Maes zal de volgende dagen met autoriteiten op dit vlak besprekingen voeren. Dat moet een nieuwe stimulans zijn voor de opmaak van het nationaal actieplan voor de kinderrechten. Zo zullen we ook bij machte zijn om de andere thema's verder uit te werken, zoals de aanstelling van het permanent orgaan en de kindeffectrapportageverplichting, die op alle beleidsniveaus moet wordt ingeschreven. Dat is de enige methode om alle beleidsinstanties te verplichten over die maatregelen een standpunt in te nemen en gegevens over de situatie van de kinderen in ons land te verzamelen.

We hebben misschien een goed wettelijk kader gecreëerd, onder meer door de bescherming van de minderjarige centraal te stellen in het Strafwetboek, maar dat is niet voldoende. Deze repressieve schakel moet worden aangevuld met andere maatregelen, onder meer met betrekking tot de niet-begeleide minderjarigen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De minister antwoordt dat hieraan wordt gewerkt, maar welke zijn de concrete actiepunten?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Mevrouw de Bethune zal het rapport ontvangen. Ik weet dat deze materie haar bijzonder na aan het hart ligt en dat ze mij hierover allicht nog zal interpelleren.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Inderdaad. Ik hoop alleszins in de commissie te kunnen samenwerken.

-L'incident est clos.