2-685/1

2-685/1

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

14 MAART 2001


Wetsontwerp houdende instemming met het Voedselhulpverdrag 1999, en met de Bijlagen, gedaan te Londen op 13 april 1999


INHOUD


MEMORIE VAN TOELICHTING


Een nieuw Voedselhulpverdrag werd onderhandeld op Europees en internationaal niveau in de loop van 1998 en 1999 en is door de meeste conventieleden, waaronder België, ondertekend en neergelegd bij de Verenigde Naties in New York op 30 juni 1999. Aangezien het hier een gemengd verdrag op Europees vlak aanbelangt, is de ratificatie ervan zowel door het Europees parlement als door de nationale parlementen van de 15 Lidstaten vereist.

De onderhavige memorie van toelichting behandelt het historiek en vat de draagwijdte en inhoud van het nieuwe Verdrag samen.

Historiek

De Internationale Tarweovereenkomst van 1986, die bestaat uit het Tarwehandelsverdrag 1986 enerzijds en het voedselhulpverdrag 1986 anderzijds liep af op 30 juni 1995.

De ondertekenaars van deze overeenkomsten, waaronder België in het kader van de Europese Unie, kwamen overeen dat de Internationale Tarweovereenkomst van 1986 zou bijgewerkt en « Internationale Graanovereenkomst » zou worden genoemd, bestaande uit twee afzonderlijke rechtsinstrumenten :

­ het Graanhandelsverdrag 1995 en

­ het Voedselhulpverdrag 1995.

De geldigheidsduur van beide verdragen zou aanvankelijk op 30 juni 1998 aflopen, maar werd met een jaar verlengd (tot en met 30 juni 1999) om de nodige tijd te geven voor onderhandelingen met het oog op de herziening van het Voedselhulpverdrag 1995.

Het Graanhandelsverdrag werd in 1995 grondig aangepast. Voor het nieuwe verdrag van 1999 zijn dan ook geen wijzigingen verwacht. Overeenkomstig artikel 33, lid 2, van het graanhandelsverdrag kan de Internationale Graanraad, bij speciale stemming, dit verdrag na 30 juni 1998 verlengen voor een periode van telkens ten hoogste twee jaar. Dit verdrag werd aldus voor 2 jaar tot in 2001 verlengd.

Er werd overeengekomen dat het Voedselhulpverdrag 1995, dat tot in juni 1999 werd verlengd, grondig zou worden gewijzigd.

Op 29 april 1999 werd het Voedselhulpverdrag 1995 door het Belgisch parlement goedgekeurd.

Het Voedselhulpverdrag 1999

De Europese Commissie en de leden van de Europese Unie besloten het Voedselhulpverdrag van 1995 opnieuw voor onderhandeling open te stellen, aldus gevolg gevend aan de aanbevelingen die de ministers van de tot de Wereldhandelsorganisatie behorende landen op de Conferentie van Singapore in 1996 hebben gedaan in verband met het in Marrakesh in 1994 genomen besluit over maatregelen inzake de mogelijke negatieve effecten van het landbouwhervormingsprogramma op de minst ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden die netto-importeurs van levensmiddelen zijn.

De Europese Commissie werd bij besluit van de Europese Raad van januari 1998 gemachtigd om te onderhandelen, in naam van de Europese Unie (de Europese Gemeenschap en haar lidstaten), over een nieuw Voedselhulpverdrag, op basis van de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtlijnen en rekening houdend met de Europese « Gedragscode » m.b.t. voedselhulp. Deze gedragscode bevat basisprincipes inzake de impact, efficiëntie en kwaliteit van deze activiteiten en legt de nadruk op de coördinatie tussen de donors.

De laatste hand aan de tekst van het Voedselhulpverdrag werd gelegd op de vergadering van de verschillende partners van dit internationaal verdrag (dit zijn Argentinië, Australië, Canada, de Europese Unie in haar geheel, Japan, Noorwegen, de VS. en Zwitserland, verenigd in het Voedselhulpcomité van de Internationale Graanraad) op 24 maart 1999. Op 13 april 1999 werd het Verdrag afgewerkt.

De doelstellingen van het Voedselhulpverdrag 1999 bestaan erin bij te dragen tot de mondiale voedselzekerheid en de internationale gemeenschap in staat te stellen beter te reageren op noodsituaties in de voedselvoorziening en andere voedselbehoeften van ontwikkelingslanden. Dit nieuwe Verdrag dekt alle types van voedselhulp via allerhande operatoren (overheid, niet-gouvernementele organisaties, internationale organisaties, andere openbare entiteiten zoals de Belgische Technische Coöperatie).

De nieuwe accenten van het Voedselhulpverdrag 1999 zijn :

­ de principes van de gedragscode, goedgekeurd door de Europese Unie werden in het Verdrag verwerkt;

­ de lijst van producten die mogen worden geleverd, is aanzienlijk uitgebreid met andere producten dan graan;

­ de dekking van vervoerskosten en andere operationele kosten waarmee de voedselhulptransacties gepaard gaan, mogen voortaan binnen duidelijk afgebakende grenzen deel uitmaken van de operaties binnen het Verdrag, in het bijzonder in noodgevallen;

­ de donors van het Voedselhulpverdrag kunnen voortaan de door hen aangegane verbintenis uitdrukken in tonnen, in waarde of in een combinatie van tonnen en waarde;

­ leden van het nieuwe Voedselhulpverdrag moeten bij de toekenning van hun voedselhulpbijdrage voorrang verlenen aan de minst ontwikkelde landen en de landen met een laag inkomenspeil;

­ het nieuwe Voedselhulpverdrag bevat strengere bepalingen inzake de bevordering van de landbouwontwikkeling ter plaatse en voorziet de mogelijkheid van « driehoekstransacties » en « aankopen ter plaatse;

­ alle hulp die in het kader van het Voedselhulpverdrag aan ontvangers van de minst ontwikkelde landen wordt toegekend, zal hoofdzakelijk worden verstrekt onder de vorm van giften. In het algemeen geldt dat in de vorm van giften verstrekte voedselhulp in het kader van dit Verdrag niet minder dan 80% van de bijdrage van een lid mag uitmaken en de leden moeten, voor zover mogelijk, het percentage geleidelijk proberen te verhogen;

­ om te bepalen of en in welke mate concessionele kredietvoorwaarden op lange termijn in de voedselhulpverdragen moeten blijven, moeten de leden rekening houden met de resultaten van multilaterale onderhandelingen die ook met voedselhulp verband houden;

­ alle leden zijn overeengekomen dat de bepalingen van het nieuwe Verdrag toekomstige onderhandelingen, inclusief die in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, over voedselhulp op basis van concessionele kredietvoorwaarden niet mogen belemmeren of doorkruisen. De Europese Unie en een aantal andere leden hebben opnieuw bevestigd dat zij van oordeel zijn dat voedselhulp onder kredietvoorwaarden niet langer mag voorkomen op de lijst van de voedselhulpacties;

­ het nieuwe Verdrag is erop gericht de doeltreffendheid en de impact van voedselhulptransacties te verbeteren, o.a. door raming van de behoefte aan voedselhulp, toezicht op de verstrekte hulp en samenwerking van de donors van voedselhulp met de ontvangers en andere belanghebbenden. Bovendien kan het verstrekken van voedselhulp in het kader van het nieuwe Verdrag geenszins worden gekoppeld aan commerciële uitvoer van goederen of diensten naar de ontvangende landen;

­ tijdens de onderhandelingen is het overleg met voedselhulp ontvangende landen gehandhaafd. Ook zijn pogingen ondernomen om de lijst van donors uit te breiden en de inspanning zal worden voortgezet.

