2-180

2-180

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 7 FEBRUARI 2002 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer over «de kinderzitjes in voertuigen van minder dan 3,5 ton» (nr. 2-689)

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Bij een botsing met 50 km per uur komt die klap overeen met een vrije val van 10 meter. Het ligt dan ook voor de hand dat vooral kinderen die niet in een aangepast zitje hebben plaatsgenomen, zware of dodelijke verwondingen kunnen oplopen. Kinderen zijn immers geen miniatuurvolwassenen. Bij een klein kind vertegenwoordigt de massa van het hoofd ongeveer 25% van de totale lichaamsmassa terwijl dit bij een volwassene slechts 6% is. Dit impliceert dat bij een ongeval relatief veel grotere krachten inwerken op het hoofd en de nek van een naar voren kijkend kind. Wanneer een kind tegen de rijrichting in zit, worden deze krachten optimaal over de rug en het hoofd verdeeld waardoor de doeltreffendheid van het beveiligingssysteem sterk wordt verhoogd en het letsel wordt beperkt.

In het Verenigd Koninkrijk lopen jaarlijks ongeveer 270 baby's jonger dan één jaar al dan niet dodelijke letsels op bij auto-ongevallen. De Europese Unie vermoedt dat het aantal slachtoffers jonger dan één jaar voor alle lidstaten samen minstens een tienvoud is van het geciteerde cijfer.

In België is het gebruik van een speciaal kinderzitje achteraan in de wagen slechts verplicht als er een aanwezig is. Indien er geen kinderzitje aanwezig is, mag men kinderen beneden de 3 jaar met een klassieke gordel vastmaken. Met andere woorden, het gebruik van de autogordel is hier niet verplicht! Die gordel biedt weliswaar geen optimale bescherming aangezien een kind omwille van zijn kleine gestalte bij een ongeval onder de gordel kan wegschuiven en als het ware naar voren gekatapulteerd kan worden. Vooraan rijst het probleem niet aangezien daar een aangepast zitje verplicht is. Bij kinderen tussen 3 en 12 jaar geldt eveneens de regel dat wanneer er een kinderzitje is, het gebruik ervan bij wet verplicht is. Indien geen kinderzitje aanwezig is, is het gebruik van de veiligheidsgordel wettelijk verplicht.

Kinderen jonger dan 3 jaar worden dus helemaal niet door de wet beschermd en kinderen tussen 3 en 12 jaar slechts gedeeltelijk.

Indien we over de grenzen kijken, merken we dat ons land inzake verkeersveiligheid achterop hinkt. Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden hebben het gebruik van kinderzitjes reeds verplicht en gereglementeerd. Deze landen hebben duidelijk niet gewacht op de Europese richtlijn terzake om de veiligheid van kinderen in wagens te verhogen. Intussen heeft ook de Europese Unie een voorstel van richtlijn tot wijziging van Richtlijn 91/671/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton ingediend. Op 6 juni 2001 heeft het Economisch en Sociaal Comité een advies gegeven over dit voorstel. Sindsdien komt er blijkbaar geen schot meer in deze zaak. Ook niet tijdens het afgelopen Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie.

Hoeveel kinderen beneden de 12 jaar werden als passagier in voertuigen van minder dan 3,5 ton gewond of gedood als gevolg van een verkeersongeval in de periode 1998-2001?

Wat verhindert op Europees niveau de goedkeuring van het voorstel van richtlijn tot wijziging van Richtlijn 91/671/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton?

Welke stappen heeft de minister tijdens het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie gezet om de goedkeuring van deze richtlijn te bespoedigen?

Heeft de minister reeds voorbereidingen getroffen om deze toekomstige richtlijn zo spoedig mogelijk te implementeren in de interne wetgeving?

Wat heeft de minister tot op heden belet om naar analogie met een aantal andere Europese staten de nodige wettelijke maatregelen te nemen teneinde de veiligheid van kinderen en meer in het bijzonder van kinderen beneden de 3 jaar te waarborgen en te verhogen? Vormt deze problematiek dan geen prioriteit voor de verkeersveiligheid?

Werd richtlijn 2000/3/EG waardoor autoconstructeurs verplicht worden in nieuwe voertuigen een etiket aan te brengen met de waarschuwing voor de risico's van uitklappende airbags, reeds in de interne wetgeving ingeschreven?

Gestandaardiseerde bevestigingspunten voor kinderzitjes in alle auto's zouden niet alleen de installatie van de kinderbeveiligingssystemen vereenvoudigen maar ook de veiligheid vergroten. In welke mate zal de Belgische overheid op Europees niveau pleiten voor een standaardisatie van het zogenaamde ISOFIX-systeem?

Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - De problematiek van de beveiliging van kinderen in het verkeer is een belangrijke zaak. Naast de veiligheid van kinderen als voetgangers en fietsers is er inderdaad ook het aspect van de beveiliging van kinderen die zich in een voertuig bevinden op het ogenblik dat zich een ongeval voordoet.

