2-201 | 2-201 |
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Reeds op 12 maart 1996 werd er tijdens de interministeriële conferentie voor het migrantenbeleid beslist dat er een vrijstelling van beroepskaart zal worden verleend aan vreemdelingen die in België gevestigd zijn. Het Parlement heeft zich hierover positief uitgesproken met de wet van 2 februari 2001. Ik stel tot mijn verbazing vast dat er tot nu toe nog geen uitvoeringsbesluit is gekomen op de wet van 2 februari 2001. Daarom blijft de oude wet nog steeds van toepassing.
Op deze wijze wordt een discriminatie gehandhaafd tussen de tot verblijf gemachtigde erkende vluchtelingen en de gevestigde vreemdelingen, gezien de eerste groep sinds 1991 die vrijstelling bekomen heeft.
Hoewel deze ongelijkheid elk jaar aangeklaagd wordt in het jaarverslag van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, valt het ten zeerste te betreuren dat dit discriminerend onderscheid nog niet is opgeheven. Dit toont nogmaals het belang van het migrantenstemrecht aan.
Van de minister van Economie vernamen wij dat het uitvoeringsbesluit nu ter advies aan de minister van Begroting werd voorgelegd. Hoewel de Inspectie van Financiën reeds op 4 december 2001 haar goedkeuring gaf voor het uitvoeringsbesluit, stellen wij vast dat er nog steeds geen beslissing is genomen in dit dossier. Mijn vraag was gericht aan verschillende ministers. Van minister Daems kreeg ik een weinig zeggend antwoord.
Gaat de minister van Begroting een goedkeurend advies geven tot uitvoering van dit besluit? Indien niet, om welke redenen? Indien wel, wanneer denkt de minister zijn advies te geven?
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie. - Deze vraag werd me reeds met dezelfde bedoeling door mevrouw Pehlivan gesteld. Ik heb toen reeds geantwoord dat er twee problemen rijzen. Enerzijds is er een budgettair probleem. Dit moest een budgettair neutrale operatie worden. Nu is dat niet zo. Er is tot nu toe geen akkoord over wijzigingen in de rechten.
Ik ben niet tegen het koninklijk besluit. Dit kan een aantal discriminaties uit de wereld helpen. Ik heb minister Daems dan ook gevraagd dit op de agenda van de kern te plaatsen. We kunnen dan bekijken voor welke categorieën de verplichting om een beroepskaart te hebben wordt afgeschaft. Voor vluchtelingen is dat geregeld, maar voor mensen die hier voor onbepaalde duur zijn gevestigd, moeten we bepaalde criteria, onder meer inzake de duur van verblijf, vastleggen. We moeten dat ook afstemmen op de hervorming inzake beroepskaarten die momenteel door minister Onkelinx wordt voorbereid. Ik heb dus gevraagd dat probleem op de agenda van de kern te plaatsen, maar dat is nog niet gebeurd.
Ik heb geen inhoudelijke, principiële bezwaren tegen een wijziging van de reglementering, maar we moeten dat goed afspreken met de werknemers en goed de categorieën en voorwaarden, zoals de duur, vaststellen. Ik zal u en mevrouw Pehlivan op de hoogte houden van de vooruitgang die in dit dossier wordt gemaakt.
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik heb wel vragen omtrent de timing. Voor de vreemdelingen die zich hier als zelfstandigen gevestigd hebben, werd vorig jaar al een wet goedgekeurd, maar het uitvoeringsbesluit moet nog worden genomen. Ik weet echter niet of voor de werknemers een soortgelijke basis bestaat. Ik vraag mij dan ook af wanneer deze zaak geregeld zal zijn als de situatie van de zelfstandigen wordt afgestemd op die van de werknemers.
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie. - Een verwijzing naar het kernkabinet houdt geen vertraging in. Zodra het punt op de agenda staat, kan het probleem wellicht op een kwartier worden geregeld. We moeten die zaak onder meer financieel regelen.
-Het incident is gesloten.