De Belgische bijdrage inzake het Verdrag 1999

De jaarlijkse verbintenis van elk lid is opgenomen in het Verdrag, met een totale minimale jaarlijkse bijdrage van 4 895 000 ton tarwe-equivalent :

Lid van het Verdrag
­
Membre de la Convention
Aantal tonnen
(tarwe-equivalent) (ton)
­
Tonnage
(équivalent blé) (tonnes)
Waarde
­
Valeur
Totale indicatieve waarde
­
Valeur indicative totale
Argentinië. ­ Argentine 35 000 ­ ­
Australië. ­ Australie 250 000 ­ 90 000 000 AUD
Canada 420 000 ­ 150 000 000 CAD
Europese Gemeenschap en haar Lidstaten. ­ Communauté européenne et ses Etats membres 1 320 000 130 000 000 EUR 422 000 000 EUR
Japan. ­ Japon 300 000 ­ ­
Noorwegen. ­ Norvège 30 000 ­ 59 000 000 NOK
Verenigde Staten. ­ États-Unis 2 500 000 ­ 900 mil-1 mil USD
Zwitserland. ­ Suisse 40 000 ­ ­

Voor de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten is een globale bijdrage vermeld. Het is de taak van de Europese Unie zelf deze bijdrage op te delen in tonnage en waarde.

Het Voedselhulpverdrag is een gemengd verdrag voor wat betreft de Europese Commissie en haar lidstaten, maar is een verdrag van louter federale competentie voor wat België betreft.

In het raam van dit nieuw Verdrag en in naleving van de akkoorden gesloten met de Europese Unie heeft België er zich toe verbonden jaarlijks een bijdrage te leveren van minimum 30 000 ton tarwe-equivalent ten voordele van de ontwikkelingslanden.

De financiële implicaties van de Belgische verbintenis in het kader van het Verdrag zijn ten laste van het federale budgetdeel voor Internationale Samenwerking.

De kosten van de totale Belgische bijdrage, in het bijzonder de kosten voor aankoop van minimum 30 000 ton tarwe-equivalent en de kosten voor transport en andere operationele kosten verbonden aan de voedselhulpoperaties worden geschat op een huidige waarde van 510 000.000 BEF (12 642.256 EUR) per jaar (1 juli tot 30 juni). Dit bedrag zal niet exclusief op de basisallocatie voedselhulp worden ingeschreven. Het bedrag toegekend aan deze basisallocatie (54 42 3582) van het programma 4 « bijzondere interventies » van het budget Internationale Samenwerking staat in 2000 op 391 miljoen BEF (9 692 636 EUR), equivalent aan 23 000 ton tarwe-equivalent. De overige 7 000 ton tarwe-equivalent (of meer) zal moeten worden gehaald door voedseloperaties ten laste van andere basisallocaties van de begroting Internationale Samenwerking zoals noodhulp, het overlevingsfonds of de gouvernementele samenwerking. In ieder geval zal de financiering van de Belgische minimale verbintenis van 30 000 ton tarwe-equivalent per jaar via het budget voor de Internationale Samenwerking verzekerd zijn. De totale kosten, voorzien op de budgetten 2000, 2001 en 2002 bedragen telkens 510 000.000 BEF (12 642.256 EUR). Voor 2002 blijft het Verdrag van kracht tot en met 30 juni 2002. Er wordt echter verwacht dat daarna het Verdrag ofwel zal worden verlengd ofwel zal worden hernieuwd.

De Belgische bijdrage zal aldus hetzij door de Belgische Technische Coöperatie (BTC), indien de directe bilaterale hulp betreft, hetzij door Belgische gesubsidieerde NGO's of door internationale organisaties zoals het Wereldvoedselprogramma, de FAO, het Internationaal Comité van het Rode Kruis en het UNRWA worden uitgevoerd. Deze bijdrage, die aanzienlijk werd verminderd in vergelijking met onze vorige bijdrage (van 41 500 ton naar 30 000 ton tarwe-equivalent), zal hoofdzakelijk worden voorbehouden aan operaties ten voordele van de kwetsbare bevolkingsgroepen in de minst ontwikkelde landen, de landen met een laag inkomenspeil en de landen in een crisissituatie.

Goedkeuring, bekrachtiging, inwerkingtreding

Van 1 mei tot en met 30 juni 1999 lag het nieuwe Voedselhulpverdrag op het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York ter ondertekening door de regeringen die tot het verdrag willen toetreden.

Op 30 juni 1999 heeft België het nieuwe Voedselhulpverdrag in New York ondertekend en tezelfdertijd een verklaring van voorlopige toepassing ervan, in afwachting van de parlementaire ratificatie van deze nieuwe overeenkomst, neergelegd.

Bij beslissing van de conferentie van de regeringen, samengekomen te Londen op 2 juli 1999, is het nieuwe Voedselhulpverdrag met ingang van 1 juli 1999 in werking getreden.

Van de 23 leden van het Voedselhulpverdrag 1999 hebben 5 leden hun ratificatieprocedures al voltooid. De overige lidstaten, waaronder België, worden als voorlopige leden beschouwd en hebben tot nu toe hun ratificatieprocedures nog niet afgehandeld. De limietdatum voor het neerleggen van de ratificeringinstrumenten werd vastgelegd op 30 juni 2000.

Om in regel te zijn met de vereiste procedure, wordt door de Regering aan het Parlement voorgesteld de tekst van het Voedselhulpverdrag 1999 goed te keuren.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Begroting,

Johan VANDE LANOTTE.

De staatssecretaris
voor Ontwikkelingssamenwerking,

Eddy BOUTMANS.


ONTWERP VAN WET


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken, van Onze minister van Begroting en van Onze staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken, Onze minister van Begroting en Onze staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

Het Voedselhulpverdrag 1999, en de Bijlagen, gedaan te Londen op 13 april 1999, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 3

Deze wet zal uitwerking hebben op 1 juli 1999.

Gegeven te Brussel, 4 maart 2001.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Begroting,

Johan VANDE LANOTTE.

De staatssecretaris
voor Ontwikkelingssamenwerking,

Eddy BOUTMANS.


VOEDSELHULPVERDRAG 1999

(Vertaling)

PREAMBULE

De partijen bij dit Verdrag,

OPNIEUW BEZIEN HEBBEND het Voedselhulpverdrag 1995 en het daarin omschreven doel om jaarlijks ten minste 10 miljoen ton voedselhulp in de vorm van voor menselijke consumptie geschikt graan te verschaffen, en verlangend hun wens te bevestigen om de internationale samenwerking tussen de lid zijnde regeringen op het gebied van voedselhulpaangelegenheden te handhaven,

HERINNEREND aan de verklaring over mondiale voedselzekerheid en het actieplan van de wereldvoedseltop die in 1996 in Rome zijn aangenomen, en in het bijzonder aan de verbintenis om voor iedereen voedselzekerheid te bewerkstelligen en om zich te blijven inspannen voor de uitroeiing van honger,

VERLANGEND het vermogen van de internationale gemeenschap om op noodsituaties op voedselgebied te reageren te vergroten en de mondiale voedselzekerheid te verbeteren door leveranties van voedselhulp te garanderen ongeacht de op de wereldmarkt optredende schommelingen van de prijs en het aanbod van levensmiddelen.

ERAAN HERINNEREND dat de ministers van de tot de WTO behorende landen in hun in 1994 in Marrakesh genomen besluit over maatregelen inzake de minst ontwikkelde landen en de netto-importeur van levensmiddelen zijnde ontwikkelingslanden zijn overeengekomen de in het Voedselhulpverdrag vastgelegde omvang van de voedselhulp opnieuw te bezien en dat dit voornemen nader is uitgewerkt op de ministeriële conferentie in Singapore in 1996.

