2-288/15

2-288/15

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

17 JANUARI 2002


Wetsontwerp ter bevordering van sociaal verantwoorde productie


Evocatieprocedure


AANVULLEND VERSLAG NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR DE HEER GALAND


1. INLEIDING

De voorzitter schetst voor de goede orde de voorgeschiedenis van dit wetsontwerp. Tijdens de commissievergadering van 8 januari 2002 werden de amendementen van de heren Destexhe en Geens aangenomen. Het verslag van deze vergadering (zie stuk Senaat, nr. 2-288/12, 2001-2002) werd ter tafel gelegd en ter kennis van de leden gebracht. Vorige week werden in de plenaire vergadering amendementen ingediend die er toe strekken terug te keren naar de tekst zoals die in de Kamer werd goedgekeurd (zie stuk Senaat, nr. 2-288/14, 2001-2002). De commissie moet zich bijgevolg vandaag over deze amendementen uitspreken.

Mevrouw Willame-Boonen herinnert aan de zielige vertoning tijdens de vergadering van vorige week, waar commissieleden getuige waren van het meningsverschil tussen twee bevoegde ministers over de amendementen ingediend tijdens de commissievergadering. Ondanks een nogal kleurrijke discussie heeft de commissie na de stemming over de amendementen een tekst aangenomen.

Vervolgens zijn er tijdens de plenaire vergadering amendementen ingediend die ertoe strekten de in de Kamer aangenomen tekst opnieuw op te nemen. Dit geeft een zeer negatief beeld van de parlementaire werkzaamheden. Spreekster zou dan ook graag een gedetailleerde verantwoording vernemen van de indieners van de recentste amendementen. Kunnen hun argumenten haar overtuigen, dan zal zij de tekst goedkeuren uit respect voor het parlementaire werk.

De heer Monfils schetst de context van de discussie die vorige week in de commissievergadering heeft plaatsgevonden. Het probleem lag bij de twee betrokken ministeriële kabinetten, namelijk dat van Louis Michel, minister van Buitenlandse Zaken en dat van Charles Picqué, minister van Economie, die elk een verschillende interpretatie naar voren hadden geschoven. Er zijn na deze discussie amendementen aangenomen. Uiteindelijk heeft men vastgesteld dat de door de commissie geamendeerde tekst niet beter was dan de oorspronkelijk door de Kamer aangenomen tekst. Daarom zijn er na de commissievergadering amendementen ingediend om terug te keren naar de tekst van de Kamer. Hij herinnert eraan dat het niet de eerste keer is dat iets dergelijks gebeurt, maar dat het gebrek aan eensgezindheid toe te schrijven is aan de regering.

De heer Maertens steunt dit standpunt en voegt er aan toe dat bij nader inzien de amendementen van de heren Destexhe en Geens eigenlijk geen doel dienden omdat de minister in elk geval de bevoegdheid behoudt om labels te erkennen en omdat de betrokken privé-sector, met name Oxfam en Wereldwinkels, desgevraagd hebben verklaard dat zij geen vragende partij zijn voor de door de amendementen voorgestelde wijzigingen aan het wetsontwerp, maar wel voor een zo spoedig mogelijke goedkeuring van het ontwerp.

Mevrouw Lizin hamert op hetzelfde argument en verklaart dat het ontwerp zo snel mogelijk moet worden goedgekeurd.

De heer Geens herinnert eraan dat hij in een van de vorige vergaderingen de verdaging van dit dossier heeft gevraagd, precies omdat de ministers onderling niet akkoord bleken te gaan. Tijdens de uitgebreide periode van onderzoek is er op dat niveau nog steeds geen overeenstemming bereikt. Wat de labels betreft (amendement nr. 41) is er niet meteen een probleem, maar wat de geaccrediteerde instellingen betreft (amendement nr. 42), zou hij van de ministers toch willen vernemen of er later geen moeilijkheden kunnen rijzen met de reglementering van de Wereldhandelsorganisatie.

Mevrouw Willame kreeg graag wat meer duidelijkheid over de verantwoordingen van de amendementen die door de heer Istasse c.s. zijn ingediend. Die zouden de argumenten te niet doen die de verantwoordingen bij de amendementen van de heren Destexhe en Geens schragen.

2. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN

De voorzitter vraagt of de regering op één lijn staat wat de nu ingediende amendementen van de heer Istasse c.s. betreft ? Verder vraagt hij of het in stemming gebrachte amendement nr. 41 inderdaad tot gevolg heeft dat de minister van Economische Zaken de mogelijkheid heeft een label te erkennen, maar enkel als het afkomstig is van een land of van een officiële instelling van een land, en niet van een privé-initiatief. Met betrekking tot artikel 4 stelt de voorzitter de vraag naar logica van het feit dat de wet zelf de minister wel de mogelijkheid biedt een label van een derde land buiten de Europese Unie te erkennen, maar niet de geaccrediteerde instelling van een land.

In de mate dat zulks kan via een koninklijk besluit in uitvoering van de wet is de voorzitter zeker van oordeel dat ten overstaan van de Derde Wereld deze mogelijkheid beter in de wet zelf zou voorzien worden. Ten slotte vraagt hij of er wat artikel 4 van het wetsontwerp betreft, dat de erkenning van de geaccrediteerde instellingen regelt, nog sprake kan zijn van mogelijke discriminatie in hoofde van de Wereldhandelsorganisatie.

