(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Op het internet vond ik een lijst met de namen en adressen van de NGO's in België.
Op het adres Kazernestraat 68 trof ik volgende NGO's aan :
Anti-Imperialistische Bond Steunfonds Derde Wereld;
Geneeskunde voor de Derde Wereld;
IKOVE of Initiatiefkomitee voor de verdediging van de vrede in Europa;
Steunfonds Derde Wereld.
Het adres Kazernestraat 68 is de achteringang van het nationale secretariaat van de extreem-linkse PVDA.
Graag deze vragen voor elk van deze NGO's :
1. Welke van deze NGO's zijn door de overheid erkend ?
2. Welk bedrag aan subsidie of andere toelaten ontvingen zij in het jaar 2000 ?
3. Welke exacte projecten werden door hen met deze gelden gefinancierd ? In welke landen ?
4. Wordt er met overheidsgeld personeel tewerkgesteld ? Zo ja, wie en met welke functie ?
5. Welke controle wordt er door de overheid uitgeoefend op de besteding van de toegekende gelden ? Bestaat er een inspectie die controle uitvoert ?
6. Welke controle wordt er door de overheid uitgeoefend op de taakinvulling van de eventuele personeelsleden ?
7. Zo ja, werd één van deze NGO's geïnspecteerd de afgelopen drie jaar ? Welke waren de bevindingen van deze eventuele inspectie ?
8. Zijn deze NGO's aanwezig in enig adviserend orgaan of enig overlegorgaan van de overheid ? Zo ja, hetwelk ?
9. Meent de geachte minister dat de vestiging van maar liefst vier NGO's op hetzelfde adres, aan de achterzijde van het nationaal secretariaat van een politieke partij, wijst op misbruik ? Welk onderzoek zal de geachte minister terzake laten uitvoeren ?
Antwoord : 1. Geneeskunde voor de Derde Wereld en Steunfonds Derde Wereld zijn door de overheid erkend als NGO overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 juli 1997 betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties. Zij vormen het samenwerkingsverband BIA (Bevrijde Internationale Actie) samen met de VZW Filipijnengroepen België en de VZW « Association des réfugiés latino-américains et des Caraïbes » (ARLAC).
2. In het jaar 2000 ontving het samenwerkingsverband BIA binnen de programmafinanciering (koninklijk besluit van 18 juli 1997) een bedrag van 25 486 052 frank. Daarnaast ontving Steunfonds Derde Wereld binnen de projectfinanciering van het koninklijk besluit van 12 maart 1991 een subsidie van 4 846 897 frank en Geneeskunde voor de Derde Wereld 637 909 frank voor het uitzenden van personen binnen het koninklijk besluit van 28 maart 1995.
3. Volgende projecten en acties werden in 2000 gesubsidieerd :
Binnen de projectfinanciering van het koninklijk besluit 1991
1) Uitbouw van de gezondheidsdiensten in Libmanan en Sipicot Bicol, Filipijnen.
2) Schoolgezondheidszorg in de West Bank, Jordanië.
3) Alfabetisering van arbeiders, Burkina Faso.
Binnen de programmafinanciering 1998-2002
· Partnerfinanciering
1) Basisgezondheidszorg in Kinshasa, Congo.
2) Promotie van de volksgezondheid in Centro Havana, Cuba.
3) Ondersteuning van de mensenrechtenactiviteiten, Mexico.
4) Educatief werk onder medische werkers en studenten, Filipijnen.
5) Aankoop en distributie en promotie van essentiële geneesmiddelen, Filippijnen.
6) Vorming en publicatieprogramma voor arbeiders, Filipijnen.
· Vorming
1) Ontwikkelen van de solidariteit met Cuba, België.
2) Permanente Educatie, België.
3) Tijdschrift Internationale Solidariteit, België.
4) Bevrijdende gezondheidszorg, België.
4. In 1999 (de gegevens van 2000 zijn pas beschikbaar vanaf 31 mei 2001) werden in het Belgisch secretariaat volgende functies (sommige niet voltijds) ten bedrage van 3 586 137 frank voorzien : drie projectadministrators, drie educatief werkers, twee verantwoordelijke coöperanten en één verantwoordelijke bevrijdende gezondheidszorg. Er waren tevens vier NGO-coöperanten op de Filipijnen, twee in Mexico, twee in de DRC en één in Rwanda tewerkgesteld. Aangezien er geen rechtstreekse band bestaat tussen de overheid en de tewerkgestelden is het niet mogelijk namen te vermelden, rekening houdend met de wetgeving op de privacy.