ERKENNEND dat de ontvangers en de leden hun eigen beleid inzake voedselhulp en aanverwante aangelegenheden hebben en dat het uiteindelijke doel van voedselhulp erin bestaat de noodzaak van de voedselhulp zelf weg te nemen,

VERLANGEND de effectiviteit en de kwaliteit van voedselhulp als hulpmiddel ter ondersteuning van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden te verbeteren, vooral met het oog op vermindering van de armoede en de honger bij de meest kwetsbare groepen, en de coördinatie en de samenwerking tussen de leden op voedselhulpgebied te verbeteren,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT over het volgende :

DEEL I

Doelstellingen en definities

ARTIKEL I

Doelstellingen

De doelstellingen van dit Verdrag zijn tot de mondiale voedselzekerheid bij te dragen en het vermogen van de internationale gemeenschap om op noodsituaties op voedselgebied en op andere voedselbehoeften van ontwikkelingslanden te reageren te verbeteren door :

a) op voorspelbare grondslag passende hoeveelheden voedselhulp beschikbaar te stellen, zoals bepaald in dit Verdrag,

b) de leden ertoe aan te sporen om ervoor te zorgen dat de verstrekte voedselhulp in het bijzonder op vermindering van de armoede en de honger bij de meest kwetsbare groepen is gericht en verenigbaar is met de ontwikkeling van de landbouw in de ontvangende landen,

c) beginselen op te nemen die zijn gericht op maximalisering van de impact, de effectiviteit en de kwaliteit van de voedselhulp die als hulpmiddel ter ondersteuning van de voedselzekerheid wordt verstrekt, en

d) een kader voor de samenwerking, de coördinatie en de uitwisseling van informatie tussen de leden op het gebied van met de voedselhulp verband houdende aangelegenheden te scheppen met het oog op vergroting van de efficiëntie bij alle aspecten van de voedselhulpacties en verbetering van de coherentie tussen de voedselhulp en de andere beleidsinstrumenten.

ARTIKEL II

Definities

a) In dit Verdrag wordt, tenzij de context tot een andere uitleg noopt, verstaan onder :

i) « cif » : cost, insurance and freight;

ii) « verbintenis » : de minimumhoeveelheid voedselhulp die een lid op grond van artikel III, onder e), jaarlijks moet verstrekken;

iii) « Commissie » : de Commissie inzake Voedselhulp als bedoeld in artikel XV;

iv) « bijdrage » : de door een lid jaarlijks overeenkomstig dit Verdrag verstrekte en aan de Commissie gemelde hoeveelheid voedselhulp;

v) « Verdrag » : het Voedselhulpverdrag 1999;

vi) « DAC » : Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (Development Assistance Committee) van de OESO;

vii) « ontwikkelingsland » : elk land of gebied dat op grond van artikel VII in aanmerking komt om voedselhulp te ontvangen;

viii) « in aanmerking komend product » : een in artikel IV genoemd product dat een lid bij wijze van zijn bijdrage in het kader van dit Verdrag als voedselhulp kan verstrekken;

ix) « uitvoerend directeur » : de uitvoerend directeur van de Internationale Graanraad;

x) « fob » : free on board;

xi) « voedsel », « levensmiddelen », « voedingsmiddelen » of « voedselhulp » : tevens, waar dit passend is, zaai- en pootgoed voor voedselgewassen;

xii) « lid » : een partij bij dit Verdrag;

xiii) « spoorelementen » : ter verrijking of aanvulling van voedselhulpproducten gebruikte vitaminen en mineralen die overeenkomstig artikel IV, onder c), in aanmerking komen om tot de bijdrage van een lid te worden gerekend;

xiv) « OESO » : Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

xv) « producten van de eerste verwerking » :

- meel van granen;

- gries en griesmeel van granen;

- andere bewerkte granen (bijvoorbeeld geplet, in vlokken, gepolijst, gepareld of gebroken, doch niet verder bereid) met uitzondering van gedopte, geglansde of gepolijste rijst of breukrijst,

- graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen;

- bulgur en

- welke andere soorgelijke graanproducten ook die er eventueel bij besluit van de Commissie toe worden gerekend;

xvi) « producten van de tweede verwerking » :

- macaroni, spaghetti en soortgelijke producten en

- welke andere met gebruikmaking van een product van de eerste verwerking vervaardigde producten ook die er eventueel bij besluit van de Commissie toe worden gerekend;

xvii) « rijst » : gedopte, geglansde of gepolijste rijst of breukrijst;

xviii) « secretariaat » : het secretariaat van de Internationale Graanraad;

xix) « ton » : een metrieke ton, gelijk aan 1 000 kg;

xx) « vervoerskosten en andere bedrijfskosten » zoals opgesomd in bijlage A : met een voedselhulpactie gepaard gaande kosten na het fob-stadium of, in geval van aankoop ter plaatse, na het punt van aankoop die geheel of gedeeltelijk tot de bijdrage van een lid kunnen worden gerekend;

xxi) « waarde » : de verbintenis van een lid in een inwisselbare valuta;

xxii) « tarwe-equivalent » : de overeenkomstig artikel V gewaardeerde omvang van de verbintenis of bijdrage van een lid;

xxiii) « WTO » : de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization);

xxiv) « jaar » : de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, tenzij anders is aangegeven.

b) Elke verwijzing in dit Verdrag naar een « regering » of « regeringen » of naar een « lid » wordt geacht tevens een verwijzing naar de Europese Gemeenschap (hierna te noemen « EG ») in te houden. Dienovereenkomstig wordt elke verwijzing in dit Verdrag naar « ondertekening » of de « nederlegging van akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring » of een « akte van toetreding » of een « verkaring van voorlopige toepassing » door een regering, in het geval van de EG geacht tevens in te houden de ondertekening of verklaring van voorlopige toepassing namens de EG door haar bevoegde autoriteit en de nederlegging van de akte die ingevolge de institutionele procedures van de EG voor het sluiten van een internationale overeenkomst moet worden nedergelegd.

c) Elke verwijzing in dit Verdrag naar een « regering » of « regeringen » of naar een « lid » wordt, waar dit passend is, geacht tevens een verwijzing in te houden naar welk afzonderlijk douanegebied ook in de zin van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel of de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.

DEEL II

Bijdragen en behoeften

ARTIKEL III

Hoeveelheden en kwaliteit

a) De leden komen overeen om aan de ontwikkelingslanden voedselhulp of de geldwaarde daarvan te verstrekken met inachtneming van de jaarlijkse minimumhoeveelheden zoals aangegeven in punt e) (hierna te noemen de « verbintenis »).

b) De verbintenis van elk lid wordt uitgedrukt in tonnen tarwe-equivalent, in waarde of in een combinatie van aantal tonnen en waarde. Leden die hun verbintenis in waarde uitdrukken, moeten ook een gegarandeerd jaarlijks aantal tonnen vermelden.

c) Voor leden die hun verbintenis in waarde of in een combinatie van aantal tonnen en waarde uitdrukken, mag de waarde mede de met de voedselhulpacties gepaard gaande vervoerskosten en andere bedrijfskosten omvatten.

d) Een lid mag, ongeacht of zijn verbintenis in aantal tonnen, in waarde of in een combinatie van aantal tonnen en waarde is uitgedrukt, tevens een indicatieve waarde vermelden die overeenkomt met zijn geschatte totale kosten, inclusief de met de voedselhulpacties gepaard gaande vervoerskosten en andere bedrijfskosten.

e) Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel VI, bedraagt de verbintenis van elk lid :

Lid
­
Membre
Aantal tonnen (1)
(tarwe-equivalent)
­
Tonnage (1)
(équivalent blé)
Waarde (2)
(miljoenen)
­
Valeur (2)
(millions)
Totale indicatieve
waarde
(miljoenen)
­
Valeur indicative
totale
(millions)
Argentinië. ­ Argentine 35 000 ­
Australië. ­ Australie 250 000 ­ 90 AUD
Canada. ­ Canada 420 000 ­ 150 CAD
Europese Gemeenschap en haar lidstaten. ­ Communauté européenne et ses États membres 1 320 000 130 EUR 422 EUR
Japan. ­ Japon 300 000 ­
Noorwegen. ­ Norvège 30 000 ­ 59 NOK
Zwitserland. ­ Suisse 40 000 ­
Verenigde Staten van Amerika. ­ États-Unis d'Amérique 2 500 000 ­ 900-1 000 USD

(1) De leden moeten over hun voedselhulptransacties verslag uitbrengen overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van het reglement van orde.