Hij herinnert aan de mislukking op de top van Doha inzake de sociale criteria, omdat de ontwikkelingslanden daar zeer huiverig tegenover staan. Hun vrees is immers dat dergelijke criteria door de geïndustrialiseerde wereld het westen worden aangegrepen om een verdoken protectionisme in te stellen. Verdient het geen aanbeveling deze argwaan expliciet weg te nemen ?

De heer Charles Picqué, minister van Economie, verklaart dat er reeds bij het begin van de parlementaire behandeling vn dit ontwerp ongerustheid bestond over de legitimiteit van het mechanisme dat wordt ingevoerd met betrekking tot de internationale verplichtingen van België, inzonderheid in de Wereldhandelsorganisatie. Men moest zich immers wapenen tegen het argument dat in de dialoog tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden vaak is gebruikt en dat betrekking had op een verkapt protectionisme.

De regering streefde dus naar de totstandkoming van een tekst die het standpunt van de regering in het kader van onderhandelingen te Doha niet in het gedrang brengt.

De terugkeer naar de tekst van de Kamer wordt als volgt verantwoord :

Wat betreft artikel 3 (amendement nr. 41) wil de regering trouw blijven aan de geest van het wetsvoorstel van de heer Van der Maelen en een label organiseren dat is toegespitst op de verschillende conventies van de IAO. Het was dus de bedoeling binnen een stramien te blijven dat universeel erkend wordt als redelijk, toegankelijk en haalbaar.

De labels die al op de markt zijn, zoals Max Havelaar, hebben hun eigen legitimiteit en vragen niet om de erkenningsprocedure waarin dit voorstel voorziet.

De voorzitter wijst erop dat het goedkeuren van een wet het creëren van een wettelijk kader inhoudt. Het speelt dan ook geen enkele rol of een of ander bestaand label nu in aanmerking komt voor de voorgestelde procedure. Indien een privé-instantie een voorstel indient voor de erkenning van een label en de minister oordeelt dat de criteria te verregaand zijn, heeft hij de keuze niet te erkennen. Andersom moet het wettelijk kader de minister de mogelijkheid laten om in de toekomst labels te erkennen die op dat ogenblik aan de criteria beantwoorden.

Er is in de tekst trouwens geen sprake van een automatisme inzake de erkenning door de minister.

Met betrekking tot artikel 4 (amendement nr. 42) verklaart de minister van Economie dat de eenvoudigere regeling voor de lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Vrijhandelsassociatie tegemoetkomt aan de wensen van de Europese Commissie, die wil dat rekening wordt gehouden met haar activiteiten op het vlak van de erkenning van geaccrediteerde instellingen. Wij moeten in België niet overdoen wat de Europese Unie reeds doet.

Dat gaat uiteraard niet meer op zodra men zich buiten de Unie begeeft. In dat geval moeten de producenten een bepaalde waarde aan hun producten kunnen toevoegen door deel te nemen aan het erkenningsproces op basis van wederkerigheid en van een doelgericht optreden.

Mevrouw Willame-Boonen wijst erop dat dit ontwerp niet van toepassing is op de overheidsopdrachten.

De voorzitter stelt vast dat deze bemerking buiten het kader van deze bespreking valt, aangezien de commissie zich enkel kan uitspreken over de door de Kamer geamendeerde artikelen.

De heer Geens beaamt dit en voegt eraan toe dat indien de minister de voorgaande uitleg tijdens de voorbije vergaderingen had verschaft, het waarschijnlijk niet tot een amendering in commissie was gekomen. Dit is te betreuren.

3. STEMMINGEN

Amendement nr. 41 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.

Amendement nr. 42 wordt aangenomen met 6 stemmen bij 3 onthoudingen.

De tekst in zijn geheel, aldus geamendeerd, wordt aangenomen met 8 stemmen bij 1 onthouding.

De voorzitter onthoudt zich bij de stemming op amendement nr. 41 omdat het niet zijn eerste zorg is of de privé-sector nu al dan niet betrokken wordt bij de toekenning van de labels. Bij de stemming op amendement nr. 42 onthoudt hij zich om dat hij van oordeel is dat met deze tekst een fout wordt gemaakt, zowel op juridisch vlak als wat onze houding ten opzichte van de derde wereld betreft. Tenslotte wijst hij erop dat het niet gepast is er van uit te gaan dat de voorzitter van deze commissie zal stemmen zoals elders werd beslist.

De heer Geens onthoudt zich bij de stemming over amendement nr. 42 omdat hij van oordeel is dat de argumentatie van de minister bij dit amendement ten gronde in niets verschilt van de verantwoording van het amendement dat hijzelf en de heer Destexhe vorige week indienden. Hij voegt er aan toe dat men in dergelijke omstandigheden beter een stemming over de afschaffing van de Senaat zou organiseren.

Mevrouw Willame-Boonen onthoudt zich bij de stemming op amendementen nrs. 41 en 42 om dezelfde redenen als vorige sprekers en om te protesteren tegen de schijnvertoning waarvan deze commissie getuige is geweest.

De heer Monfils verklaart zich te verzetten tegen de verklaringen van sommige leden over de afschaffing van de Senaat. Als het nut van een assemblee in twijfel wordt getrokken telkens als deze assemblee een tekst goedkeurt die politiek door een meerderheid wordt opgedrongen, zouden al heel wat andere assemblees niet meer bestaan.

De heer Galand merkt op dat het niet de commissie is die slecht werk geleverd heeft, maar dat de betrokken ministeriële kabinetten verantwoordelijk zijn voor deze toestand.

Dit verslag wordt eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.

De rapporteur,
Paul GALAND
De voorzitter,
Marcel COLLA