2-157

2-157

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 8 NOVEMBRE 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Martine Taelman à la ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement sur «le contrôle, par les pharmaciens, de la présence d'anthrax dans les emballages de produits pharmaceutiques» (n° 2-736)

M. le président. - M. Johan Vande Lanotte, vice-premier ministre et ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de l'Économie sociale, répondra au nom de Mme Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Sinds de eerste antrax-hysterie in de Verenigde Staten van Amerika is ook in ons land de angst voor dergelijke brieven toegeslagen.

Een dochteronderneming van een Amerikaans bedrijf dat zaken doet met het Midden Oosten, kreeg verdachte brieven. Conform de richtlijnen werden de brieven via de politie en de civiele bescherming aan een laboratorium bezorgd.

Sommige personen slikten zware antibiotica bij wijze van preventieve maatregel. Een week later werden sommige enveloppen teruggestuurd met een stempel "niet getest". De vraag is of een dergelijke werkwijze de betrokkenen kan geruststellen.

Ik neem aan dat er weinig kans bestaat op een besmetting. Niettemin worden de mensen door de regering op het verkeerde been gezet. In een rondzendbrief aan een 5.000-tal apothekers vraagt de minister hen extra waakzaam te zijn. De Algemene Farmaceutische Inspectie vraagt hen alle verpakkingen te openen en te controleren.

Welk procedure moeten de labo's volgen wanneer zij verdachte zendingen ontvangen? Nemen zij autonoom de beslissing om al dan niet te testen?

Wanneer men aan de apothekers een loodzware maatregel oplegt, is het dan niet inconsequent dat men zendingen die verdacht zijn, zelfs niet controleert?

Is de maatregel die wordt opgelegd aan de apothekers dan niet overdreven? Er zijn namelijk nog geen antrax-gevallen bekend in ons land. In het buitenland gebeurde de besmetting via de post en niet via de farmaceutische industrie.

De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie. - In het geval een verdachte verpakking van een geneesmiddel wordt vastgesteld in een officina open voor het publiek of in een ziekenhuisofficina, dient in principe dezelfde werkwijze gevolgd te worden als bij het vaststellen van de aanwezigheid van verdacht poeder in een brief of bij het ontvangen van een verdachte brief. Hiervoor bestaat er reeds een aanbevolen procedure die door de Cel Medische Bewaking en Evaluatie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu werd voorgesteld en die door het Coördinatie- en Crisiscentrum van de regering werd goedgekeurd. Deze procedure is voorgesteld om toegepast te worden in bedrijven en ambassades. Als iemand een verdachte verpakking of brief vindt, beslist hij zelf of hij de verpakking of de brief verdacht vindt. In het laatste geval dienen zo snel mogelijk de hulpdiensten verwittigd te worden zodat de politie of de civiele bescherming de verdachte verpakking kan ophalen en naar het laboratorium brengen. De personen die in aanraking zijn gekomen met de verdachte inhoud dienen de handen en voorarmen zorgvuldig te wassen met water en zeep. De oppervlakken die in aanraking zijn gekomen met de verdachte inhoud of verpakking kunnen eventueel ontsmet worden.

De analyse van alle verdachte brieven en verpakkingen is gecentraliseerd in één laboratorium in België, namelijk het CODA-CERVA. Op dit moment onderzoekt het laboratorium elke brief of verpakking die wordt binnengebracht.

Op het hoogtepunt van de incidenten werden vanwege de grote toevloed aan verdachte stalen alleen deze onderzocht die werkelijk een poeder bevatten.

Het is positief dat mevrouw Taelman de omzendbrief ter sprake brengt die naar de apothekers werd gestuurd, want de zaken werden in de media verkeerd voorgesteld. De omzendbrief herinnert aan de wettelijke bepaling dat de apotheker verantwoordelijk is voor alle geneesmiddelen die hij aflevert, dus ook de verpakte specialiteiten. Als voorzorgsmaatregel voor het bioterrorisme in het algemeen, en niet alleen voor miltvuurincidenten, worden de apothekers aangeraden de verpakkingen na te kijken.

Tot nu toe is er geen enkele indicatie dat er een verdacht poeder in een verpakking van een geneesmiddel zou kunnen worden gevonden. Er is echter minstens één vals alarm geweest.

Aan de fabricage en de verdeling van geneesmiddelen worden strenge eisen gesteld worden: de richtsnoeren voor een goede manier van produceren van geneesmiddelen en voor de goede distributiepraktijken zijn van toepassing.

De raad om de verpakking van een geneesmiddel te controleren vooraleer men dit aan de patiënt aflevert, is geen loodzware maatregel maar kadert in de algemene verantwoordelijkheid van de officina-apotheker voor de geneesmiddelen die hij aflevert. Een officina-apotheker dient in principe bij de aflevering van elk geneesmiddel na te gaan of het geneesmiddel geen kwaliteitsgebreken vertoont.

Een snelle berekening heeft aangetoond dat het controleren van de verpakkingen bij aflevering voor een gemiddelde apotheek maximum 10 minuten werk per dag zou vragen.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Blijkbaar zijn tijdens het hoogtepunt van de hysterie bepaalde zendingen inderdaad niet getest. Dit is nogal lichtzinnig. Gelukkig hebben zich geen problemen voorgedaan. Het is natuurlijk mogelijk dat uit geopende enveloppen het poeder reeds is verdwenen vooraleer ze in het laboratorium toekomen. De betrokkenen hebben poeder uit de enveloppe zien komen.

Het is niet aanvaardbaar dat meer dan een week moet worden gewacht alvorens men het laconieke antwoord krijgt dat er geen test werd uitgevoerd omdat er geen poeder werd gevonden. Ik zal de minister hierover schriftelijk ondervragen.