2-187

2-187

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 7 MARS 2002 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Demande d'explications de Mme Erika Thijs au ministre de l'Économie et de la Recherche scientifique, chargé de la Politique des grandes villes, sur «la vente couplée dans le secteur de la construction» (nº 2-731)

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De Belg is met een baksteen in zijn maag geboren. Batibouw is dan ook de hoogmis van de toekomstige bouwers en verbouwers.

Tussen droom en realiteit gaapt er evenwel een enorme financiële kloof. Ondanks de verlaging en de overdraagbaarheid van de registratierechten in Vlaanderen en ondanks de verschillende sociale premies blijft het voor heel wat jonge gezinnen een moeilijke en in sommige gevallen zelfs onmogelijke opdracht om zonder financiële hulp van ouders of andere verwanten hun bouwdromen te realiseren. Niet alleen de schaarste aan bouwgronden, maar vooral de rol van projectontwikkelaars en bouwfirma's hebben de laatste tien jaar geleid tot enorme prijsstijgingen, die in sommige streken zelfs oplopen tot meer dan 100%. Steeds vaker kopen projectontwikkelaars grote stukken grond op om te speculeren op verdere prijsstijgingen en nadien te verkavelen. Veel gemeenten doen daaraan mee, omdat het voor hen gemakkelijker is. De projectontwikkelaars brengen die gronden dan ook met grote winsten aan de man. Deze prijsstijgingen hebben onrechtstreeks tot gevolg dat ook de prijzen van de bestaande woningmarkt de pan uitrijzen.

Maar het grote probleem rijst op het vlak van de koppelverkoop bij projectontwikkelaars en bouwfirma's. Jonge gezinnen die uiteindelijk toch de stap hebben gezet om een grond te kopen, worden meteen verplicht binnen twee jaar een woning met een bepaalde firma te zetten en in sommige gevallen met een door de firma aangewezen architect. Volgens de wet op de handelspraktijken is er in dit geval sprake van koppelverkoop. Maar onze wetgeving vertoont evenwel een lacune, aangezien deze wet niet van toepassing is bij de verkoop van onroerende goederen. Hiervan maken de projectontwikkelaars handig gebruik om hoge prijzen voor de bouwgronden te vragen en, gecombineerd met de koppelverkoop, enorme winsten te boeken.

Deze gang van zaken is in feite zeer laakbaar. Door zoveel grond ineens op te kopen creëren deze projectontwikkelaars, niet zelden na een fikse prijsstijging, een schaarste waarvan alleen de jonge gezinnen het slachtoffer zijn. Bovendien is de vrije keuze van een architect en een aannemer onmogelijk. Deze laatsten zijn ook niet gelukkig, aangezien dit een beperking van het vrije mededingingsrecht betekent. Dat deze praktijk tot een hoge maatschappelijke kost leidt, ligt voor de hand.

Kan de federale overheid in, overleg met de gewesten, regulerend optreden teneinde de grondspeculatie een halt toe te roepen? Heeft ze de intentie dit nog tijdens deze regeerperiode te doen? Welke - juridische - stappen kunnen de toekomstige bouwers doen teneinde hun vrije keuze van architect en aannemer te garanderen wanneer ze een grond kopen bij een projectontwikkelaar of een bouwfirma?

Op welke wijze kan de regering de wetgeving aanpassen teneinde de koppelverkoop ook bij onroerende goederen te verbieden? Druist deze vorm van koppelverkoop in de bouwsector niet in tegen het Europese principe van vrije mededinging? Zo ja, welke houding neemt de Europese Unie hieromtrent in?

De heer Didier Ramoudt (VLD). - Ongeveer een jaar geleden heb ik over een gelijkaardig onderwerp eveneens een vraag om uitleg gesteld. Uit het antwoord daarop kon ik toen afleiden dat daar niet veel tegen te doen is. Ik kijk dus uit naar wat de staatssecretaris daar nu op zegt, nu het probleem met de nieuwe structuurplannen in Vlaanderen nog acuter is geworden.

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - Er bestaan verschillende oorzaken voor de bouwgrondspeculatie. Persoonlijk denk ik dat een doeltreffende hefboom om de toegang tot de onroerende eigendommen te bevorderen erin bestaat een coherent beleid inzake ruimtelijke ordening te voeren. Dat is natuurlijk een gewestelijke bevoegdheid.

De verwerving van een bouwperceel en het bouwen van een woning kunnen inderdaad zware financiële opofferingen vragen van de kandidaat-bouwers. Dikwijls kunnen ze die niet of zeer moeilijk opbrengen zonder de hulp van de ouders.

Zoals de vragensteller zelf aanhaalt, spelen de bepalingen van de wet op de handelspraktijken niet bij een gezamenlijk aanbod, als de aankoop van een bouwperceel wordt gekoppeld aan de verplichting de woning te bouwen met een bepaalde aannemer en architect. De wet op de handelspraktijken is immers alleen van toepassing bij een gezamenlijk aanbod van producten en diensten zoals die zijn gedefinieerd in artikel 1. Producten zijn daar omschreven als alle fysische roerende zaken. Bouwgronden vallen daar dus per definitie buiten, terwijl aannemingscontracten wel degelijk als diensten kunnen worden beschouwd.

