2-561/5 | 2-561/5 |
19 JULI 2001
De Senaat,
A. eraan herinnerend dat tijdens de jaren '90 veel vaker sancties, en dan vooral economische sancties, zijn genomen krachtens artikel 41 van het Handvest van de Verenigde Naties dan tijdens de vorige decennia;
B. ervan uitgaand dat de internationale gemeenschap nu voldoende ervaring heeft opgedaan om een evaluatie te maken van dit soort maatregelen en om meer precieze regels voor hun gebruik vast te stellen;
C. zich daarom verheugend over de debatten die over deze kwestie zijn gevoerd in de Verenigde Naties en vooral in de Veiligheidsraad, en over de opmerkelijke studies en het onderzoek die hierover op initiatief van bepaalde regeringen en NGO's zijn verricht;
D. ervan overtuigd dat de maatregelen van de Verenigde Naties overal moeten worden toegepast en dat alle obstakels die zulks in de weg staan, moeten worden opgeruimd; en daarom bezorgd over het feit dat de balans van de toepassing van de economische sancties door de Verenigde Naties niet onverdeeld positief is en dat bepaalde sancties zwaar betwist worden, wat zich uit in een groeiend scepticisme en wantrouwen ten aanzien van dit instrument waarmee de Veiligheidsraad de internationale vrede en veiligheid probeert te waarborgen;
E. beseffend dat de toepassing van de door de Veiligheidsraad besloten sancties door de lidstaten vaak te wensen overlaat en ervan overtuigd dat het toezicht op deze sancties en de middelen om ze te doen naleven aanzienlijk moeten worden uitgebreid;
F. zich ervan bewust dat de humanitaire gevolgen van de economische sancties verergeren naarmate de wereldeconomie sterker gekenmerkt wordt door groeiende wederzijdse afhankelijkheid en dat juist dit fenomeen maakt dat de publieke opinie zich van deze sancties afkeert;
G. benadrukkend dat vooral de stelsels van algemene sancties de levensomstandigheden in het geviseerde land zodanig bemoeilijken dat de grenzen van het aanvaardbare worden overschreden omdat de hele bevolking zonder onderscheid lijdt, terwijl de bedoeling van de sancties is om de regering (of eventueel andere niet-staatgebonden actoren die bij het conflict betrokken zijn) te dwingen om de resoluties van de Veiligheidsraad na te leven;
H. overwegende dat de ongewenste gevolgen voor de bevolking nog veel erger zijn als de algemene sancties voor onbepaalde tijd worden genomen, of wanneer zij gericht zijn tegen ontwikkelingslanden die niet de nodige middelen hebben om deze gevolgen minstens gedeeltelijk op te vangen, of wanneer zij gericht zijn tegen autoritaire regimes omdat de leidende figuren dan meestal ontsnappen aan de sancties én aan de afkeuring van de bevolking of zelfs paradoxaal genoeg profiteren van deze sancties om zich te verrijken door de controle op de zwarte markt of om hun greep op de bevolking te versterken;
I. ook gevoelig voor de negatieve impact van de door de Verenigde Naties opgelegde economische sancties op derde landen die handelspartners zijn van de geviseerde Staat, en vooral op de buurlanden, die vaak aanzienlijke verliezen lijden en niet genoeg hulp krijgen van de rest van de internationale gemeenschap ondanks de bepalingen van artikel 50 van het Handvest van de Verenigde Naties waardoor deze buurlanden minder geneigd zijn om de sancties strikt toe te passen;
J. het onderscheid benadrukkend dat moet worden gemaakt tussen de sancties waartoe de Veiligheidsraad besluit en de sancties die andere Staten, unilateraal of in overleg, gebruiken als instrument in hun buitenlands beleid;
K. erop wijzend dat het Handvest van de Verenigde Naties weliswaar niet raakt aan het soevereine recht van elk land (of landengroep) om te beslissen met welke landen het economische en handelsrelaties onderhoudt of om deze eventueel te verbreken om zijn ongenoegen aangaande het door dat land gevoerde beleid te uiten, maar dat het niettemin zo is dat :
dergelijke economische sancties nooit bindend zijn voor derde landen of hun burgers,
de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bevoegd zijn om deze sancties te beoordelen op het vlak van de internationale vrede en veiligheid overeenkomstig de artikelen 34 en 35 van het Handvest van de Verenigde Naties;
L. vaststellend dat het statuut van de economische sancties als instrument ongeacht of het gaat om sancties opgelegd door de Verenigde Naties of door Staten niet voldoende duidelijk is op internationaalrechtelijk vlak, vooral wat betreft de humanitaire vereisten;
1. bevestigt dat de economische sancties, waarvan de efficiëntie al meermaals is gebleken, een nuttig en legitiem instrument zijn waarmee de Veiligheidsraad de internationale vrede en veiligheid kan waarborgen, op voorwaarde dat zij goed zijn overwogen en goed worden toegepast;
2. doet de volgende aanbevelingen om de sancties van de Verenigde Naties efficiënter en rechtvaardiger te maken en ervoor te zorgen dat zij overal worden aanvaard en toegepast :
a) wanneer de Veiligheidsraad economische sancties neemt, dient hij oog te hebben voor het geheel van de middelen waarover hij beschikt om een opstandige Staat te dwingen om zijn resoluties na te leven en voor de specifieke plaats die de economische sancties in dat arsenaal bekleden; de economische sancties mogen geen automatisme of lapmiddel worden, met andere woorden een oplossing waarvoor uit gemakzucht wordt gekozen veeleer dan voor andere middelen die gezien de omstandigheden passender zouden zijn maar die een grotere inspanning vragen van de internationale gemeenschap, zoals het zoeken naar een diplomatieke oplossing of, aan de andere kant van het scala, een militaire dwangmaatregel; zo moet ook voor ieder geval apart worden nagegaan of de efficiëntie van de sancties niet kan worden verhoogd door ze te combineren met als aansporing bedoelde maatregelen;
