2-104

2-104

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 29 MAART 2001 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid over «bepaalde sociaalrechtelijke problemen in het kader van buitenlandse adopties» (nr. 2-418)

De voorzitter. - De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - In het raam van buitenlandse adopties wordt vaak vereist dat de kandidaat-adoptanten enige tijd, voorafgaand aan de eigenlijke adoptie, in het land van herkomst van het geadopteerde kind verblijven. Soms is een verblijf van twee tot drie weken onafwendbaar. Met het oog op een goede nazorg is na de eigenlijke adoptie vaak een verlengd verblijf in het land van herkomst aangewezen.

Voor werklozen kan hier een probleem rijzen. Opdat een werkloosheidsuitkering zou kunnen worden toegekend, dient een werkloze ondermeer aan volgende voorwaarden te voldoen: effectief in België verblijven, zich onderwerpen aan de controle en beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Dit houdt in dat het voor een werkloze kandidaat-adoptieouder vaak praktisch onmogelijk is om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor het verkrijgen en behouden van een werkloosheidsuitkering. Ook de mogelijkheid van het kort verzuim biedt in dergelijke gevallen geen oplossing.

Werknemers hebben in principe ook bij buitenlandse adoptie recht op ouderschapsverlof in het raam van loopbaanonderbreking. Het ouderschapsverlof gaat in op het ogenblik van de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft. Dit zou dus betekenen dat de periode van verblijf van de adoptieouder in het land van herkomst onmiddellijk na de adoptie en vóór de inschrijving niet als ouderschapsverlof wordt beschouwd.

Op welke manier kunnen adoptieouders die gedurende een lange periode in het buitenland verblijven in het raam van een buitenlandse adoptie, hun recht op werkloosheidsuitkeringen behouden zonder hun jaarlijkse vakantie te moeten opnemen?

Kan het verblijf van de adoptieouder in het land van herkomst onmiddellijk na de eigenlijke adoptie en vóór de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, niet worden beschouwd als ouderschapsverlof in het raam van de huidige regeling van de loopbaanonderbreking?

Acht de minister het niet wenselijk het eventueel verplicht verblijf van enkele weken van de kandidaat-adoptieouder in het land van herkomst, voorafgaand aan de eigenlijke adoptie, onder het ouderschapsverlof te laten vallen?

De heer Charles Picqué, minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek. - Als algemene regel geldt dat de werkloze, om recht te hebben op uitkeringen, effectief in België moet verblijven. Deze regel geldt niet alleen in België, maar ook in de andere landen van de Europese Unie. Artikel 10 van de Europese Verordening bepaalt dat de toekenning van werkloosheidsuitkeringen afhankelijk kan worden gesteld van de verblijfsvoorwaarde. In tegenstelling tot bepaalde andere sociale uitkeringen zijn werkloosheidsuitkeringen in principe dus niet uitvoerbaar naar een ander land.

Op deze regel bestaan enkele uitzonderingen. Aangezien het gaat om uitzonderingen dienen deze op een limitatieve manier te worden geïnterpreteerd en toegepast. Zo heeft elke werkloze het recht om, met behoud van zijn uitkeringen, met vakantie in het buitenland te verblijven. Deze periode is, net als bij de werknemers, beperkt tot maximaal vier weken per jaar. In tegenstelling tot de werknemer heeft de werkloze het voordeel dat hij het ogenblik van vakantie volledig vrij kan kiezen. Hij moet enkel op zijn controlekaart aanduiden dat hij vakantie nam. Dit recht op vier weken verblijf in het buitenland kan dus ook gebruikt worden voor een verblijf in het buitenland in het raam van adoptie.

Daarbuiten bestaat er geen specifieke regeling die een verblijf in het buitenland in het raam van adoptie zou toelaten met behoud van de uitkeringen. Deze situatie is trouwens vergelijkbaar met deze van een werknemer, die in principe ook geen recht heeft op loon tijdens een langere periode van verblijf in het buitenland wegens adoptie.

Het recht op ouderschapsverlof wegens adoptie van een kind geldt gedurende een periode van vier jaar die een aanvang neemt op het ogenblik van de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft.

Het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het raam van de onderbreking van de beroepsloopbaan is niet van toepassing op de periode van verblijf van de adoptieouders in het land van herkomst van het kind indien dit verblijf de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister voorafgaat.

Het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 is inderdaad bedoeld om de werknemer toe te laten zorg te dragen voor zijn kind, en niet om hem de gelegenheid te geven administratieve formaliteiten te vervullen die inherent zijn aan de adoptie van een kind van buitenlandse nationaliteit. Dit is eveneens het geval voor de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 64 van de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 oktober 1997.

De ministerraad heeft het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 goedgekeurd. In dit akkoord hebben de sociale partners de huidige regels bevestigd die van toepassing zijn op het ouderschapsverlof. Bovendien heeft de Nationale Arbeidsraad in zijn advies van 14 februari 2001 de regering verzocht deze regels te handhaven.

De ministerraad heeft op 9 maart jongstleden het voorontwerp van wet goedgekeurd betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven. Dit voorontwerp van wet bepaalt onder meer dat de werknemer het recht heeft om van het werk afwezig te zijn om een kind in zijn gezin te onthalen in het raam van een adoptie, gedurende tien dagen, te kiezen in de maand volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van het gezin. Gedurende de eerste drie dagen afwezigheid geniet de werknemer het behoud van zijn loon en gedurende de volgende zeven dagen ontvangt hij een uitkering waarvan het bedrag zal worden bepaald door de Koning. Deze uitkering zal aan de werknemer worden uitbetaald in het raam van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Dit voorontwerp van wet ligt op dit ogenblik voor advies voor bij de Nationale Arbeidsraad.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Ik dank de minister omdat hij de taak van mevrouw Onkelinx heeft willen overnemen, maar ik zou hem willen vragen de volgende twee bemerkingen aan de bevoegde minister door te geven.

Wat de werklozen betreft, geldt dit enkel voor gewone werknemers, maar niet voor leerkrachten, bijvoorbeeld. Zij kunnen een adoptie enkel tijdens de schoolvakanties laten plaatsvinden, want zij kunnen die verlofdagen niet opnemen buiten de echte schoolvakanties en dat geeft vaak problemen.

Een tweede element is dat het ouderschapsverlof pas kan worden opgenomen vanaf de inschrijving als lid van het gezin of in het vreemdelingenregister. Dit geeft ook problemen omdat sommige kinderen pas na één jaar kunnen worden ingeschreven. Dit geldt vooral voor kinderen uit India omdat daar geen geboorteakte bestaat maar wel een geboorteverklaring. Het ouderschapsverlof kan bijgevolg ook pas ingaan één jaar na aankomst van het kind in ons land.

-Het incident is gesloten.