(2) Inclusief vervoerskosten en andere bedrijfskosten.

f) Indien vervoerskosten en andere bedrijfskosten tot de verbintenis van een lid worden gerekend, moeten deze kosten zijn gemaakt in het kader van een voedselhulpactie die eveneens in aanmerking komt om tot de verbintenis van een lid te worden gerekend.

g) Behalve in internationaal erkende noodsituaties mag een lid geen hoger bedrag aan vervoerskosten en andere bedrijfskosten tot zijn verbintenis rekenen dan een bedrag dat overeenkomt met de aankoopkosten voor in aanmerking komende producten.

h) Elk lid dat overeenkomstig artikel XXIII, onder b), tot dit Verdrag is toegetreden, wordt geacht tezamen met zijn verbintenis te zijn opgenomen in punt e) van dit artikel.

i) De verbintenis van een toetredend lid als bedoeld in punt h) van dit artikel mag niet minder dan 20 000 ton of een door de Commissie goedgekeurde passende waarde bedragen. Normaliter is deze verbintenis volledig van toepassing vanaf het eerste jaar waarin de Commissie het land als toegetreden tot het Verdrag beschouwt. Ter vergemakkelijking van de toetreding van andere regeringen dan de in punt e) van dit artikel bedoelde regeringen kan de Commissie er evenwel mee instemmen dat de verbintenis van een toetredend lid geleidelijk wordt ingevoerd over een periode van ten hoogste drie jaar, op voorwaarde dat de verbintenis in het eerste jaar ten minste 10 000 ton of een passende waarde bedraagt en in elk volgend jaar van die periode met ten minste 5 000 ton of een passende waarde toeneemt.

j) Alle als voedselhulp verstrekte producten moeten aan internationale kwaliteitsnormen voldoen, in overeenstemming zijn met de voedingsgewoonten en de voedselbehoeften van de ontvangers en, tenzij het zaai- of pootgoed betreft, geschikt zijn voor menselijke consumptie.

ARTIKEL IV

Producten

a) Onder voorbehoud van de specificaties in de desbetreffende voorschriften van het reglement van orde, komen de volgende producten in aanmerking om in het kader van dit Verdrag te worden geleverd :

i) granen (tarwe, gerst, maïs, gierst, haver, rogge, sorghum of triticale) of rijst,

ii) graan- en rijstproducten van de eerste of de tweede verwerking,

iii) peulvruchten,

iv) spijsolie,

v) wortel- en knolgewassen (maniok, aardappelen, bataten, yams, taro), indien deze via een driehoekstransactie of aankoop ter plaatse worden geleverd,

vi) magere-melkpoeder,

vii) suiker,

viii) zaai- en pootgoed voor in aanmerking komende producten en

ix) binnen de onder b) hierna aangegeven grenzen, producten die een bestanddeel van de traditionele voeding van kwetsbare groepen of een bestanddeel van bijvoedingsprogramma's vormen en die voldoen aan de in artikel III, onder j), van dit Verdrag gestelde eisen.

b) Ten aanzien van de verstrekking van voedselhulp door een lid in een bepaald jaar om zijn verbintenis na te komen geldt het volgende :

i) alle in punt a), onder vi) tot en met viii), van dit artikel bedoelde producten mogen samen niet meer dan 15 % en geen enkel van deze productcategorieën mag afzonderlijk meer dan 7 % uitmaken van zijn verbintenis exclusief vervoerskosten en bedrijfskosten;

ii) alle in punt a), onder ix), van dit artikel bedoelde producten mogen samen niet meer dan 5 % en geen enkel van deze producten mag afzonderlijk meer dan 3 % uitmaken van zijn verbintenis exclusief vervoerskosten en bedrijfskosten;

iii) voor verbintenissen die zijn uitgedrukt in de vorm van een combinatie van aantal tonnen en waarde, worden de percentages in de vorenstaande punten i) en ii) afzonderlijk toegepast voor het aantal tonnen en voor de waarde exclusief vervoerskosten en andere bedrijfskosten.

c) De leden kunnen ter nakoming van hun verbintenissen spoorelementen in combinatie met in aanmerking komende producten leveren. De leden wordt aanbevolen om, waar zulks passend is, verrijkte voedselhulpproducten te leveren, vooral in noodsituaties en in het kader van gerichte ontwikkelingsprojecten.

ARTIKEL V

Equivalentie

a) Bijdragen worden als volgt meegerekend op basis van hun tarwe-equivalent :

i) graan voor menselijke consumptie wordt gelijkgesteld met tarwe;

ii) rijst wordt omgerekend aan de hand van de verhouding tussen rijst en tarwe wat internationale uitvoerprijzen betreft, overeenkomstig de in het reglement van orde vastgestelde methoden;

iii) graan- of rijstproducten van de eerste of de tweede verwerking worden omgerekend aan de hand van hun respectieve graan- of rijstgehalte, overeenkomstig de specificaties in het reglement van orde;

iv) peulvruchten, zaai- of pootgoed van granen, rijst of andere voedselgewassen en alle andere in aanmerking komende producten worden omgerekend op basis van de aankoopkosten, overeenkomstig de in het reglement van orde vastgestelde methoden.

b) Van mengsels van producten wordt slechts het deel dat uit in aanmerking komende producten bestaat, meegerekend in de bijdrage van een lid.

c) De Commissie stelt in het reglement van orde een voorschrift voor de bepaling van het tarwe-equivalent van verrijkte producten en spoorelementen vast.

d) Geldbijdragen voor de aankoop van als voedselhulp geleverde in aanmerking komende producten worden omgerekend hetzij op basis van het tarwe-equivalent van deze producten, hetzij aan de hand van de gangbare wereldmarktprijzen van tarwe, overeenkomstig de in het reglement van orde vastgestelde methoden.

ARTIKEL VI

Uitgestelde en vervroegde nakoming

a) Elk lid draagt er zorg voor dat acties uit hoofde van zijn verbintenis voor een bepaald jaar zoveel mogelijk binnen dat jaar plaatsvinden.

b) Indien een lid in een bepaald jaar de in artikel III, onder e), bepaalde hoeveelheid niet kan leveren, stelt het de Commissie in kennis van de betrokken omstandigheden, dit zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk in de eerste zitting na afloop van dat jaar. Tenzij de Commissie een ander besluit neemt, wordt de ontbrekende hoeveelheid toegevoegd aan de verbintenis van het lid voor het volgende jaar.

c) Indien de bijdrage van een lid groter is dan zijn verbintenis voor het betrokken jaar, kan deze overschrijding tot maximaal 5 % van zijn totale verbintenis in mindering worden gebracht op zijn verbintenis voor het volgende jaar.

ARTIKEL VII

Potentiële ontvangers

a) Voedselhulp in het kader van dit Verdrag kan worden verstrekt aan de in bijlage B opgenomen ontwikkelingslanden en -gebieden, namelijk :

i) de minst ontwikkelde landen

ii) de landen met lage inkomens,

iii) de landen met middellage inkomens en de overige landen die ten tijde van de onderhandelingen over dit Verdrag voorkwamen in de WTO-lijst van netto-importeur van levensmiddelen zijnde ontwikkelingslanden, indien deze landen te kampen hebben met een noodsituatie op voedselgebied of met een internationaal erkende financiële crisis die tot een noodsituatie door voedselschaarste leidt, of indien de voedselhulpacties er bedoeld zijn voor kwetsbare groepen.

b) Voor de toepassing van het bovenstaande punt a) gelden alle wijzigingen die worden aangebracht in de in bijlage B, onder a) tot en met c), overgenomen DAC-lijst van ontwikkelingslanden en -gebieden, eveneens voor de lijst van de potentiële ontvangers in het kader van dit Verdrag.

c) De leden geven bij de toewijzing van hun voedselhulp voorrang aan de minst ontwikkelde landen en aan de landen met lage inkomens.

