2-816/1 | 2-816/1 |
29 JUNI 2001
De laatste jaren hebben dramatische criminele gebeurtenissen ons land geteisterd (bende van Nijvel, ontvoeringen en moord op kinderen ...). Die gebeurtenissen hebben pijnlijk duidelijk gemaakt dat de slachtoffers in ons strafrechtelijk systeem over het algemeen in een tamelijk zwakke positie stonden. In het strafproces kregen zij een te verwaarlozen plaats.
De discussies die deze vaststelling heeft opgewekt, hebben tot een aantal hervormingen van de strafrechtspleging geleid die tot doel hadden slachtoffers van gewelddaden opnieuw in het middelpunt van het gerechtelijk debat te brengen, naast de daders van de strafbare feiten. Slachtoffers en daders worden momenteel in het strafproces meer op gelijkwaardige manier behandeld.
Deze hervormingen van de strafrechtspleging (we denken aan de zogenaamde « wet-Franchimont ») en inzake de opvang van benadeelde personen hebben een eerste aanzet gegeven tot een slachtofferstatuut.
Dit mechanisme moet nu worden ontwikkeld en uitgebreid teneinde heuse rechten van het slachtoffer vast te stellen.
Dit voorstel wil daartoe bijdragen. Het gaat verder dan de procedureaspecten waar tot nog toe de nadruk op lag. Het wil ervoor zorgen dat de slachtoffers van gewelddaden zo snel mogelijk een eerste schadevergoeding kunnen krijgen.
De wet van 1 augustus 1985, waarmee een commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden werd ingesteld, tracht de door de slachtoffers geleden schade te vergoeden wanneer de daders onvermogend blijken. Zo kan het verlies van inkomsten, de morele schade, het fysieke en psychische lijden in elk geval worden vergoed, maar pas aan het einde van het strafproces en nadat is vastgesteld dat de dader onvermogend is.
Hoewel het belangrijk is dat een eventueel inkomstenverlies wordt vergoed, lijkt het ons nog essentiëler en dringender ervoor te zorgen dat het slachtoffer, vooraleer het enige schadevergoeding krijgt, niet gedwongen is om de omvangrijke kosten veroorzaakt door de gewelddaad zelf te betalen. In de praktijk is dat nochtans wat meestal gebeurt, aangezien het slachtoffer de kosten moet dragen van de verzorging die hij nodig heeft ten gevolge van de ondergane (lichamelijke of psychische) mishandelingen.
Om deze situatie te verhelpen, stellen wij voor de bepalingen van de wet van 1 augustus 1985 over noodhulp te wijzigen.
Het voorgestelde systeem berust op drie principes :
1º de terugbetaling van ziekenhuiskosten moet snel en prioritair gebeuren. Volgens de huidige tekst van artikel 36 van de wet, hanteert de commissie bij de beoordeling van het verzoek om noodhulp als criterium de vraag of « elke vertraging bij de hulpverlening de verzoeker een aanzienlijk nadeel zou kunnen berokkenen ». De hier voorgestelde tekst voert een vermoeden van nood in wanneer het gaat om medische en ziekenhuiskosten als bedoeld in artikel 32, § 1, 4º, van de wet;
2º er moet voor worden gezorgd dat de commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden de medische en ziekenhuiskosten volledig en automatisch ten laste neemt. Om ervoor te zorgen dat dit inderdaad automatisch gebeurt, schaft dit voorstel de beoordelingsbevoegdheid af die de commissie is toegekend door artikel 33 van de wet, dat bepaalt dat de hulp « naar billijkheid » wordt vastgesteld, rekening houdend met de financiële toestand van de verzoeker en met zijn gedrag op het ogenblik van het ontstaan van het nadeel. Het doel van dit voorstel is immers heuse « rechten van het slachtoffer » vast te stellen. Zoals een kind recht heeft op kinderbijslag, en een werknemer op een werkloosheidsuitkering zonder dat men rekening houdt met het vermogen van de ouders of de werkloze, zo moet elk slachtoffer er recht op krijgen dat de overheid de kosten van de medische zorg ten gevolge van een gewelddaad ten laste neemt.
Die tenlasteneming mag overigens niet beperkt blijven tot de som van 300 000 frank waartoe de noodhulp momenteel is begrensd, maar moet de werkelijke medische en ziekenhuiskosten dekken. Uiteraard worden alleen de kosten ten laste genomen die het slachtoffer zelf worden aangerekend buiten het gewone optreden van de sociale zekerheid; in dat verband wordt niet afgeweken van het principe dat is vastgesteld in artikel 31, § 1, 1º;
3º ten slotte moeten er, aangezien de commissie alle medische en ziekenhuiskosten automatisch ten laste neemt en geen beoordelingsbevoegdheid meer heeft aangaande het gedrag van het slachtoffer, waarborgen worden ingebouwd voor de Staat. Dit voorstel machtigt de Staat er dan ook toe de noodhulp met betrekking tot medische en ziekenhuiskosten gedeeltelijk of geheel terug te vorderen als uit een gerechtelijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden blijkt dat het slachtoffer zelf gedeeltelijk verantwoordelijk is voor het ontstaan van het nadeel. Het is immers niet de bedoeling het slachtoffer een voordeligere « deal » te bieden dan het zou krijgen na een gerechtelijke procedure tegen de dader van de gewelddaad.
Wij hopen en menen dat dit voorstel ervoor kan zorgen dat in de toekomst beter wordt tegemoet gekomen aan de altijd moeilijk en vaak catastrofale materiële situatie van het slachtoffer, wiens leven op sociaal en affectief vlak in elk geval onherstelbaar getekend blijft door een ongelukkig toeval dat hem het pad heeft doen kruisen van gewetenloze schurken en boosdoeners.
Jean-Pierre MALMENDIER. |
Artikel 1
Dit voorstel regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 36 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wordt gewijzigd als volgt :
1º de eerste 4 leden vormen § 1 en worden aangevuld met een § 2, luidende :
« § 2. Met betrekking tot de kosten bedoeld in artikel 32, 4º, wordt altijd vermoed dat het om noodhulp gaat. Artikel 33 is niet van toepassing wanneer de commissie zich uitspreekt over een verzoek tot tenlasteneming van de kosten bedoeld in het vorige lid. De commissie houdt rekening met het werkelijke bedrag van de kosten en past de in het laatste lid van § 1 vastgestelde begrenzing niet toe. »
2º het laatste lid wordt § 3.
Art. 3
Artikel 38 van dezelfde wet wordt aangevuld met een § 4, luidende :
« § 4. De Staat kan eveneens de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de noodhulp bedoeld in artikel 36, § 2, eisen, als uit een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing blijkt dat het slachtoffer geheel of gedeeltelijk zelf de verantwoordelijkheid draagt. »
Jean-Pierre MALMENDIER. |