2-182 | 2-182 |
M. le président. - Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de l'Emploi, répondra au nom de M. Guy Verhofstadt, premier ministre.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De minister van Werkgelegenheid is op dit vlak de eerste minister in ons land, en daarom komt het haar ook toe een antwoord te geven op mijn vraag. Toch verheel ik niet dat ik betreur dat de eerste minister niet op deze vraag antwoordt, want het verbaast mij ten zeerste dat een liberaal premier een dergelijk rapport tolereert.
In een belangwekkend rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie dat in maart werd gepubliceerd - `Seventh Survey on the effect given to the Tripartite Declaration of Principles concerning Multinational Enterprises and Social Policy' - geven lidstaten hun visie weer op de multinationale ondernemingen en hun sociaal beleid. Ook ons land heeft hieraan deelgenomen.
Toen ik gisteren via academische weg kennis nam van de inhoud van dat rapport, verbaasde mij het uiterst negatieve en eenzijdige standpunt van de Belgische regering ten opzichte van multinationale ondernemingen, waaraan ons land toch een groot deel van zijn welvaart te danken heeft. Ik ga niet te allen tijde akkoord met de manier van werken van die bedrijven, maar in principe moet worden gesteld dat ze een enorme bijdrage leveren aan de welvaart in ons land. Sommige passages van het rapport bezorgen mij een schaamtegevoel. Om het zeer precies weer te geven, lees ik de tekst in het Engels: "The Government of Belgium states that ... these enterprises give rise to distrust ... take harsh decisions that undermine workers' motivation ... devotion to such a company is perceived as naive ... where responsibility and human values are being wiped out ... the risk of disinvestment is always present."
De Belgische regering beweert dus dat die multinationale ondernemingen aanleiding geven tot wantrouwen, dat ze harde beslissingen nemen die de motivatie van werknemers ondermijnen, dat toewijding aan dergelijke firma's als naïef wordt beschouwd, dat verantwoordelijkheidszin en menselijke waarden door dergelijke bedrijven onderuit worden gehaald en dat het risico van desinvesteren altijd aanwezig is. Vermeldenswaard is dat het niet enkel gaat om de perceptie van de burger van dit land, maar ook om de houding van de regering zelf. Ik citeer: "The government of Belgium reports that the qualitative and quantitative impact of multinationals' technologies on employment has been negative." en "Values arising from the Belgian social consultation system, such as consensus, appear not to be understood at the headquarters."
De Belgische regering vindt dus dat de technologische impact van multinationals op de werkgelegenheid negatief is en dat multinationals de waarde van het Belgisch sociaal overlegmodel niet begrijpen.
Ofschoon de rapporten ingezonden door alle andere landen zonder uitzondering op de eerste plaats de "promotie van economische en sociale welvaart, de creatie van jobs en de verbetering van de levensstandaard dankzij multinationals" loven, vindt men daar in het Belgische rapport niets van terug.
Gaat de premier akkoord met deze uitspraken? Werd hij hierover geconsulteerd?
Wie is verantwoordelijk om uit naam van de Belgische regering dit soort uitspraken te doen?
Hoe verklaart de premier deze negatieve houding van onze regering ten aanzien van de multinationale ondernemingen in ons land?
Is het de bedoeling van de regering om investeringen van multinationale ondernemingen in ons land te ontmoedigen?
Wat is het cijfermatig aandeel van dit soort ondernemingen in de totale werkgelegenheid? Over hoeveel jobs gaat het?
Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid. - Het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid moet de verslagen voor de IAO voorbereiden en coördineren. Ook het advies van de sociale partners werd aan het IAB voorgelegd.
De geciteerde uittreksels uit het Belgisch verslag moeten worden beoordeeld rekening houdend met de principes die zijn vervat in de tripartiete beginselverklaring van de IAO over multinationale ondernemingen en sociaal beleid. De paragrafen over arbeidsverhoudingen en werkgelegenheid roepen de multinationale ondernemingen op in deze domeinen een positieve bijdrage te leveren in de landen waar ze actief zijn.
De uittreksels die door de heer Van Quickenborne geciteerd werden, zijn allemaal negatief en hangen samen met negatieve sociale ervaringen uit het verleden, zoals ontslagen, desinvesteringen en delokalisaties in de jaren 1996-1999. Het is in die periode dat we de sociale drama's hebben gekend van onder meer Renault-Vilvoorde en Bombardier. Het is ook in deze context dat de Nationale Arbeidsraad zich unaniem heeft uitgesproken voor een betere controle op nationaal, Europees en internationaal vlak. De weerhouden passages houden geen rekening met positieve aspecten zoals het feit dat multinationals beter bestand zijn tegen een faillissement en bijgevolg ook tegen banenverlies. De regering haalt het voorbeeld aan van Duferco in Clabecq verwijzend naar het moeilijke vakbondsklimaat in die tijd. Bovendien onderstreept de regering in het verslag meermaals dat de arbeidsvoorwaarden, en in het bijzonder de veiligheid, beter zijn in de multinationals en dat ze ook inzake opleidingsbeleid stimulerend werken. Tot slot meldt het verslag dat de multinationals doorgaans gunstige lonen en arbeidsvoorwaarden bieden.
Het is natuurlijk niet de bedoeling van de regering investeringen van multinationale ondernemingen in ons land te ontmoedigen. Niettemin waren de forse herstructureringen in België en de belangrijke collectieve afdankingen tijdens de jongste jaren niet zonder gevolg voor het sociaal klimaat wegens de grote werkonzekerheid die eruit voorvloeit. Daartegenover staat dat er ook geïnvesteerd werd en dat nieuwe arbeidsplaatsen werden gecreëerd.
Het aandeel van de multinationale ondernemingen in de werkgelegenheid kan niet worden becijferd omdat in onze statistieken geen rekening wordt gehouden met de grootte van de ondernemingen De meeste grote Belgische ondernemingen maken evenwel deel uit van internationale groepen die op onze markt sterk vertegenwoordigd zijn.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De vice-eerste minister tracht het rapport gunstiger voor te stellen dan het werkelijk is. Ik heb het grondig gelezen en er staat nergens vermeld dat de waarde, de promotie van economische en sociale welvaart en de creatie van jobs mede te danken is aan de multinationals. Er worden slecht enkele positieve facetten opgesomd. De teneur van de tekst die ons land heeft ingezonden, is negatief en steekt schril af tegen de teksten van andere landen als Belarus en Cambodja, die aangeven dat ze meer multinationals willen aantrekken.
De vice-eerste minister stelt ook dat in het rapport wordt verwezen naar de negatieve sociale ervaringen. Natuurlijk zijn die er geweest, maar men vergeet al te vaak de positieve bijdragen van die bedrijven aan ons land te vermelden. Trouwens, als de vice-eerste minister zo negatief is over deze bedrijven, wat is dan haar standpunt over de multinational Sabena? Waarom heeft de Belgische regering deze multinational dan beknot en failliet laten gaan?
Dit antwoord stelt me zeer teleur en ik zal ervoor zorgen dat alle multinationals in dit land dit rapport ontvangen. Het geeft een zeer negatief beeld van ons land, wat uiteraard niet bevorderlijk is voor het aantrekken van investeringen, die we nochtans broodnodig hebben. Bovendien wordt het bedrijfsleven steeds meer belast. Deze ochtend hadden we het hier nog over de invoering van een bijdrage ten laste van de petroleumsector.
De liberale regeringspartner draagt hierin een grote verantwoordelijkheid en ook de minister van Werkgelegenheid bewijst ons land hiermee een zeer slechte dienst.