ARTIKEL VIII

Behoeften

a) Voedselhulp dient uitsluitend te worden verstrekt wanneer deze het effectiefste en meest geschikte middel van hulpverlening is.

b) Voedselhulp moet worden gebaseerd op een beoordeling van de behoeften door de ontvanger en de leden in het kader van hun respectieve beleid en moet tot doel hebben de voedselzekerheid in de ontvangende landen te vergroten. De leden moeten bij het reageren op deze behoeften aandacht schenken aan het voorzien in de bijzondere voedselbehoeften van vrouwen en kinderen.

c) Kosteloos uit te reiken voedselhulp moet worden bestemd voor kwetsbare groepen.

d) Bij de verstrekking van voedselhulp in noodsituaties moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de herstel- en ontwikkelingsdoelstellingen op langere termijn in de ontvangende landen en moeten de fundamentele humanitaire beginselen in acht worden genomen. De leden moeten zich tot doel stellen ervoor te zorgen dat de verstrekte voedselhulp de beoogde ontvangers tijdig bereikt.

e) De leden moeten voedselhulp die niet bedoeld is om het hoofd te bieden aan een noodsituatie, zoveel mogelijk leveren op basis van een voorafgaande planning, zodat de ontvangende landen in hun ontwikkelingsprogramma's rekening kunnen houden met de voedselhulp die zij in elk jaar van de looptijd van dit Verdrag waarschijnlijk zullen ontvangen.

f) Indien blijkt dat door een aanzienlijk tekort in de voedselproductie of door andere omstandigheden zich in een land, een regio of een groep regio's buitengewone voedselbehoeften voordoen, buigt de Commissie zich over deze kwestie. De Commissie kan adviseren dat de leden op de situatie reageren door de verstrekte hoeveelheid voedselhulp te vergroten.

g) Ten tijde van de vaststelling van de behoeften aan voedselhulp moeten de leden of hun partners zich ervoor inspannen om op het regionale niveau en het niveau van het ontvangende land met elkaar overleg te plegen met het oog op de ontwikkeling van een gezamenlijke aanpak van de analyse van de behoeften.

h) Waar zulks passend is, komen de leden overeen om in het kader van hun voedselhulpprogramma's prioritaire landen en regio's aan te wijzen. De leden dragen zorg voor doorzichtigheid ten aanzien van hun prioriteiten, beleid en programma's door informatie te verstrekken ten behoeve van andere donoren.

i) De leden plegen rechtstreeks of via hun relevante partners overleg met elkaar over de mogelijkheden voor de vaststelling van gemeenschappelijke actieplannen voor prioritaire landen, zo mogelijk op een meerjarenbasis.

ARTIKEL IX

Vormen van hulpverlening en daarvoor geldende voorwaarden

a) Voedselhulp in het kader van dit Verdrag kan de vorm aannemen van :

i) giften van levensmiddelen of van geld voor de aankoop van levensmiddelen voor of door het ontvangende land;

ii) de verkoop van levensmiddelen met betaling in de valuta van het ontvangende land, welk betaalmiddel niet verhandelbaar en niet inwisselbaar tegen een valuta of goederen en diensten voor gebruik door de als donor optredende leden is;

iii) de verkoop van levensmiddelen op krediet, waarbij moet worden betaald in redelijke jaarlijkse termijnen over een periode van ten minste 20 jaar en met rente tegen tarieven die lager zijn dan de op de wereldmarkten gangbare commerciële tarieven.

b) Alleen voor voedselhulp die worden gerekend tot de verbintenis van een lid, geldt dat alle voedselhulp aan de minst ontwikkelde landen moet worden verstrekt in de vorm van giften.

c) De in de vorm van giften verstrekte voedselhulp in het kader van dit Verdrag mag niet minder dan 80 % van de bijdrage van een lid uitmaken en de leden moeten er zoveel mogelijk naar streven dit percentage geleidelijk te overtreffen.

d) De leden verbinden zich ertoe alle voedselhulptransacties in het kader van dit Verdrag zo uit te voeren dat schadelijke invloed op de normale patronen van de productie en van de internationale commerciële handel achterwege blijft.

e) De leden dragen er zorg voor dat :

i) de verstrekking van voedselhulp direct noch indirect, formeel noch informeel en uitdrukkelijk noch stilzwijgend wordt gekoppeld aan de commerciële uitvoer van landbouwproducten of andere goederen en diensten naar ontvangende landen;

ii) de voedselhulptransacties, met inbegrip van bilaterale voedselhulp die wordt gemonetiseerd, worden uitgevoerd op een wijze die verenigbaar is met de FAO-beginselen inzake het wegwerken van overschotten en verplicht overleg (« Principles of Surplus Disposal and Consultative Obligations »).

ARTIKEL X

Vervoer en aflevering

a) De kosten van het vervoer en de aflevering van voedselhulp na het fob-stadium moeten zoveel mogelijk door de donoren worden gedragen, vooral als het gaat om voedselhulp in een noodsituatie of aan prioritaire ontvangende landen.

b) Bij de planning van voedselhulpacties moet terdege rekening worden gehouden met mogelijke problemen die van invloed kunnen zijn op het vervoer, de verwerking of de opslag van voedselhulp, en met de effecten die de aflevering van de voedselhulp kan hebben op de afzet van plaatselijke oogsten in het ontvangende land.

c) Met het oog op een optimaal gebruik van de beschikbare logistieke capaciteit stellen de leden, voor zover mogelijk, samen met de andere donoren van voedselhulp, de ontvangende landen en alle andere bij de aflevering van de voedselhulp betrokken partijen een gecoördineerd tijdschema voor de aflevering van hun voedselhulp vast.

d) Van de betaling van vervoers- en afleveringskosten zal naar behoren melding worden gemaakt in elk overzicht van de prestaties van de leden in het kader van dit Verdrag.

e) De vervoerskosten en andere bedrijfskosten moeten zijn gemaakt in het kader van een voedselhulpactie die eveneens in aanmerking komt om in de verslaglegging als onderdeel van de bijdrage van een lid te worden vermeld.

ARTIKEL XI

Kanalen voor de verstrekking van voedselhulp

a) De leden kunnen hun voedselhulp bilateraal, via intergouvernementele of andere internationale organisaties of via niet-gouvernementele organisaties verstrekken.

b) De leden dienen alle aandacht te schenken aan de voordelen van het leiden van voedselhulp via multilaterale kanalen, in het bijzonder het Wereldvoedselprogramma.

c) De leden maken bij het ontwikkelen en uitvoeren van hun voedselhulpacties waar mogelijk gebruik van de informatie en deskundigheid die beschikbaar zijn binnen de relevante, op het gebied van voedselhulp werkzame internationale organisaties, ongeacht of het intergouvernementele dan wel niet-gouvernementele organisaties betreft.

d) De leden wordt aanbevolen hun voedselhulpbeleid en -activiteiten betreffende op voedselhulpgebied werkzame internationale organisaties te coördineren om de voedselhulpacties coherenter te maken.

