2-162

2-162

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 6 DÉCEMBRE 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Jan Steverlynck au ministre des Affaires sociales et des Pensions et au ministre des Télécommunications et des Entreprises et Participations publiques, chargé des Classes moyennes, sur «les pensions complémentaires libres pour les indépendants» (n° 2-784)

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De ministerraad besliste vorige week vrijdag om de sociale pensioenplannen voor alle zelfstandigen open te stellen en om alle verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen rechtstreeks toegang te geven tot de markt van de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen.

In het verleden heeft de minister altijd gezegd dat een hervorming van de pensioenregeling voor zelfstandigen in ruime zin, dus zowel het wettelijk stelsel als de aanvullende voorzieningen, in een algemene visie moet passen. Daarvoor wilde hij eerst wachten op het definitieve rapport-Cantillon. Blijkbaar komt de ministerraad die belofte niet na, maar neemt hij nu al, na een klacht van Europa, een beslissing. Bovendien voorziet de beslissing niet in de beloofde verbetering van het aanvullend pensioen voor zelfstandigen.

1. Hoe kan een klacht van Europa betrekking hebben op het aanvullend pensioen, dat integraal deel uitmaakt van de Belgische sociale zekerheid?

2. Waarom wacht de minister het definitief verslag van de werkgroep-Cantillon niet af? Wat zal hij doen indien de werkgroep-Cantillon andere suggesties inzake aanvullende pensioenen doet?

3. Waarom worden geen verbeteringen aangebracht in het vrij aanvullend pensioen. Ik verwijs naar de verhoging van de bijdragemogelijkheid tot 15% en de invoering van een backservice, dit wil zeggen. de mogelijkheid om de bijdragen te betalen voor voorbije jaren? Dat punt is trouwens opgenomen in mijn wetsvoorstel

4. Wanneer wordt de discriminatie ten nadele van de zelfstandigen weggewerkt, zodat ze, net zoals de loontrekkenden, op een fiscaal gunstige manier een pensioen kunnen opbouwen tot 80% van het laatste verdiende bruto-inkomen?

5. Wanneer zal de minister ervoor zorgen dat zelfstandigen het vrij aanvullend pensioen kunnen cumuleren met een groepsverzekering, weliswaar met inachtneming van het 80%-plafond?

6. Overweegt de minister om analoog met de zopas besliste keuzevrijheid voor zelfstandigen ook de werknemers die bijdragen betalen in het kader van de tweede pensioenpijler, de vrije keuze te laten?

7. Zal ook in de toekomst het vrij aanvullend pensioen een eigen karakter behouden als onderdeel van het wettelijk pensioen, waarbij de inhoud van het aanvullend pensioen opgenomen wordt in een in een koninklijk besluit vastgelegd pensioenreglement.

8. Zal de minister het pensioenreglement aanpassen en de solidariteit inbouwen in de bestaande vrij aanvullende pensioenen?

(M. Armand De Decker, président, prend place au fauteuil présidentiel.)

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Bij de Europese Commissie is een klacht aanhangig gemaakt betreffende voordelen toegekend door de Belgische overheid aan de Voorzorgskas voor Geneesheren. Als wij niet zeer snel op deze klacht hadden gereageerd, dan zou de volgende stap van de Europese Commissie ertoe kunnen geleid hebben dat de Voorzorgskas in faillissement zou zijn gegaan. Indien wij in een situatie zouden zijn terechtgekomen waarin Europa ons zou hebben verplicht de fiscale voordelen die worden verleend aan de Voorzorgskas teniet te doen, zelfs retroactief, dan was de Voorzorgskas failliet. Een vrij belangrijke beroepsgroep in ons land zou dan plotseling geen vooruitzicht meer hebben gehad op een pensioen. Ik heb dat trachten te voorkomen door zonder al te veel ruchtbaarheid te reageren op de klacht van de Europese Commissie.

De pensioenformule is maar toegankelijk via één soort van privé-instellingen, die zelf de verzekeringsmaatschappij aanwijzen waarbij de pensioenpremies worden belegd. Dat was de algemene klacht ten aanzien van ons pensioenstelsel. De klacht ten aanzien van de Voorzorgskas luidde dat het fiscale voordeel ervan groter is dan bij het algemene stelsel vrij aanvullend pensioen.

Het feit dat het aanvullend pensioen deel uitmaakt van het wettelijk geregeld sociaal statuut van zelfstandigen belet de Europese Commissie niet te oordelen over de inhoud, de kern van de activiteit en het doen stroken met principes van sociale zekerheid. De Commissie was van mening dat daaraan niet werd voldaan.

