(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De recente historiek van het domein Hengelhoef is bekend. Eind vorig jaar beslist de federale regering dat het vakantiecentrum Hengelhoef in Houthalen omgevormd zou worden tot een centrum voor 750 asielzoekers. Op dat moment werd ons land overspoeld door dergelijke mensen en was de overheid dan ook koortsachtig op zoek naar opvangcapaciteit. De regering liet daarbij haar oog vallen op Hengelhoef, al heeft dit gebied als bestemming op het gewestplan « gebied voor recreatiepark ».
Na protest vanuit zowel de directe omgeving als het lokale gemeentebestuur werden juridische procedures opgestart om de beslissing van de regering ongedaan te maken. In één van die geschillen stelt het hof van beroep in zijn arrest zeer duidelijk dat : « de activiteiten waarvoor appellant het gebouwencomplex in kwestie bestemt niet recreatief van aard zijn en een verblijfsaccommodatie beogen die niet overeenstemt met voormelde recreatieve en toeristische bestemming van het domein ».
Intussen zijn we meer dan negen maanden verder, is er nog altijd geen asielzoeker in Hengelhoef ondergebracht, liggen de gebouwen er verwaarloosd bij, zijn de mensen die er tewerkgesteld waren, gedemotiveerd vertrokken of kijken ze uit naar een zinvol perspectief. Daarnaast worden allerlei plannen opgesteld, zoals het Ruimtelijk Structuurplan Limburg, de plannen van Toerisme Limburg en Toerisme Vlaanderen, het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, enz. waar telkens voor Midden-Limburg in het algemeen en voor Hengelhoef in het bijzonder de toeristische kaart wordt getrokken.
Daarom kreeg ik van de geachte minister graag een antwoord op de volgende vragen :
a) Wat is in het dossier Hengelhoef de precieze stand van zaken ?
b) Blijft de geachte minister (en met hem de federale regering) bij zijn besluit om van Hengelhoef een asielcentrum te maken ? Zo ja, welke stappen denkt hij dan verder te ondernemen om dit doel te bereiken ?
c) Wenst hij daarbij rekening te houden met alle plannen, die nu op verschillende niveaus opgesteld worden over de toeristische bestemming van het gebied Midden-Limburg, waarvan Hengelhoef het hart uitmaakt ? Vermits het hier gaat om stedenbouwkundige aspecten, die onmiskenbaar tot de bevoegdheid van het Vlaamse Parlement gerekend worden, rijst de vraag hoe de geachte minister omgaat met deze bevoegdheid, die duidelijk niet tot het federale niveau behoort.
d) Is de toestand rond asielzoekers niet zodanig gewijzigd dat de geachte minister wenst af te zien van de uitbouw van een asielcentrum in Hengelhoef ? Zo ja, wat denkt hij dan met het hele complex te doen ? Welke toekomst voorziet hij nog voor de mensen, die er momenteel instaan voor het onderhoud ?
Antwoord : a en b) Bij arrest van 28 juni 2001 van het hof van beroep te Antwerpen werd de Belgische Staat verbod opgelegd een asielcentrum in te richten in het domein Hengelhoef-Helchteren, enige daad van inrichting van het asielcentrum aldaar uit te voeren of te laten uitvoeren, enige medewerking rechtstreeks of onrechtstreeks te verlenen aan de bewoning van de gebouwen op het domein door kandidaat-vluchtelingen of het gebruik van het terrein als asielcentrum voor kandidaat-vluchtelingen, zelfs tijdelijk tot dat de Belgische Staat definitief de vereiste stedenbouwkundige vergunning zal hebben verworven om op het domein Hengelhoef het door hem geplande opvangcentrum in te richten.
Deze maatregel werd opgelegd onder verbeurte van een dwangsom van 1 miljoen frank per inbreuk.
Tegen dit arrest werd namens de Belgische Staat op 19 oktober 2001 een voorziening in cassatie ingediend bij het Hof van Cassatie.
Niettegenstaande de Belgische Staat van oordeel is dat de betrokken functiewijziging niet vergunningsplichtig is, werd in uitvoering van het arrest van het hof van beroep door de Regie der Gebouwen een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd bij het Vlaamse Gewest, voor functiewijziging van een bestaand vakantiecentrum naar opvangcentrum voor asielzoekers en bijhorende bureelruimt, en dit teneinde de uitspraak van het Hof van Cassatie niet te moeten afwachten.
Op 23 november 2001 werd door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning afgegeven. Gezien tegen de stedenbouwkundige vergunning geen administratief beroep meer openstaat, kan deze als een definitieve vergunning worden beschouwd, waardoor na afgifte van deze vergunning het opvangcentrum kan worden georganiseerd. De eerste asielzoekers kwamen in het centrum aan op 3 december 2001.
c) De stedenbouwkundige vergunning werd verleend door het Vlaamse Gewest en niet door de Belgische Staat. In het dossier werd overigens steeds overleg gepleegd met het Vlaamse Gewest omtrent de stedenbouwkundige en milieuaspecten van het dossier.
d) Hoewel het aantal asielaanvragen dit jaar sterk is afgenomen in vergelijking met vorig jaar, blijft de behoefte aan bijkomende opvangplaatsen bestaan. Het is immers zo dat sinds de invoering van het LIFO-principe steeds meer uitgeprocedeerde asielzoekers een administratief beroep bij de Raad van State indienen. De procedure bij de Raad van State sleept lang aan, waardoor de gedaalde instroom niet de facto gevolgd wordt door een gedaalde uitstroom. Uitgeprocedeerden in beroep bij de Raad van State hebben recht op materiële sociale steun en worden dus na het indienen van een beroep verder of opnieuw in de centra opgevangen. De capaciteit in het opvangcentrum van Houthalen evenals de creatie van nog meer bijkomende opvangplaatsen is dus wel degelijk noodzakelijk.