ARTIKEL XII

Aankoop ter plaatse en driehoekstransacties

a) Ter bevordering van de plaatselijke agrarische ontwikkeling, ter versterking van de regionale en plaatselijke markten en ter vergroting van de voedselzekerheid op langere termijn in de ontvangende landen dienen de leden te overwegen hun geldbijdragen te gebruiken of te bestemmen voor de aankoop van levensmiddelen :

i) in andere ontwikkelingslanden voor levering aan het ontvangende land (« driehoekstransacties ») of

ii) in een deel van een ontwikkelingsland voor levering aan een gebied met een voedseltekort in hetzelfde land (« aankoop ter plaatse »).

b) Geldbijdragen mogen normaliter niet worden gebruikt voor de aankoop van soortgelijke levensmiddelen als die welke het leverende land zelf als bilaterale of multilaterale voedselhulp heeft ontvangen in het jaar van de aankoop of in een eerder jaar indien de in dat jaar ontvangen voedselhulp van het betrokken type nog steeds wordt gebruikt.

c) Om de aankoop van levensmiddelen in ontwikkelingslanden te vergemakkelijken delen de leden de tot hun beschikking staande informatie over de voedseloverschotten die mogelijk in ontwikkelingslanden bestaan of die in ontwikkelingslanden worden verwacht, zoveel mogelijk aan het secretariaat mee.

d) De leden schenken bijzondere aandacht aan het voorkomen van nadelige gevolgen die consumenten met een laag inkomen zouden kunnen ondervinden door prijsveranderingen die het gevolg zijn van aankopen ter plaatse.

ARTIKEL XIII

Effectiviteit en impact

a) Bij alle voedselhulptransacties schenken de leden bijzondere aandacht aan :

i) het voorkomen van nadelige gevolgen voor plaatselijke oogsten en plaatselijke productie- en afzetstructuren door een passend tijdstip te kiezen voor de distributie van de voedselhulp,

ii) het respecteren van de plaatselijke voedingsgewoonten en voedselbehoeften van de begunstigden en het minimaliseren van welke mogelijke negatieve effecten op hun eetgewoonten dan ook en

iii) het vergemakkelijken van de deelneming door vrouwen aan het besluitvormingsproces en aan de uitvoering van voedselhulpacties om zo de voedselzekerheid op het niveau van de huishoudens te vergroten.

b) Het streven van de leden is erop gericht de inspanningen te ondersteunen die regeringen in ontvangende landen zich getroosten om voedselhulpprogramma's te ontwikkelen en uit te voeren op een wijze die strookt met dit Verdrag.

c) De leden ondersteunen ­ en dragen waar zulks passend is bij tot ­ de verbetering van de capaciteit en deskundigheid van de ontvangende regeringen en de betrokken burgermaatschappijen op het gebied van de ontwikkeling en uitvoering van voedselzekerheidsstrategieën ter vergroting van de impact van de voedselhulpprogramma's.

d) Indien voedselhulp binnen een ontvangend land wordt verkocht, moet de verkoop zoveel mogelijk via de privé-sector plaatsvinden en moet deze zijn gebaseerd op een marktanalyse. Bij het geven van een bestemming aan de opbrengsten van dergelijke verkopen moet voorrang worden gegeven aan projecten die tot doel hebben de voedselzekerheid van de begunstigden te verbeteren.

e) Er dient overwogen te worden de voedselhulp met andere middelen (financiële steun, technische hulp, enz.) aan te vullen om de voedselzekerheidvergrotende capaciteit ervan te verbeteren en om de mogelijkheden waarover regeringen en burgermaatschappijen beschikken om voedselzekerheidsstrategieën op alle niveaus te ontwikkelen, uit te breiden.

f) De leden dienen te streven naar coherentie tussen het voedselhulpbeleid en het beleid op andere terreinen zoals ontwikkeling, landbouw en handel.

g) De leden komen overeen om voor elk ontvangend land zoveel mogelijk met alle betrokken partners overleg te plegen met het oog op het bewaken van de coördinatie van de voedselhulpprogramma's en -acties.

h) De leden streven ernaar gezamenlijke evaluaties van hun voedselhulpprogramma's en -acties uit te voeren. Dergelijke evaluaties moeten op erkende internationale beginselen worden gebaseerd.

i) De leden houden bij de uitvoering van evaluaties van hun voedselhulpprogramma's en -acties rekening met de in dit Verdrag opgenomen bepalingen inzake de effectiviteit en de impact van die voedselhulpprogramma's en -acties.

j) De leden wordt aanbevolen om bij de beoordeling van de impact van hun voedselhulpprogramma's, ongeacht of het langs bilaterale of multilaterale weg of via niet-gouvernementele organisaties verstrekte voedselhulp betreft, gebruik te maken van passende indicatoren zoals de voedselvoorzieningsstatus van de begunstigden en andere indicatoren betreffende de mondiale voedselzekerheid.

ARTIKEL XIV

Informatieverstrekking en coördinatie

a) Regelmatig en tijdig brengen de leden overeenkomstig het reglement van orde aan de Commissie verslag uit over omvang en inhoud van hun bijdragen, de kanalen waarlangs deze zijn verstrekt, de ermee gemoeide kosten, met inbegrip van de vervoers- en afleveringskosten, de vorm van hun bijdragen en de voorwaarden waarop deze zijn geleverd.

b) De leden verbinden zich tot het verstrekken van de statistische en andere gegevens die voor de toepassing van dit Verdrag nodig kunnen zijn, in het bijzonder met betrekking tot :

i) de door hen verstrekte hulp, inclusief de dankzij geldbijdragen ter plaatse of via driehoekstransacties aangekochte producten en de via internationale organisaties verstrekte hulp;

ii) de door hen gemaakte afspraken over de toekomstige levering van voedselhulp;

iii) hun beleidsmaatregelen die van invloed zijn op de versterkking en distributie van voedselhulp. Voor zover mogelijk, moeten deze verslagen vóór elke periodieke zitting van de Commissie schriftelijk bij de uitvoerend directeur worden ingediend.

c) Leden die bijdragen in het kader van dit Verdrag leveren in de vorm van multilaterale geldbijdragen aan internationale organisaties, brengen overeenkomstig het reglement van orde verslag over de nakoming van hun verplichtingen uit.

d) De leden wisselen informatie over hun voedselhulpbeleid en -programma's en de resultaten van hun evaluaties van dit beleid en deze programma's uit en spannen zich in om ervoor te zorgen dat hun voedselhulpprogramma's coherent zijn met de voedselzekerheidsstrategieën op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau en het niveau van de huishoudens.

e) De leden delen de Commissie van tevoren mee welk deel van hun verbintenis niet in de vorm van giften wordt nagekomen en op welke voorwaarden die hulp wordt verleend.

DEEL III

Uitvoering

ARTIKEL XV

Commissie inzake Voedselhulp

a) De Commissie inzake voedselhulp die is ingesteld bij het Voedselhulpverdrag van de Internationale Graanregeling 1967, blijft voor de uitvoering van dit Verdrag bestaan met de in dit Verdrag bepaalde bevoegdheden en functies.

b) Alle partijen bij dit Verdrag zijn lid van de Commissie.

c) Elk lid wijst een in de zetel van de Commissie verblijvende vertegenwoordiger aan aan wie de kennisgevingen en andere mededelingen van het secretariaat met betrekking tot de werkzaamheden van de Commissie normaliter worden geadresseerd. Elk lid kan in overeenstemming met de uitvoerend directeur andere regelingen treffen.

ARTIKEL XVI

Bevoegdheden en functies

a) De Commissie neemt de besluiten en vervult de functies die voor de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag noodzakelijk zijn. Zij stelt de daartoe benodigde voorschriften vast in het reglement van orde.

b) De besluiten van de Commissie worden bij consensus bereikt.

c) De Commissie zorgt ervoor op de hoogte te blijven van de behoeften aan voedselhulp in de ontwikkelingslanden en van het vermogen van de leden om aan die behoeften te voldoen.

d) De Commissie zorgt ervoor op de hoogte blijven van de vorderingen die bij de verwezenlijking van de in artikel 1 van dit Verdrag omschreven doelstellingen worden gemaakt, en van de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag.

e) De Commissie kan informatie van ontvangende landen verkrijgen en met deze landen overleg plegen.