5. De wettelijke basis om de aanwending en het gebruik van subsidies te controleren wordt gevormd door de artikelen 55 tot en met 57 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit.
In de praktijk kunnen verschillende niveaus van controle worden onderscheiden waarbij verschillende instanties zijn betrokken.
a) Controle door de Dienst NGO Medefinanciering van DGIS
Op basis van artikel 10 van het koninklijk besluit van 18 juli 1997 dient elke NGO, die een subsidie geniet, bij de minister een jaarverslag in te dienen. Dit jaarverslag bevat een activiteitenverslag en een financieel verslag, opgemaakt volgens een model vastgelegd door de minister en gecontroleerd door een bedrijfsrevisor.
Wat het activiteitenverslag betreft : controle van de bereikte doelstellingen en van de inhoud van de gerealiseerde activiteiten in vergelijking met het goedgekeurde actieplan.
Wat het financieel verslag betreft : controle van de uitvoering van de voor het actieplan goedgekeurde begroting en van het naleven van de gecoördineerde wetten op de rijksbegroting van 17 juli 1991. Het financieel verslag wordt eerst globaal nagekeken door de dossierbeheerder zodat die een zicht krijgt op de kosten van de activiteiten (kosten-batenanalyse). Nadien gebeurt er een grondige controle door de boekhouders, die gepaard gaat met een bezoek aan de zetel van de NGO.
Deze dienst realiseert jaarlijks ook controlezendingen door de boekhouders en dossierbeheerders op het terrein. Dit houdt in dat er een grondige boekhoudkundige controle wordt uitgevoerd bij de lokale partners en dat er tevens wordt nagegaan dat de activiteiten vermeld in het jaarverslag werkelijk hebben plaatsgehad.
b) Dienst Interne Controle en dienst Inspectie en Controle van DGIS
De dienst Interne Controle verifieert de gecontroleerde jaarverslagen vooraleer deze aan het Rekenhof worden doorgezonden. Het gaat hier dus om een controle van de controle.
De dienst Inspectie en Controle van de DGIS gaat ter plaatse op het terrein om na te gaan of bepaalde activiteiten daadwerkelijk werden gerealiseerd. Het verslag van de activiteiten van deze dienst wordt aan het Parlement bezorgd.
c) Alle documenten met betrekking tot de door DGIS gesubsidieerde activiteiten worden bezorgd aan de bevoegde attachés voor internationale samenwerking in de partnerlanden of aan het bevoegde posthoold. Dit laat hen toe ten gepaste tijde controles of werkbezoeken uit te voeren.
d) Tenslotte zijn er de controles die worden uitgevoerd door het Rekenhof. Deze gebeuren eveneens op basis van de jaarverslagen die door de NGO werden opgesteld maar kunnen desgewesnt worden uitgebreid tot een bezoek aan de zetel.
Ik vestig er uw aandacht op dat, naast de talrijke opgesomde controlemogelijkheden, er ook nog evaluaties worden uitgevoerd. Deze evaluaties hebben weliswaar in de eerste plaats een beleidsmatige functie, maar zij bevatten anderzijds ook de elementen die toelaten het goede verloop van een activiteit in te schatten. Wat de NGO-werking betreft, wijs ik er in het bijzonder op dat, over een periode van 5 jaar, minstens 1 % van de subsidie besteed moet worden aan interne evaluaties, uitgevoerd door onafhankelijke experts. De resultaten van deze evaluaties moeten worden toegevoegd aan het jaarverslag.
6. Het inzetten van coöperanten gebeurt op basis van een contract van bepaalde duur van maximum 24 maanden. De acties van de NGO-coöperant moeten voortvloeien uit een overleg met de lokale partner waarbij de positieve effecten van de actie gegarandeerd worden. Deze garanties en hun uitvoeringsmodaliteiten moeten vermeld worden in het samenwerkingsakkoord.
Verder verwijs ik u op de mogelijkheden van controle op het terrein, zoals beschreven onder 5.
7. Op 24 en 25 februari 1998 werd door drie ambtenaren van de DGIS, namelijk twee boekhouders en de dossierbeheerder van Steunfonds Derde Wereld, een controle op het secretariaat in België uitgevoerd. Ingevolge deze controle werden enkele subsidies teruggevorderd.
Tevens werd eind 1998 een analyse uitgevoerd van de partnerrelatie in de Filipijnen in het kader van een globale evaluatie, uitgevoerd door een externe expert.
8. Neen.
9. Bij de erkenning wordt inzake lokalen rekening gehouden met de criteria vervat in het koninklijk besluit van 18 juli 1997. Verder wordt er geen rekening gehouden met eventuele buren.