Twee pistes zijn belangrijk in dit dossier: de gordels en de kinderzitjes. Bij mijn aantreden heb ik vastgesteld dat er terzake nog veel moest gedaan worden. Ik werd geconfronteerd met het probleem dat nog steeds de tweederderegel in voege was: dit betekende dat kinderen, wat de zitplaatsen achterin betreft, voor twee derden van een volwaardige plaats werden gerekend. Het resultaat mocht worden afgerond naar de hogere eenheid. In een personenauto met drie zitplaatsen voor volwassenen achterin mogen vijf kinderen tussen 3 en 12 jaar plaatsnemen. Aangezien slechts drie zitplaatsen uitgerust zijn met een veiligheidsgordel kunnen twee kinderen de gordel niet omdoen. Ik vond deze minimalistische interpretatie van de gordelplicht moeilijk te aanvaarden en heb hem vervangen door de regel: één persoon voor één zitplaats. Deze nieuwe regel maakt deel uit van een pakket maatregelen dat het algemeen verkeersreglement wijzigt. Dit pakket ligt momenteel bij de gewesten voor advies. Om de mensen de tijd te geven om zich in orde te stellen met deze nieuwe regel, ik denk hierbij ik het bijzonder aan grote gezinnen, gaat hij voor personenauto's in op 1 januari 2005. Voor autobussen wordt deze regel al van kracht in september 2002.

De verplichting om veiligheidsgordels te installeren in nieuwe autocars zal leiden tot een veralgemening van de verplichting van veiligheidsgordels in autocars.

De bepalingen van artikel 35 van het koninklijk besluit op de politie van het wegverkeer geven inderdaad blijk van een minimalistische kijk uit het verleden. Sociale en financiële aspecten zijn belangrijk maar bij de afweging van prioriteiten primeert de veiligheid van de kinderen op financiële overwegingen. Bovendien beschikken veel ouders al over kinderzitjes en worden ze dus niet op kosten gejaagd.

Toen we deze lacune vaststelden, hebben we in eerste instantie de toestand gewijzigd voor de autocars en gelijklopend daarmee het proces op Europees niveau actief ondersteund voor de personenwagens. Tijdens het Belgische voorzitterschap werden daartoe verschillende bilaterale contacten gelegd. Het bleek echter onmogelijk een akkoord te bereiken omdat verschillende landen voorbehoud maakten. Het ontbreken van de noodzakelijke consensus tussen de lidstaten heeft tot nu toe belet dat het voorstel tot wijziging van richtlijn 91/671 kon worden goedgekeurd.

Op Europees vlak hebben de meningsverschillen onder meer betrekking op de leeftijdsgrenzen en de lichaamsgrootte, op wat verplicht en toegelaten kan worden, de uitzonderingen op de gordeldraagplicht, en het dragen van gordels tijdens het schoolvervoer. Het feit dat sommige bepalingen wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd zijn, vereenvoudigt de besluitvorming niet. Bepaalde knelpunten zijn uit de weg geruimd en er is een bereidheid tot consensus. Het Spaanse voorzitterschap zal via bilaterale contacten trachten de laatste onenigheden uit de weg te ruimen.

De verplichte toepassing van deze richtlijn is overigens opgenomen in het ontwerp-KB tot wijziging van het KB van 15 maart 1968 dat op dit ogenblik de adviesprocedure bij de gewesten doorloopt. De richtlijn moest op 1 januari 2002 in voege treden.

Op Europees vlak verloopt het proces dus traag. Dat mag ons echter niet verhinderen vooruit te gaan. Ik ben dan ook van plan de verplichting door te voeren voor kinderen onder de drie jaar. Als we de financiële kosten tegenover de veiligheid afwegen, is de conclusie logisch. We mogen niet aarzelen zelf te reglementeren.

Ik zal de cijfers over de ongevallen aan mevrouw Thijs bezorgen. De gegevens hebben betrekking op de periode 1998-2000 en werden opgesteld door het BIVV op basis van de NIS-statistieken. De cijfers maken geen onderscheid tussen het aantal doden, zwaargewonden en lichtgewonden. Ik heb gevraagd dat voor de verschillende categorieën afzonderlijke cijfers zouden worden verstrekt. Dit is belangrijk vermits in het jaar 2000 melding wordt gemaakt van 2.900 kinderen.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik dank de vice-eerste minister voor haar antwoord. Dat vorderingen worden gemaakt op Europees vlak is belangrijk, maar nog belangrijker is dat kinderzitjes in ons land verplicht worden. Of de 2.900 bij een ongeval betrokken kinderen licht- of zwaargewond zijn, doet in feite minder terzake, want bij een ongeval kunnen altijd zwaargewonden vallen. Gelet op de uittocht van vakantiegangers in de zomer, verzoek ik de minister hier dan ook dringend werk van te maken.

Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - Uiteraard wil ik deze verplichting liefst nog voor de zomer invoeren, maar de adviesprocedure neemt een zekere tijdspanne in beslag. Ik moet immers niet alleen het advies inwinnen van de regio's, maar eveneens van de commissie voor de industrie.

Ondanks het ontbreken van Europese regelgeving, maar gelet op de Europese signalen en rekening houdend met de omzettingsprocedure, kunnen we met de voorgestelde werkwijze sneller resultaten boeken, wat we trouwens ook hebben gedaan met betrekking tot de dodehoekspiegel.

-Het incident is gesloten.