ARTIKEL XVII

Voorzitter en ondervoorzitter

a) Op de laatste statutaire zitting van elk jaar benoemt de Commissie een voorzitter en een ondervoorzitter voor het volgende jaar.

b) De taken van de voorzitter zijn :

i) de ontwerp-agenda voor elke zitting goed te keuren,

ii) de zittingen voor te zitten,

iii) elke vergadering en elke zitting voor geopend en gesloten te verklaren,

iv) aan het begin van elke zitting de ontwerp-agenda ter aanneming aan de Commissie voor te leggen,

v) de besprekingen te leiden en ervoor te zorgen dat het reglement van orde in acht wordt genomen,

vi) het woord te geven en over alle aangelegenheden betreffende de gang van zaken te beslissen in overeenstemming met de relevante voorschriften van het reglement van orde,

vii) vragen te stellen en besluiten mee te delen en

viii) te oordelen over de door de afgevaardigden gestelde moties van orde.

c) Indien de voorzitter een zitting of een deel daarvan niet bijwoont of tijdelijk niet in staat is het ambt van voorzitter uit te oefenen, treedt de ondervoorzitter op als voorzitter. Zijn de voorzitter en de ondervoorzitter beiden afwezig, dan benoemt de Commissie een tijdelijke voorzitter.

d) Indien de voorzitter om welke reden dan ook niet in staat is het ambt van voorzitter uit te oefenen, treedt de ondervoorzitter als voorzitter op in afwachting van de benoeming van een nieuwe voorzitter door de Commissie.

c) De als voorzitter optredende ondervoorzitter of de tijdelijke voorzitter heeft dezelfde bevoegdheden en taken als de voorzitter.

ARTIKEL XVIII

Zittingen

a) De Commissie komt ten minste tweemaal per jaar bijeen tegelijk met de statutaire zittingen van de Internationale Graanraad. De Commissie komt ook op andere tijdstippen bijeen als de voorzitter daartoe besluit of als drie leden daarom verzoeken of als dit Verdrag dat anderszins vereist.

b) Om in een zitting van de Commissie een quorum te hebben moeten afgevaardigden aanwezig zijn die twee derde van de leden van de Commissie vertegenwoordigen.

c) De Commissie kan, wanneer dat passend is, elke regering die geen lid is, en vertegenwoordigers van andere internationale intergouvernementele organisaties uitnodigen haar openbare vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

d) De zetel van de Commissie is in Londen.

ARTIKEL XIX

Secretariaat

a) De Commissie maakt gebruik van de diensten van het secretariaat van de Internationale Graanraad voor het verrichten van de administratieve taken om de uitvoering waarvan zij kan verzoeken, met inbegrip van de verwerking en verspreiding van stukken en verslagen.

b) De uitvoerend directeur voert de aanwijzingen van de Commissie uit en verricht de in het Verdrag en het reglement van orde bepaalde taken.

ARTIKEL XX

Niet-nakoming van verplichtingen en geschillen

a) In geval van een geschil over de uitlegging of toepassing van dit Verdrag of in geval van niet-nakoming van uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen komt de Commissie bijeen en neemt zij passende maatregelen.

b) De leden komen overeen rekening te zullen houden met de aanbevelingen en conclusies die de Commissie bij consensus formuleert in geval van onenigheid over de toepassing van dit Verdrag.

DEEL IV

Slotbepalingen

ARTIKEL XXI

Depositaris

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties wordt hierbij aangewezen als depositaris van dit Verdrag.

ARTIKEL XXII

Ondertekening en bekrachtiging

a) Dit Verdrag staat van 1 mei 1999 tot en met 30 juni 1999 open voor ondertekening door de in artikel III, onder e), bedoelde regeringen.

b) Dit Verdrag dient door elk van de ondertekenende regeringen te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke procedures. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden uiterlijk op 30 juni 1999 nedergelegd bij de depositaris, zij het dat de Commissie een of meer malen uitstel kan verlenen aan een ondertekenende regering die haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring op die datum nog niet heeft nedergelegd.

c) Elke ondertekenende regering kan bij de depositaris een verklaring van voorlopige toepassing van dit Verdrag nederleggen. Een regering die daartoe overgaat, past dit Verdrag voorlopig overeenkomstig haar wettelijke en andere bepalingen toe en wordt voorlopig als partij daarbij beschouwd.

d) De depositaris geeft alle ondertekenende en toetredende regeringen kennis van elke ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en voorlopige toepassing van en toetreding tot dit Verdrag.

ARTIKEL XXIII

Toetreding

a) Dit Verdrag staat open voor toetreding door elke in artikel III, onder e), bedoelde regering die dit Verdrag niet heeft ondertekend. De akten van toetreding worden uiterlijk op 30 juni 1999 nedergelegd bij de depositaris, zij het dat de Commissie een of meer malen uitstel kan verlenen aan een regering die haar akte van toetreding op die datum nog niet heeft nedergelegd.

b) Zodra dit Verdrag overeenkomstig artikel XXIV in werking is getreden, staat het open voor toetreding door elke andere regering dan die welke in artikel III, onder e), worden bedoeld, op de voorwaarden die door de Commissie passend worden geacht. De akten van toetreding worden bij de depositaris nedergelegd.

c) Een regering die overeenkomstig punt a) van dit artikel tot dit Verdrag toetreedt of waarvan de toetreding overeenkomstig punt b) van dit artikel door de Commissie is goedgekeurd, kan bij de depositaris een verklaring van voorlopige toepassing van dit Verdrag nederleggen in afwachting van de nederlegging van haar akte van toetreding. Een regering die daartoe overgaat, past dit Verdrag voorlopig overeenkomstig haar wettelijke en andere bepalingen toe en wordt voorlopig als partij daarbij beschouwd.

ARTIKEL XXIV

Inwerkingtreding

a) Dit Verdrag treedt op 1 juli 1999 in werking, mits uiterlijk op 30 juni 1999 een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of een verklaring van voorlopige toepassing is nedergelegd door regeringen waarvan de in punt e) van artikel III vermelde verbintenissen gezamenlijk gelijk zijn aan ten minste 75 % van het totaal van de verbintenissen van alle in dat punt bedoelde regeringen, en mits het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht is.

b) Indien dit Verdrag niet overeenkomstig punt a) van dit artikel in werking treedt, kunnen, mits het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht is, de regeringen die een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of een verklaring van voorlopige toepassing hebben nedergelegd, bij eenparige consensus besluiten dat het tussen hen onderling in werking treedt.

ARTIKEL XXV

Geldigheidsduur en opzegging

a) Dit Verdrag blijft, tenzij het overeenkomstig punt b) van dit artikel wordt verlengd of overeenkomstig punt f) van dit artikel eerder wordt beëindigd, tot en met 30 juni 2002 van kracht mits het Graanhandelsverdrag 1995 of een nieuw daarvoor in de plaats gekomen Graanhandelsverdrag tot en met die datum van kracht blijft.

b) De Commissie kan dit Verdrag na 30 juni 2002 verlengen met opeenvolgende termijnen die telkens niet langer dan twee jaar zijn, mits gedurende de verlengingstermijn het Graanhandelsverdrag 1995 of een nieuw daarvoor in de plaats gekomen Graanhandelsverdrag van kracht blijft.

c) Indien dit Verdrag overeenkomstig punt b) van dit artikel wordt verlengd, kunnen de in punt e) van artikel III vastgestelde verbintenissen van de leden vóór de inwerkingtreding van elke verlenging door de leden worden herzien. Hun respectieve herziene verbintenissen blijven voor de duur van elke verlenging ongewijzigd.

d) Het functioneren van dit Verdrag wordt in het oog gehouden, meer in het bijzonder in het licht van de resultaten van welke multilaterale onderhandelingen ook over de verstrekking van voedselhulp, en met name over concessionele voorwaarden voor kredietverlening, en de noodzaak die resultaten toe te passen.

