2-125 | 2-125 |
De heer Frans Lozie (AGALEV). - In juni 1999 benoemde de vorige minister van Justitie na een omstreden wervingsprocedure een verbindingsofficier op de Belgische ambassade in Washington, die tevens bevoegd zou zijn voor Canada. Een tegenkandidaat tekende toen meteen verzet aan bij de Raad van State. Kort na het aantreden van de huidige regering besloot de huidige minister van Justitie die benoeming te schorsen en een nieuwe wervingsprocedure op te starten. Die beslissing werd bijna onmiddellijk door de Raad van State tenietgedaan. Sindsdien heeft de Raad van State nog geen uitspraak gedaan over het oorspronkelijke beroep dat werd ingesteld.
Kan de minister verklaren waarom er tot op vandaag, ongeveer twee jaar na het indienen van het verzet bij de Raad van State, nog steeds geen uitspraak is gevallen? Heeft dit te maken met een te grote hoeveelheid werk? Hoeveel beroepen tegen benoemingsbeslissingen van de vorige minister van Justitie zijn op het ogenblik nog hangende bij de Raad van State? Wat is de gemiddelde achterstand in de uitspraken?
Kan de minister een verklaring geven voor het langdurig uitblijven van uitspraken en zijn er hierbij structurele problemen aantoonbaar? Bereidt de minister eventueel maatregelen voor om die achterstand weg te werken?
Op basis van welke criteria bepaalt de Raad van State de volgorde waarin hij beroepsprocedures tegen benoemingen afwerkt? Het is toch onaanvaardbaar dat een omstreden benoeming twee jaar na datum nog steeds niet door de Raad van State is beslecht! Dat is onaanvaardbaar voor zowel de kandidaat die het verzet heeft aangetekend, als voor degene die benoemd werd.
De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken. - Ik merk vooreerst op dat deze kwestie reeds het voorwerp uitmaakte van een vroegere vraag van de heer Lozie, meer bepaald in de plenaire zitting van 14 oktober 1999. Ik heb toen geantwoord dat de aanstellingsbeslissing zou worden ingetrokken en de procedure zou worden hernomen.
Op 14 oktober 1999, dus de dag zelf van mijn toenmalige verklaring omtrent onder meer deze zaak, werden twee ministeriële besluiten genomen: een eerste tot het met onmiddellijke ingang stopzetten van de aanstelling als verbindingsofficier, en een tweede om een einde te maken aan de detachering van de aangestelde persoon bij het Commissariaat-generaal van de Gerechtelijke politie.
Verder werden, als logisch gevolg van de twee voormelde besluiten, schikkingen getroffen voor het hernemen van de selectieprocedure; de nieuwe oproep tot kandidaten werd afgesloten op 5 november 1999. Dezelfde twee personen stelden zich opnieuw kandidaat.
De uitwerking van de twee genomen ministeriële besluiten werd evenwel bij arresten van 26 oktober 1999 van de Raad van State, gewezen op verzoek van 19 oktober 1999 van de aanvankelijk aangestelde persoon, onmiddellijk geschorst.
Bovendien verzocht de aanvankelijk aangestelde bij dezelfde gelegenheid de Raad van State om de twee besluiten te vernietigen ten gronde. Daaromtrent is de procedure nog hangende.
Wat betreft het hoofdgeschil, zijnde de verzetprocedure door de tegenkandidaat, kan ik niet ingaan op de inhoudelijke evolutie van deze kwestie. Ik beperk er mij toe te stellen dat de pleidooien over het verzoek tot schorsing van de benoeming werden gehouden op 17 mei van dit jaar en dat het arrest verwacht wordt in de loop van deze maand.
In verband met het langer uitblijven van arresten en de vragen die daaruit zouden kunnen voortvloeien betreffende de werkwijze van de Raad van State, merk ik op dat de Raad van State een door de Grondwet ingerichte administratieve jurisdictie sui generis is, met specifiek bij wet geregelde organisatie en bevoegdheden, en evenzeer met een specifieke bij Regentsbesluit geregelde procedure.
Bovendien is de Raad van State organisatorisch gekoppeld aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Eventuele vragen of bedenkingen omtrent achterstand en beleid bij de afhandeling van zaken zijn dan ook veeleer te richten tot mijn collega van dat departement. Ik zal straks antwoorden in eigen naam.
Wat betreft het aantal aangevochten benoemingsbeslissingen specifiek voor Justitie, is het vanzelfsprekend dat een ideale situatie zonder betwistingen nauwelijks denkbaar is: er zijn dus inderdaad een reeks procedures hangende in verband met uiteenlopende beroepen in de gerechtelijke sfeer, maar geenszins in dergelijke grote aantallen dat van een verlammend effect op het justitieel apparaat zou kunnen gesproken worden.
Aldus blijken momenteel bijna 400 zaken - circa 160 betreffende Franstaligen, circa 230 betreffende Nederlandstaligen - hangende te zijn, waarvan de oudste teruggaan tot het jaar 1997.
Voor wat de vraag aan mijzelf betreft, heb ik nadere inlichtingen gevraagd aan de eerste voorzitter van Raad van State. Ik merk echter vooraf op dat de Raad van State zelf beslist over de organisatie van zijn werkzaamheden en de volgorde waarin de aanhangige zaken worden afgehandeld.
Je dois vous dire qu'il y a un problème de retard général au Conseil d'État. C'est vrai dans la section de législation qui ne comporte que deux chambres francophones et deux chambres néerlandophones. C'est vrai également au niveau du contentieux. Une des raisons de ce retard est la multiplication effrayante de recours introduits dans le cadre du contentieux des étrangers qui représente actuellement 60 à 70% du total du contentieux du Conseil d'État.
Dès que je disposerai des renseignements que j'ai demandés au Premier président, je vous en ferai évidemment part.
De heer Frans Lozie (AGALEV). - Voor het incident, dat dateert van het begin van deze regeerperiode, is nog altijd geen beslissing ten gronde gevallen. De mededeling van de minister van Justitie dat de pleidooien inmiddels werden gehouden en dat het arrest nog deze maand wordt verwacht, verheugt mij.
Als onafhankelijk rechtscollege moet de Raad van State zijn werkzaamheden uiteraard zelf kunnen regelen. Ik hoop dat dit gebeurt op basis van objectieve criteria.
-Het incident is gesloten.