2-147

2-147

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 18 OCTOBRE 2001 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Proposition de résolution sur les sanctions en droit international (de Mme Marie-José Laloy et consorts, Doc. 2-561)

Discussion

Mevrouw Erika Thijs (CD&V), rapporteur. - De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft het voorstel van resolutie van mevrouw Laloy over de sancties en het internationaal recht besproken tijdens haar vergaderingen van 12 en 19 juli 2001.

De hoofdindienster verwees naar de toelichting bij het voorstel en legde vooral de nadruk op de punten F, G, H, J en K.

Voorts verklaarde zij dat de Raad van de Interparlementaire Unie haast unaniem een ongeveer identieke resolutie had aangenomen. De Belgische leden hadden zich ertoe verbonden om soortgelijke resolutie door hun parlement te laten goedkeuren.

De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken verklaarde dat de regering het voorstel van resolutie volmondig steunt. Hij was ervan overtuigd dat er over dit voorstel in de commissie en in het parlement in het algemeen een ruime consensus zal ontstaan. Hij wees er evenwel op dat punt 2, b), vijfde gedachtestreepje, wel betwisting oproept.

Die maatregel kan er immers toe leiden dat het betrokken land veel minder geneigd is de eisen na te leven die aan de sanctie ten grondslag lagen. De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken stelt daarom een compromisformule voor die voorziet in geregelde herzieningen. Mevrouw Laloy dient amendement nr. 3 in om de opmerkingen van de minister op te vangen.

Een lid merkt op dat de mogelijkheid van sancties in de eerste plaats werd gecreëerd, met name in het Handvest van de Verenigde Naties, om oorlogen te voorkomen. Voorts wijst hij erop dat sancties soms positieve resultaten hebben, bijvoorbeeld in het geval van Zuid-Afrika, Birma en Irak. Daarom dient hij amendement nr. 1 in, dat ertoe strekt het positieve aspect van sancties te benadrukken.

Mevrouw Laloy dient amendement nr. 2 in, dat ertoe strekt de opmerkingen van de vorige spreker op te nemen in het dispositief van het voorstel van resolutie. Naar aanleiding daarvan trekt de indiener van amendement nr. 1 dit amendement in.

Een lid vraagt zich af of de term "door een groep Staten", die in punt 7 van het voorstel wordt gehanteerd, ook betrekking heeft op internationale instellingen, zoals de NAVO. Om mogelijke verwarring te voorkomen dient zij een amendement nr. 4 in.

Een lid verklaart principieel gekant te zijn tegen het vermelden van voorbeelden in dergelijke resoluties, zoals dit het geval is met Cuba in punt 7. Daarom dient mevrouw Laloy amendement nr. 5 in.

Amendement nr. 1 werd door de indiener ingetrokken. Amendement nr. 2 van mevrouw Laloy wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden. Punt 1 van het aldus geamendeerde dispositief wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden. Alle andere amendementen worden door de 12 aanwezige leden aangenomen. Het geamendeerde punt 7 van het dispositief wordt eenparig aangenomen. Het aldus geamendeerde voorstel van resolutie in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.

Dit verslag is met eenparigheid goedgekeurd door de 10 aanwezige leden. Na de goedkeuring van het verslag werd er evenwel nog een amendement ingediend.

Mme Marie-José Laloy (PS). - Je suis très heureuse de voir aboutir aujourd'hui, en assemblée plénière, la proposition de résolution sur l'évaluation des sanctions en droit international, qui a fait l'objet, ainsi que Mme Thijs vient de le dire, d'un vote à l'unanimité à l'issue de son parcours habituel en commission.

Je remercie Mme Thijs de la qualité de son rapport. Je remercie aussi le gouvernement d'avoir pleinement souscrit à cette proposition, lui donnant ainsi une force morale supplémentaire. Cette force morale participe de l'éthique que la politique extérieure de la Belgique tente d'instiller depuis quelques années dans les relations internationales.

Depuis son dépôt, le 26 octobre 2000, l'actualité la plus récente n'a cessé de confirmer le bilan mitigé de la politique de sanctions. Livrées à elles-mêmes, elles sont source d'instabilité et facteur de colère au sein des populations, qui en supportent le fardeau bien plus que les régimes censés être punis par ce biais. Cette instabilité et cette colère font le jeu de groupes terroristes qui tirent leur raison d'être de l'instabilité permanente des relations internationales. La détresse des peuples palestiniens et irakiens a déjà été trop instrumentalisée par les propagateurs de la haine entre les peuples, les religions, les civilisations. Les sanctions supposent la justice. Les peuples ne doivent pas être punis lorsque le régime, qui leur a été imposé plus souvent qu'ils ne l'ont choisi, est condamné par la communauté internationale. Des sanctions qui suivent leur dynamique propre, c'est-à-dire punir sans fin, perdent de vue l'esprit de justice, fondement de toute condamnation. Elles ont aussi pour effet d'identifier le peuple qui en subit les conséquences à son régime et d'alimenter les tensions dans les régions du monde déjà suffisamment fragiles. Devenues injustes, elles deviennent ainsi politiquement néfastes et économiquement cruelles.

