2-704/2

2-704/2

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

6 FEBRUARI 2002


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten in de context van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

32.617/2


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 28 november 2001 door de Voorzitter van de Senaat verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een wetsvoorstel « tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten in de context van de ontwikkeling van de informatiemaatschappij » (stuk, Senaat, 2000-2001, nr. 2-704/1), heeft op 21 januari 2002 het volgende advies gegeven :

BEVOEGDHEID VAN DE FEDERALE WETGEVER

Het onderzochte voorstel strekt ertoe de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten te wijzigen om richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij om te zetten.

Dit voorstel heeft dus betrekking op de aangelegenheid intellectuele eigendom, waarvoor alleen de federale overheid bevoegd is krachtens artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 7º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

ONDERZOEK VAN HET VOORSTEL

Algemene opmerkingen

1. Zoals de Raad van State reeds onderstreept heeft in verband met andere voorstellen die hem recentelijk om advies voorgelegd zijn, beschikt de auditeur-rapporteur, die belast is met het onderzoek van het dossier van de adviesaanvraag, bij het onderzoeken van een wetsvoorstel niet over een contactpersoon die hem toelichting kan verschaffen omtrent de draagwijdte van de tekst.

2. Al kan worden aangenomen dat het niet noodzakelijk is een nieuwe bepaling in te voegen om artikel 2 van de voormelde richtlijn om te zetten, omdat artikel 1 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten reeds in het algemeen handelt over het recht om te reproduceren (1), toch moet artikel 4 van deze richtlijn, dat betrekking heeft op het distributierecht, worden omgezet.

De Raad van State merkt immers op dat, wat de naburige rechten betreft, in artikel 35, § 1, van de voormelde wet van 30 juni 1994 een onderscheid wordt gemaakt tussen het recht om te reproduceren en het distributierecht (2) (3).

3. Overeenkomstig artikel 13.1 van de voormelde richtlijn, behoort in de wet naar deze richtlijn te worden verwezen.

Bijzondere opmerkingen

Art. 2

De verschillende artikelen van de voornoemde wet van 30 juni 1994, waarvan met artikel 2 de wijziging wordt nagestreefd, hebben reeds betrekking op het mededelen « volgens (ongeacht) welk procédé » of « volgens om het even welk procédé ». Het is de Raad van State derhalve niet duidelijk wat het nut is van de ontworpen toevoeging.

Art. 3

Artikel 22, § 1, 5º, van de voormelde wet van 30 juni 1994 handelt over het geval van de reproductie ... « die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is ». Het lijkt dus niet noodzakelijk te preciseren dat dit geschiedt « zonder dat daarbij direct noch indirect enig commercieel oogmerk wordt nagestreefd ».

Art. 5

De indiener van het wetsvoorstel dient na te gaan of deze bepaling niet vóór artikel 23bis behoort te worden ingevoegd, dat zodanig zou worden gewijzigd dat naar de nieuwe bepaling wordt verwezen.

Art. 7

1. In het ontworpen artikel 79bis lijkt niet met de vereiste nauwkeurigheid artikel 6 van de voormelde richtlijn te worden omgezet. Zo worden de drie in artikel 6.2. van de richtlijn vermelde gevallen slechts zeer beknopt in het ontworpen artikel 79bis, § 2, opgenomen. De definities die vervat zijn in artikel 6.3. worden niet overgenomen.

2. In het ontworpen artikel 79bis, § 3, behoort eveneens te worden verwezen naar artikel 23 van de wet van 30 juni 1994. Artikel 6.4. van de voornoemde richtlijn verwijst immers onder meer naar de restricties overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder c), van de richtlijn, te weten de reproductie door bibliotheken, onderwijsinstellingen. Van dat geval is echter sprake in artikel 23 van de voormelde wet.

Art. 8

Artikel 7.2. van de voornoemde richtlijn behoort eveneens te worden omgezet.

De kamer was samengesteld uit :

De heer Y. KREINS, kamervoorzitter;

De heren P. QUERTAINMONT en J. JAUMOTTE, staatsraden;

De heren J. van COMPERNOLLE en B. GLANSDORFF, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw G. MINNAERT, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer X. DELGRANGE, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door mevrouw A.-F. BOLLY, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE.

De griffier, De voorzitter,
G. MINNAERT. Y. KREINS.

(1) Zie in deze zin M. Buydens, « Droit d'auteur et droits voisins dans la société de l'information, La nouvelle directive européenne du 22 mai 2001 », J.T.D.E., 2001, blz. 218.

(2) Zie inzonderheid F. De Visscher en B. Michaux, « Précis du droit d'auteur et des droits voisins », Brussel, Bruylant, 2000, blz. 270.

(3) Ook al is men in de rechtsleer, op grond van de parlementaire voorbereiding van mening dat het recht om te reproduceren het distributierecht omvat (zie A. Berenboom, « Le nouveau droit d'auteur et les droits voisins », Brussel, Larcier, 1997, 2e editie, blz. 105; F. De Visscher en B. Michaux, op. cit., blz. 78; M.-C. Janssens, Richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (een feuilleton met veel afleveringen ...), A&M, 2001, blz. 22).