2-1058/4

2-1058/4

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

17 APRIL 2002


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 378 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de handelingen verricht in het kader van het ouderlijk gezag waarvoor de machtiging van de vrederechter vereist is


TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE


Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 378 en 410 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de handelingen verricht in het kader van het ouderlijk gezag waarvoor de machtiging van de vrederechter vereist is

(Nieuw opschrift)


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 378 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen door de wet van 29 april 2001, dat § 1 wordt, wordt gewijzigd als volgt :

1º Na het eerste lid twee nieuwe leden invoegen, luidende :

« Bevoegd is :

­ de vrederechter van de woonplaats in België van de minderjarige, en bij onstentenis daarvan,

­ die van de verblijfplaats in België van de minderjarige, en bij ontstentenis daarvan,

­ die van de laatste gemeenschappelijke woonplaats in België van de ouders, en bij onstentenis daarvan,

­ die van de laatste gemeenschappelijke verblijfplaats in België van de ouders.

In het belang van het kind kan de met toepassing van het vorige lid bevoegde vrederechter in een met redenen omklede beschikking beslissen om het dossier over te zenden aan de vrederechter van het kanton waar de minderjarige op duurzame wijze zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd. »

2º Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende :

« In geval van belangentegenstelling tussen de beide ouders, of wanneer een van hen verstek laat gaan, kan de vrederechter één van de ouders machtiging verlenen om alleen de handeling te verrichten waarvoor om de machtiging wordt verzocht. »

3º Het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidende :

« § 2. De verzoeken bedoeld in artikel 410, 7º, zijn niet onderworpen aan de machtiging bepaald in § 1. De rechter bij wie de zaak aanhangig is kan echter wel een belangenconflict vaststellen tussen het kind en zijn ouders; in dat geval wijst de rechter een ad hoc voogd aan. »

Art. 3

Artikel 410, § 1, van hetzelfde Wetboek, wordt gewijzigd als volgt :

1º het 7º wordt aangevuld als volgt :

« Geen enkele machtiging is evenwel vereist in geval van burgerlijke partijstelling voor de feitenrechter voor wie de zaak werd vastgesteld op verzoek van het openbaar ministerie of ingevolge een beschikking van verwijzing »;

2º het 10º wordt opgeheven.