b) over de sancties zelf moet beter worden nagedacht :
de doelstellingen moeten duidelijk gedefinieerd en realistisch zijn, wat ook impliceert dat voor de volledige of gedeeltelijke opheffing van deze sancties vanaf het begin objectieve criteria worden vastgesteld;
de activiteiten waarvoor beperkingen gelden, moeten zo precies mogelijk worden gedefinieerd teneinde dubbelzinnigheid over de draagwijdte van de sancties te voorkomen en de toepassing ervan te vergemakkelijken; de geldende technische terminologie moet in de resoluties worden gebruikt, vooral wanneer het gaat om wapenembargo's en financiële beperkingen;
de algemene economische sancties zijn zoveel mogelijk te vermijden omdat te veel onschuldige mensen daaronder lijden; de voorkeur moet gaan naar gerichte of « intelligente » sancties, die vooral de politieke leiders van het geviseerde land treffen; interessant in dat verband zijn vooral financiële sancties (bijvoorbeeld het bevriezen van buitenlandse bankrekeningen), reisbeperkingen en wapenembargo's;
ongeacht hun aard moet de Veiligheidsraad steeds een studie maken van de niet-gewenste gevolgen van de voorgenomen sancties, zowel van de humanitaire gevolgen voor de bevolking van het geviseerde land als van de economische gevolgen voor andere landen, met name de buurlanden; indien nodig moet van bij het begin worden voorzien in humanitaire uitzonderingen om de meest kwetsbare groepen in het geviseerde land te beschermen en/of dient een bepaling te worden goedgekeurd om de verliezen van derde landen te compenseren;
de sancties moeten steeds voor een bepaalde duur gelden, opdat voor de handhaving of annulering ervan na deze periode in de Veiligheidsraad dezelfde meerderheid wordt gevonden als bij de oorspronkelijke beslissing om de sancties op te leggen;
c) op de toepassing van de sancties moet nauwkeurig worden toegezien door de sanctiecomités van de Veiligheidsraad, wat betekent dat de mogelijkheden daartoe binnen de Verenigde Naties aanzienlijk moeten worden uitgebreid; dit toezicht betreft drie aspecten :
de verwezenlijking van de doelstellingen van de sancties; dit wil zeggen : de mate waarin het geviseerde land de betrokken resoluties van de Veiligheidsraad naleeft;
de tenuitvoerlegging van de sancties door de lidstaten van de Verenigde Naties die ze moeten toepassen (meestal alle lidstaten);
de eventuele ongewenste gevolgen van de sancties voor de bevolking van het geviseerde land en voor derde landen;
d) de Veiligheidsraad moet rekening houden met de resultaten van het toezicht op de sancties; hij moet met name bereid zijn om de oorspronkelijk genomen sancties eventueel aan te passen (en dan vooral aan het gedrag van het geviseerde land) en om de nodige begeleidingsmaatregelen te nemen (met name om de ongewenste gevolgen op te vangen); vastgestelde schendingen van de sancties, en met name van de wapenembargo's, moeten openbaar worden gemaakt en de schuldigen aangewezen, ongeacht of het gaat om Staten of andere entiteiten;
3. dringt erop aan dat de Veiligheidsraad de momenteel geldende sancties van de Verenigde Naties evalueert, met inbegrip van de sancties tegen Irak, in het licht van de hierboven opgesomde principes;
4. zet alle Staten aan de door de Verenigde Naties opgelegde sancties toe te passen en de nodige wetgeving goed te keuren om schendingen van de sancties en vooral van de wapenembargo's te bestraffen;
5. nodigt de regionale en subregionale organisaties uit bij te dragen tot de tenuitvoerlegging van de door de Verenigde Naties opgelegde sancties door te streven naar een uniforme toepassing van deze sancties door hun lidstaten, door mee te werken met de sanctiecomités van de Veiligheidsraad bij de controle op de toepassing van de sancties door deze Staten, of op andere manieren;
6. vraagt de Staten het instrument van de economische sancties met de grootst mogelijke omzichtigheid te gebruiken in hun buitenlands beleid, om oog te blijven hebben voor de humanitaire gevolgen van deze maatregelen die immers verstrekkend kunnen zijn, zoals het geval van Burundi aantoont, en zich in elk geval te onthouden van acties die indruisen tegen de wil van de internationale gemeenschap zoals die tot uiting komt in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties of in de Veiligheidsraad;
7. spreekt zich categorisch uit tegen de goedkeuring door een Staat van wetten of andere maatregelen met extraterritoriale werking die tot doel hebben derde Staten of hun burgers te verplichten om de door die Staat genomen economische sancties toe te passen;
8. vraagt de Staten om in het kader van de Verenigde Naties na te denken over een internationaal rechtsinstrument dat de humanitaire regels vaststelt die moeten worden nageleefd bij de toepassing van economische sancties, zowel door de Verenigde Naties als door Staten;
9. roept de parlementen en de parlementsleden op hun wetgevende functie en hun controlerecht tegenover de regering ten volle uit te oefenen met betrekking tot de economische sancties;
10. vraagt de Belgische regering om de inhoud van deze resolutie te verdedigen bij de Europese Unie en de Verenigde Naties.