2-180

2-180

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 7 FÉVRIER 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Jan Steverlynck au ministre des Télécommunications et des Entreprises et Participations publiques, chargé des Classes moyennes, sur «la profession de géomètre» (nº 2-681)

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Al meermaals hebben de zelfstandige landmeters om verschillende redenen hun ongenoegen laten blijken.

Gezien het niet operationeel zijn van het Beroepsinstituut van gezworen landmeters-experten (B.I.L.) biedt het koninklijk besluit van 18 januari 1995 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van gezworen landmeter-expert geen wettelijk houvast aan de landmeters. Enerzijds is het beroep van landmeter in de praktijk op geen enkele manier wettelijk geregeld en anderzijds is er de problematiek van de ambtenaren die in bijberoep het beroep van landmeter uitoefenen.

De beroepstitel van landmeter is dus niet wettelijk beschermd. Daardoor kan iedereen zich de titel van landmeter toe-eigenen. Bovendien zijn er geen deontologische regels voorhanden.

Daarnaast komt het vaak voor dat ambtenaren, veelal van het Kadaster, in bijberoep het ambt van landmeter uitoefenen. Om verschillende redenen is dat oneerlijke concurrentie. Een ambtenaar die het beroep in bijberoep uitoefent, betaalt minder sociale bijdragen. Op zich is dit niet verkeerd, als de mogelijkheid van het bijberoep wordt aangewend om in een volgend stadium een zelfstandige activiteit in hoofdberoep uit te oefenen. Ik verneem echter van zelfstandige landmeters dat de ambtenaren-landmeters soms met materiaal van de overheid werken. Daardoor liggen hun investeringskosten opmerkelijk lager dan die van de zelfstandige landmeters.

Bovendien leidt de uitoefening van het beroep van landmeter door een ambtenaar van het Kadaster vaak tot juridisch onduidelijke situaties. Op een bepaald ogenblik verschijnt de ambtenaar in de hoedanigheid van landmeter terwijl hij op een ander tijdstip, op basis van de gegevens van een landmeter, het kadastraal inkomen van een woning dient vast te leggen.

Het koninklijk besluit van 18 januari 1995 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van gezworen landmeter-expert voorzag in de oprichting van een beroepsinstituut dat onder andere de titel en de daarmee gepaard gaande deontologie zou regelen. Maar het beroepsinstituut is nooit van de grond gekomen. En ondertussen zit men in een impasse die blijft voortduren.

Reeds naar aanleiding van een parlementaire vraag van 25 oktober 2000 van volksvertegenwoordiger Jef Valkeniers erkende de voorganger van de minister op de hoogte te zijn van het probleem.

In een antwoord op een schriftelijke vraag van senator Ramoudt van 8 januari 2001 verwees hij naar de oprichting van een Beroepsinstituut die uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden omdat "bij de kiesverrichtingen met het oog op de samenstelling van de organen ervan vrijwel uitsluitend ambtenaren-landmeters in hoofdberoep werden verkozen die bijgevolg bevoegd zouden worden om de deontologische voorschriften vast te leggen van een aan zelfstandigen voorbehouden instituut."

Om dat probleem te verhelpen, koos de minister ervoor om een werkgroep op te richten die bestaat uit vertegenwoordigers van zijn departement en van de beroepsfederatie uit de betrokken sector.

In het antwoord op de voornoemde vraag van senator Ramoudt maakte de minister ook bekend dat er aan een wetsontwerp werd gewerkt. "Er werd een voorontwerp van wet opgemaakt dat voorziet in de oprichting van een soepele en goedkope structuur, een commissie die een lijst moet bijhouden waarop de zelfstandige landmeters worden ingeschreven die de beroepsactiviteit wensen uit te oefenen en/of de titel wensen te voeren. Dit ontwerp wordt thans bestudeerd door mijn medewerkers en door de vertegenwoordigers van de federatie en zal vervolgens op de ministerraad worden voorgelegd."

Ondertussen zijn we ruim een jaar verder.

Hoeveel maal is deze werkgroep in het voorbije jaar samengekomen? Hoe ver staat het met de werkzaamheden van de werkgroep? Heeft de werkgroep reeds zijn besluiten aan de minister overhandigd? Hoe ver staat het met het voorontwerp van wet waarnaar de heer Gabriëls verwees? Wanneer zal het voorontwerp aan de ministerraad worden voorgelegd en vervolgens in het Parlement worden ingediend? Kan de minister mij de krachtlijnen van het voorontwerp meedelen? In welke mate wordt voorzien in de bescherming van het beroep van landmeter? Wordt een erkenning van de beroepstitel in het vooruitzicht gesteld? Is de minister nog altijd van plan een Beroepsinstituut op te richten? Zo ja, zal dit instituut instaan voor zowel de toekenningen van de titel van landmeter en de daarbij behorende deontologie? Op welke manier wenst de minister de oneerlijke concurrentie tussen de landmeter-zelfstandige en de landmeter-ambtenaar aan te pakken?