De klacht is tot nu toe op informele wijze behandeld door de Europese Commissie en België. De Belgische regering heeft steeds toegezegd de interne wetgeving te zullen aanpassen aan de Europese concurrentieregels. De Europese Commissie drong nu echter aan op een snelle aanpassing, zo niet zou een formele procedure zijn gestart voor het Europese Hof met een mogelijke veroordeling van België en hoge boetes tot gevolg.

De beslissingen van de ministerraad hebben enkel betrekking op de toegangskanalen voor het vrij aanvullend pensioen, niet op de formule zelf. De notificatie stipuleert bovendien uitdrukkelijk dat, gelet op het feit dat de conclusies van de werkgroep omtrent de pensioenproblematiek, de werkgroep-Cantillon, nog niet beschikbaar zijn, de geformuleerde opties de resultaten van dit proces niet mogen belemmeren. Een nieuwe evaluatie blijft derhalve openstaan.

Met de mogelijke inhoudelijke verbeteringen aan het vrij aanvullend pensioen van de zelfstandigen wordt niet vooruit gelopen op de werkzaamheden en het tweede rapport van de werkgroep-Cantillon. De regering zal op basis van de door de werkgroep uitgebrachte adviezen en na sociaal overleg nagaan welke maatregelen binnen de beschikbare budgettaire ruimte haalbaar zijn.

Er bestaat een essentieel verschil in de situatie van de werknemer die een gegarandeerd vast inkomen geniet, en van de zelfstandige wiens beroepsinkomsten onlosmakelijk verbonden zijn met het al dan niet welslagen van zijn activiteit.

Een regeling waarbij de zelfstandige een pensioen kan opbouwen tot 80% van het laatst verdiende bruto-inkomen, is niet aanbevelenswaardig. De zelfstandige die op het einde van zijn loopbaan verlies lijdt, zou in een dergelijk systeem geen aanvullend pensioen kunnen vormen, aangezien 80% van nul frank gelijk is aan nul frank. We wachten op het tweede rapport van de werkgroep-Cantillon om concrete beslissingen over de inhoudelijke verbeteringen van het stelsel te nemen.

We mogen ook niet uit het oog verliezen dat in het werknemersstelsel de groepsverzekering op het fiscale vlak grondig wordt gecheckt op de naleving van de 80%-regel. Ik herhaal dat deze regel in het stelsel der zelfstandigen bezwaarlijk kan worden toegepast.

In de regeling van de wettelijke aanvullende pensioenen voor werknemers kan degene die het pensioenplan inricht, de pensioeninstelling van zijn keuze aangeven. Dit gebeurt in de praktijk autonoom door de werkgever - de werkgeversbijdrage is doorgaans het grootst - ofwel in paritair overleg tussen werkgever en werknemers. De zelfstandige, die zijn eigen werkgever is, beschikt inderdaad zelf over de vrijheid een pensioeninstelling te kiezen.

Zoals in de werknemersregeling zal een specifieke wetgeving de eigenschappen, toepassingsbepalingen, producten en mogelijkheden van het vrij aanvullend pensioen voor de zelfstandigen specificeren.

De zelfstandigen, met uitzondering van de bedrijfsleiders, kunnen kiezen tussen twee pensioenplannen, namelijk de gewone pensioenplannen die we vandaag onder de VAPZ kennen, met een opbouw tot 7% en een maximumplafond van 92.388 frank, en de sociale pensioenplannen, die een bijkomend fiscaal voordeel hebben en die vandaag alleen voor bepaalde beroepsgroepen openstaan. Deze plannen moeten worden opengesteld voor alle personen met een sociaal statuut van zelfstandige door ze te laten aanbieden door alle pensioeninstellingen. Ze moeten voldoen aan een aantal minimale sociale eisen en een bijkomend fiscaal voordeel geven.

Ten aanzien van het zuivere aanvullend pensioen voor zelfstandigen zal geen solidariteit opgelegd worden. In het kader van de sociale pensioenplannen daarentegen kan de solidariteit inhoudelijk verschillende vormen aannemen. Die moeten in een uitvoeringsbesluit verder worden ingevuld

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik heb begrepen dat het aanvullend pensioen voor zelfstandigen op zich een unieke formule blijft, die bij koninklijk besluit zal worden opgelegd. Ook al zullen alle instellingen het kunnen aanbieden, het product blijft uniek.

Ik blijf er bij dat er nog altijd een discriminatie zal zijn, al ben ik het ermee eens dat de regeling van 80% op het laatste bruto-inkomen niet de goede formule is. Toch moet er een cumulatiemogelijkheid zijn tussen groepsverzekeringen, pensioenfondsen en het vrij aanvullend pensioen. De zelfstandigen hebben vandaag niet dezelfde mogelijkheid als de loontrekkenden of als de zelfstandige bedrijfsleiders. De zelfstandigen met een vennootschap zijn altijd beter gediend dan zij die geen vennootschap hebben. Deze discriminatie moet in de toekomst worden weggewerkt.