L'évaluation des sanctions pourrait avoir dans ce contexte une signification politique majeure.

Considérant que l'objectif ultime de la politique des sanctions est la réintégration de l'État paria dans la communauté des nations, qu'en fin de compte, elles doivent oeuvrer à l'apaisement des tensions et à la stabilisation d'un environnement régional incandescent, il convient donc de réfléchir à des limites de temps et à leur impact sur le développement économique du pays.

Trop souvent, des régimes autoritaires, sanctionnés pour des agissements en rupture avec les règles du droit international, se sont créé une nouvelle légitimité auprès de leurs populations meurtries en brandissant le drapeau de l'indépendance bafouée, lorsqu'ils ne se sont pas donné un nouveau tonus économique en régentant tout un marché noir qui supplée à l'absence de biens de première nécessité, comme la nourriture, les médicaments, l'énergie, etc. Ces régimes, ce faisant, profitent de la détresse économique de leurs populations tandis que des élites corrompues s'enrichissent scandaleusement dans une multitude de trafics sur lesquels les yeux sont pudiquement fermés.

Des sanctions qui ne tiennent pas compte de l'interdépendance économique des États peuvent également avoir un impact économique sur les partenaires commerciaux traditionnels de l'État visé. Ces dommages collatéraux ne sont pas insignifiants puisqu'ils concernent souvent des pays politiquement et économiquement fragiles. Ils représentent aussi une atteinte à la souveraineté des échanges économiques de chaque État.

Il importe aussi de différencier les sanctions décidées par le Conseil de sécurité de l'ONU, c'est-à-dire relevant de la volonté collective des États, de celles imposées par un État en particulier, qui procèdent de sa politique extérieure propre.

L'évaluation des sanctions doit donc tenir compte de nombreux paramètres, afin que la juste condamnation de tel ou tel État ne se transforme pas en une injuste punition de tel ou tel peuple.

Toute peine a un terme. Ce terme éclaire la signification de la condamnation. Des sanctions illimitées perdent leur sens et leur utilité. Il convient de revaloriser cet outil du droit international en lui donnant des limites de temps et de contenu.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik feliciteer de rapporteur met haar rapport en vooral de indieners van dit voorstel van resolutie. Het initiatief getuigt immers van voorzienigheid, gelet op de gebeurtenissen van 11 september.

Eenmaal de storm na de oorlog tegen het terrorisme gaat liggen, zal er waarschijnlijk opnieuw worden gedacht aan nieuwe sancties tegen staten die de strijd tegen het terrorisme niet steunen en terroristen blijven herbergen. Daarom is het goed de resolutie in het licht van de gebeurtenissen van 11 september en de afloop ervan te bekijken. Reeds op 28 augustus 1997 heeft de subcommissie ter promotie en verdediging van de mensenrechten van de VN haar bekommernis geuit over de gevolgen van sancties en economische sancties in het bijzonder. Sancties moeten permanent worden getoetst. De heer Marc Bossuyt, rechter bij het Arbitragehof en opsteller van het excellente rapport van 21 juni 2000 over de perverse effecten van economische sancties op de mensenrechten, spreekt in dit verband over de zogeheten six wrong tests. Daarbij moeten zes volgende vragen worden beantwoord: Zijn de redenen voor de sancties legitiem? Treffen ze de bedoelde partijen? Beperken ze zich tot de bedoelde goederen? Zij ze beperkt in de tijd? Zijn ze effectief? Doorstaan ze de Martens-clause test? Die laatste test onderzoekt of de sancties nog een voldoende maatschappelijk draagvlak hebben in de ogen van regeringen, NGO's en in het algemeen de publieke opinie.

Ik sluit me aan bij wat collega Laloy zei. Goedbedoelde economische sancties zijn al te vaak contraproductief. De goede wensen schuilen in de hoop dat de druk op de bevolking zich zal vertalen in een druk op de regering. In landen waar geen democratie naar westers model bestaat, is er echter nagenoeg geen mogelijkheid om het regime gemakkelijk ten val te brengen. Al te vaak wordt het lijden van de bevolking als propagandamiddel gebruikt en misbruikt. De staten die de sancties steunen, worden dan het doelwit van de beschimping in het getroffen gebied.