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand. - Het dossier inzake de reglementering van de zelfstandige landmeters, dat zijn oorsprong vindt in een verzoekschrift dat werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 november 1990, kon nooit worden afgerond, ondanks het koninklijk besluit van 18 januari 1995 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van gezworen landmeter-expert. Zoals u zei, werden bij de kiesverrichtingen met het oog op de samenstelling van de organen ervan vrijwel uitsluitend ambtenaren-landmeters in hoofdberoep verkozen die bijgevolg bevoegd zouden worden om de deontologische voorschriften vast te leggen van een aan zelfstandigen voorbehouden instituut. Verder was het niet bewezen dat deze ambtenaren door hun oversten gemachtigd waren eveneens een zelfstandige activiteit uit te oefenen. Een arrest van de Raad van State van 29 juni 2000 stelt nochtans dat in de door de Koning vastgestelde verkiesbaarheidsvoorwaarden van de kandidaten mag worden geëist dat zij bewijzen geen met het gereglementeerde beroep onverenigbare beroepsactiviteiten uit te oefenen.

In deze omstandigheden was het niet mogelijk het Beroepsinstituut te installeren. De ervaring die men sinds enkele jaren heeft opgedaan met andere instituten die in uitvoering van de kaderwet van 1976 werden opgericht, leert dat een dergelijke oplossing niet wenselijk is voor beroepen die door weinig mensen worden uitgeoefend, zoals het beroep van landmeter.

Voortbouwend op het werk van mijn voorganger, zal ik op 22 februari een ontwerp aan de Ministerraad voorleggen.

Dit wetsontwerp is geen nieuwe reglementering, aangezien het koninklijk besluit van 18 mei 1936 de uitoefening van het beroep van meetkundige-schatter van onroerende goederen al afhankelijk stelde van bepaalde diplomavereisten. Het is evenwel de bedoeling een einde te stellen aan de verwarring die nu in deze beroepssector heerst.

In overeenstemming met de wil tot administratieve vereenvoudiging van de regering is de ingevoerde structuur soepel en niet duur: een federale Raad bestaande uit een jurist-voorzitter en twee assessoren, een ambtenaar en iemand uit het vak, en daarnaast een federale Raad van beroep met gelijkaardige samenstelling.

Deze federale raad waarvan het secretariaat wordt verzekerd door de administratie van Middenstand, moet instaan voor de inschrijving van de beoefenaars op het tableau en de naleving van de voorschriften van plichtenleer die bij koninklijk besluit worden vastgesteld, na advies van de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de KMO's.

Alleen de landmeters die hun activiteit als zelfstandige uitoefenen, zowel in hoofd- als in bijberoep, zullen op het tableau worden ingeschreven. De bescherming van de titel daarentegen evenals de uitvoering van het beroep, belangen alle landmeters aan ongeacht het statuut krachtens hetwelk ze hun activiteiten uitoefenen.

De enige, lage, kosten zijn die welke samenhangen met de werking van de federale raden en die worden gecompenseerd door het bij ministerieel besluit vastgelegde inschrijvingsrecht voor een periode van vier jaar.

Dit ontwerp werd in samenwerking met de beroepsorganisaties voorbereid. Wat betreft de activiteit van landmeter van het kadaster, heb ik overleg gepleegd met mijn collega van Financiën die de voorwaarden voor de gecumuleerde uitoefening van de zelfstandige activiteit door landmeters van het kadaster heeft gepreciseerd. Ze zullen op het tableau van de Raad worden ingeschreven als ze de toelating krijgen om te cumuleren.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De minister heeft een wetsontwerp aangekondigd. Ik hoop dat hij ditmaal woord kan houden. Hij had namelijk ook beloofd dat de regeling in verband met de meewerkende echtgenoten op 1 januari in voege zou treden. Dit is nog steeds niet gebeurd. Ik hoop dan ook dat dit wetsontwerp op 22 februari aan de ministerraad wordt voorgelegd. Er moet dringend een einde komen aan de verwarring.

Ik vind het positief dat duidelijkheid wordt gecreëerd in verband met de landmeters-ambtenaren. Vandaag is er duidelijk oneerlijke concurrentie vanwege de landmeters-ambtenaren. Ambtenaren kunnen, naast het gebruik van overheidsmateriaal, gemakkelijker beschikken over plannen terwijl zelfstandigen daarvoor moeten betalen.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand. - Oneerlijke concurrentie moet alleszins worden vermeden. Ik zal de opmerking van de heer Steverlynck laten onderzoeken.

Wat de meewerkende echtgenoten betreft, heeft het Parlement de voorkeur gegeven aan een ontwerp boven een koninklijk besluit. Het koninklijk besluit liet toe snel te werken. Ik heb nu geopteerd voor een ontwerp omdat ik ook een aantal fiscale aspecten wilde regelen. Ik zal daartoe binnenkort overleg plegen met mijn collega van Financiën waarna het ontwerp bij het Parlement zal worden ingediend.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik betreur het dat de regeling opnieuw enkele maanden wordt uitgesteld en dat ook het koninklijk besluit betreffende het aanvullende pensioen voor meewerkende echtgenoten daardoor niet kan worden uitgevoerd.

-L'incident est clos.