Besluit kan enkel zijn dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 74, zodat hierop geen beroep kan worden gedaan om de gehekelde praktijken te bestrijden. Men zou kunnen argumenteren dat dergelijke praktijken daden uitmaken die strijdig zijn met de eerlijke handelsgebruiken, in de zin dat de beroepsbelangen van andere verkopers of de belangen van de consument erdoor kunnen worden geschaad. De beoordeling van een eventuele schending van deze algemene zorgvuldigheidsnorm is echter een taak van de rechter, eventueel via een vordering tot staking.

Deze problematiek valt op het eerste gezicht niet onder het toepassingsveld van de wet op de bescherming van de economische mededinging. Dat zou wel het geval zijn, indien er sprake was van misbruik van zijn dominante positie door een speler op de markt.

Waar het geachte lid schijnt te suggereren dat één of meerdere projectontwikkelaars een machtspositie in de zin van de wet tot bescherming van de economische mededinging zouden innemen en eventueel misbruiken om hogere prijzen te kunnen vragen, is het cruciaal om aan te tonen dat er een dergelijke machtspositie bestaat, en te bewijzen dat er misbruik van wordt gemaakt. Bovendien lijkt het me niet evident dat de kostprijs ingevolge het samenwerken met een projectontwikkelaar voor een bouwheer automatisch tot een hogere prijs zal leiden dan wanneer hij zelf een bouwonderneming of architect aanduidt. Ook dient te worden aangetoond dat deze ontwikkelingen de bouwsector benadelen of het algemeen belang schaden.

Ik kom terug op het probleem van de grondspeculatie. De ruimtelijke ordening is een bevoegdheid van de gewesten, die voor zover ik weet de problematiek van de grondspeculatie nog niet hebben aangekaart bij de federale instanties. Het lijkt me dan ook eerder aangewezen dat een initiatief op dit vlak van hen zou uitgaan.

Het Vlaamse, het Waalse, en het Brusselse Gewest hebben structuurplannen goedgekeurd. Die bevatten onder meer bepalingen om de verkoop van bouwgronden en de bouw te bevorderen. De belangrijkste hinderpaal om een perceel te kopen is niet de koppelverkoop, maar zijn de bepalingen in verband met de ruimtelijke ordening. De grondspeculatie maakt deel uit van de strijd die moet worden gevoerd door de Gewesten.

De koppelverkoop kan inderdaad een aantal problemen meebrengen, maar ik denk dat de oplossing voor de grondspeculatie moet worden gevonden in een coherent en doeltreffend gewestelijk beleid.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik heb gezegd dat de koppelverkoop maar een van de elementen is die een rol spelen bij de grondspeculatie. De minister stelt terecht dat de koper naar de rechtbank kan gaan en kan aanvoeren dat het contract nietig is omdat het voorwerp van de bouwverplichting te onbepaald is. Jonge bouwers die een zaak aanspannen voor de rechtbank, weten echter maar al te goed dat hun zaak jaren zal aanslepen en dat kunnen ze zich dan ook niet veroorloven.

De opmerking van de minister dat de prijs niet hoger zal zijn, gaat volgens mij niet op. Ik geef het voorbeeld van een projectontwikkelaar die in een gemeente waar niet veel bouwgrond beschikbaar is, grond opkoopt voor 120 huizen. Hij kan voor zijn huizen vragen wat hij wil. De kopers hebben niet het recht om een architect aan te wijzen of om zelf bouwmaterialen aan te kopen. Ze kunnen dus geen prijsvergelijking maken. Bovendien is er geen zelf gekozen architect om de bouwwerken op te volgen. Er is een gebrek aan kavels, dus als ze allemaal samen door één firma worden opgekocht, gaan de prijzen de hoogte in.

Door het structuurplan-Vlaanderen zijn er steeds minder bouwkavels, ook al heeft het structuurplan tevens de sociale doelstelling om bouwgrond voor te behouden voor jonge gezinnen. Heel veel gemeenten maken zich er gemakkelijk vanaf en verkopen alle gronden aan projectontwikkelaars.

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid. - De vraag is waarom onroerende goederen niet onder het toepassingsgebied van de wet op de handelspraktijken vallen. Misschien ging de wetgever ervan uit dat de koppelverkoop de bouwsector nieuw leven kon inblazen. Zo is de toekenning van de hypothecaire lening in sommige gevallen verbonden met de verkoop van onroerende goederen. Het systeem kon dus voordelen opleveren. Er kan inderdaad worden nagegaan of het opportuun is om de wetgeving op de koppelverkoop te verruimen en de onroerende goederen erin op te nemen.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - In april vorig jaar werd in de Kamer een wetsvoorstel in dit verband ingediend, ondertekend door het merendeel van de grote partijen. Dat toont toch aan dat het probleem, dat pas de jongste jaren de kop opgestoken heeft, reëel is en dat de meeste gemeenten ermee te kampen hebben.

-L'incident est clos.

M. le président. - Nous poursuivrons nos travaux cet après-midi à 14 h 30.

(La séance est levée à 14 h 29.)