Economische sancties die al te lang aanslepen en die te algemeen zijn, doen de middenklasse in een land verdwijnen, maken de armen steeds armer en de rijken rijker, aangezien enkel de rijken toegang hebben tot de zwarte markt. Zelfs de secretaris-generaal van de VN onderkende dit in zijn Millennium Report 2000. Daarom verwondert het mij dat aanbeveling 1 van de resolutie uitdrukkelijk vermeldt dat de effectiviteit van economische sancties al meermaals is bewezen. In bepaalde specifieke gevallen is dat zo geweest. Er wordt terecht verwezen naar Zuid-Afrika. Maar vele studies laten een meer realistisch percentage van 5% succes blijken. Enkel de sancties die zijn gericht op de elite en kort van duur zijn, hebben enig effect.

Onze fractie staat achter de resolutie, maar heeft het gevoel dat wat te veel warm en koud wordt geblazen. De tekst spreekt nog te veel over algemene economische sancties, over de afdwingbaarheid en de effectiviteit ervan. Wij hadden als pacifisten meer aandacht willen zien gaan naar de perverse effecten, de remedies en de zogeheten zesvoudige toetssteentest.

De lichte aarzeling van de resolutie kunnen we goed maken door het amendement van de collega's Willame, Maertens, Jean-Marie Dedecker en van mezelf goed te keuren. Het betreft in het bijzonder de economische sancties die sinds 6 augustus 1990 Irak treffen.

Deze sancties zijn de meest complete en de hardste die ooit aan een land zijn opgelegd. Enkel middels het olie-voor-voedsel-programma (oil for food) kwam er in 1996 een lichte versoepeling, waarmee evenwel niet kon worden verhinderd dat er een heuse crisis is ontstaan inzake volksgezondheid. In april 2001 heb ik, in het gezelschap van drie onafhankelijke artsen-specialisten, met eigen ogen kunne vaststellen dat het veroorzaakte leed, vooral bij kinderen en moeders, verschrikkelijk is. Volgens het intussen alom bekende Unicef-rapport van 1999 zijn sindsdien meer dan 1 miljoen kinderen omgekomen. Het aantal misvormingen die kinderen bij de geboorte vertonen, heeft als gevolg van een acuut gebrek aan calorierijk voedsel en aan goede en adequate waterzuivering een schrikwekkende vlucht genomen. De sterftegraad is in vergelijking met 1990 verdubbeld en verviervoudigd voor kinderen onder de vijf jaar.

De economische crisis is zo catastrofaal dat de koopkracht van de gemiddelde Iraki nog slechts vijf procent bedraagt van die van 1990. Ten gevolge hiervan hebben in de drie voorbije jaren drie belangrijke diplomaten van de Verenigde Naties ontslag genomen: de heren Dennis Halliday en Hans von Sponek, beiden VN-coördinator voor Irak en mevrouw Burhardt, hoofd van het wereldvoedselprogramma in Irak.

Sinds 11 september zijn velen onder ons alsook vele beleidsmensen op zoek gegaan naar de oorzaken van het diepe ongenoegen dat leeft in de Arabische straat. Het is duidelijk dat dit ongenoegen geenszins legitimeert wat in de Verenigde Staten is gebeurd, deze daden kunnen duidelijk omschreven worden als misdaden tegen de menselijkheid. Het vormt evenwel een voedingsbodem, een bedreiging voor het vreedzaam naast elkaar leven van volkeren en gemeenschappen. Onze minister van Buitenlandse zaken Louis Michel deed een wijze uitspraak, toen hij in het vliegtuig tussen Islamabad en Teheran aan een journalist van VTM toegaf dat de sancties tegen Irak minstens verzacht moeten worden. Blijkbaar was dat duidelijk geworden tijdens zijn gesprek met president Musharraf van Pakistan.

In het vooruitzicht van een mogelijk bezoek van België als voorzitter van de Europese Unie aan Irak, lijkt het ogenblik mij meer dan geschikt om te pleiten voor een opheffing van het economisch embargo tegen Irak en de vervanging ervan door een embargo op wapens en financiële sancties en/of reisbeperkingen ten aanzien van de leiders en de elite van het land. Marc Bossuyt, onafhankelijk waarnemer, gerespecteerd rechter, adviseur van de Verenigde Naties en zeker geen marxist of antiglobalist heeft in zijn rapport van 21 juni 2000 alle noodzakelijke juridische argumenten aangehaald om dit sanctieregime als internationaal illegaal te omschrijven. Ook anderen, zoals professor Cohen van de Gentse Universiteit en professor Suy, voormalig ondersecretaris van de Verenigde Naties sluiten zich uitdrukkelijk bij hem aan.

De Senaat zou zijn taak van reflectiekamer, met name in internationale aangelegenheden, alle eer aandoen met de goedkeuring van dit amendement. Het zou een duidelijk signaal zijn aan de regering, aan de internationale gemeenschap en in het bijzonder aan onze Arabische vrienden dat wij niet langer tolereren dat de Irakese bevolking verder gebukt moet gaan onder een onmenselijk en illegaal embargo.

(M. Jean-Marie Happart, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

-La discussion est close.