e) Voordat over een verlenging van dit Verdrag of over een nieuw Verdrag wordt beslist, wordt de situatie ten aanzien van alle voedselhulpacties, waaronder met name die waarbij concessionele voorwaarden voor kredietverlening gelden, bestudeerd.

f) Mocht dit Verdrag worden beëindigd, dan blijft de Commissie zolang bestaan als voor de uitvoering van de liquidatie ervan nodig is, en beschikt zij over de bevoegdheden en vervult zij de functies die daartoe vereist zijn.

g) Een lid kan dit Verdrag aan het einde van elk jaar opzeggen door ten minste 90 dagen vóór het einde van dat jaar een schriftelijke kennisgeving van opzegging te zenden aan de depositaris. Dit lid wordt hierdoor niet ontheven van enige verplichting krachtens dit Verdrag die het tegen het einde van dat jaar nog niet is nagekomen. Het lid brengt tegelijkertijd de Commissie op de hoogte van de actie die het heeft ondernomen.

h) Een lid dat dit Verdrag opzegt, kan nadien opnieuw tot het Verdrag toetreden door de Commissie en de depositaris hiervan in kennis te stellen. Voorwaarde voor het opnieuw toetreden tot het Verdrag is dat het lid vanaf het jaar waarin het opnieuw toetreedt, verantwoordelijk is voor het nakomen van zijn verbintenis.

ARTIKEL XXVI

Internationale Graanovereenkomst

Dit Verdrag vervangt het Voedselhulpverdrag 1995 zoals verlengd en is een van de constituerende documenten van de Internationale Graanovereenkomst 1995.

ARTIKEL XXVII

Authentieke teksten

De teksten van dit Verdrag in de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal zijn gelijkelijk authentiek.

GEDAAN te Londen op 13 april 1999.


BIJLAGE A

Vervoerskosten en andere bedrijfskosten

De volgende vervoerskosten en andere bedrijfskosten waarmee voedselhulpbijdragen gepaard gaan, zijn in het kader van artikel II, punt a), onder xix), en de artikelen III en X van dit Verdrag inbegrepen :

a) vervoerskosten

vrachtgelden, met inbegrip van laad- en loskosten

overlig- en staangelden en premies voor sneller laden of lossen

overlaadkosten

opzakkosten

verzekerings- en inspectiekosten

havenrechten en in havens te betalen opslaggelden

kosten in verband met tijdelijke opslagvoorzieningen en in havens en onderweg te betalen vergoedingen

betalingen in verband met het vervoer in het land, de huur van voertuigen, tolheffing, begeleiding, konvooien en aan de grens geïnde vergoedingen

met het huren van materieel gemoeide kosten

kosten van vervoer door de lucht, met inbegrip van luchtbruggen.

b) andere bedrijfskosten

door de begunstigden gebruikte andere goederen dan levensmiddelen (werktuigen en gereedschappen, agrarische productiemiddelen)

andere goederen dan levensmiddelen (voertuigen, opslagvoorzieningen) die ter beschikking van de met de uitvoering belaste partners worden gesteld

kosten die worden gemaakt voor het opleiden van plaatselijke instanties die bij de hulpverlening worden betrokken

niet onder de vervoerskosten vallende bedrijfskosten van de met de uitvoering belaste partners

maalloon en andere speciale kosten

kosten van niet-gouvernementele organisaties binnen het land

technische ondersteuning en logistiek management

voorbereiding, beoordeling, bewaking en evaluatie van het project

registratie van de begunstigden

technische dienstverlening in het land.


BIJLAGE B

Potentiële ontvangers

Potentiële ontvangers van voedselhulp in de zin van artikel VII van dit Verdrag zijn de ontwikkelingslanden en -gebieden die als ontvanger van hulp zijn aangemerkt in de per 1 januari 1997 geldende lijst van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO, en de landen die zijn opgenomen in de per 1 maart 1999 geldende WTO-lijst van de netto-importeur van levensmiddelen zijnde ontwikkelingslanden.

a) Minst ontwikkelde landen

Afghanistan, Angola, Bangladesh, Benin, Bhutan, Burkina Faso, Burundi, Cambodja, Centraal-Afrikaanse Republiek, Comoren, (Democratische Republiek) Congo, Djibouti, Equatoriaal-Guinea, Eritrea, Ethiopië, Gambia, Guinee, Guinee-Bissau, Haïti, Jemen, Kaapverdië, Kiribati, Laos, Lesotho, Liberia, Madagaskar, Malawi, Maldiven, Mali, Mauritanië, Mozambique, Myanmar, Nepal, Niger, Oeganda, Rwanda, Salomonseilanden, Sao Tomé en Principe, Sierra Leone, Soedan, Somalië, Tanzania, Togo, Tsjaad, Tuvalu, Vanuatu, West-Samoa, Zambia.

b) Landen met lage inkomens

Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Bosnië-Herzegovina, China, (Republiek) Congo, Georgië, Ghana, Guyana, Honduras, India, Ivoorkust, Kameroen, Kenia, Kirgizië, Mongolië, Nicaragua, Nigeria, Pakistan, Senegal, Sri Lanka, Tadzjikistan, Vietnam en Zimbabwe.

c) Landen met middellage inkomens

Algerije, Belize, Bolivia, Botswana, Colombia, Costa Rica, Cuba, Dominica, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, El Salvador, Fiji, Filipijnen, Grenada, Guatemala, Indonesië, Irak, Iran, Jamaica, (Federale Republiek) Joegoslavië, Jordanië, Kazachstan, (Democratische Republiek) Korea, Libanon, (Voormalige Joegoslavische Republiek) Macedonië, Marokko, Marshalleilanden, (Federale Staten van) Micronesia, Moldavië, Namibië, Niue, Oezbekistan, Palaueilanden, (Gebieden onder) Palestijns Gezag, Panama, Papoea-Nieuw-Guinea, Paraguay, Peru, Saint Vincent en de Grenadines, Suriname, Swaziland, Syrië, Thailand, Timor, Tokelau, Tonga, Tunesië, Turkije, Turkmenistan, Venezuela, Wallis en Futuna.

d) Netto-importeur van levensmiddelen zijnde ontwikkelingslanden volgens de WTO-lijst (niet eerder genoemd).

Barbados, Mauritius, Saint Lucia, Trinidad en Tobago.

I hereby certify that the foregoing text is a true copy of the Food Aid Convention, 1999, done at London on 13 April 1999, the original of which is deposited with the Secretary-General of the United Nations.

For the Secretary-General,

The Legal Counsel
(Under-Secretary-General for Legal Affairs)

Hans Corell

United Nations, New York, 30 April 1999


FOOD AID CONVENTION, 1999
DONE AT LONDON ON 13 APRIL 1999

Procès-verbal of rectification
of the original of the Convention

THE SECRETARY-GENERAL OF THE UNITED NATIONS, acting in his capacity as depositary of the Food Aid Convenion, 1999, done at London on 13 April 1999,

WHEREAS it appears that the original of the Convention (English, French, Russian and Spanish texts), contains an error,

WHEREAS the corresponding proposed correction has been communicated to all interested States by depositary notification C.N. 572.1999.TREATIES-21 of 21 July 1999,

WHEREAS by 19 October 1999, the dae on which the period specifed for the notification of objections to the proposed correction expired, no objection had been notified,

HAS CAUSED the required correction as indicated in hte annex to this Procès-verbal to be effected in the original of the Convention (English, French, Russian and Spanish texts); which correction also applies to the certified true copies of the Convention established on 30 April 1999,

IN WITNESS WHEREOF, I, Hans Corell, Under-Secretary-General, the Legal Council, have signed this Procès-verbal.

Done at the Headquarters of the United Nations, New York, on 22 October 1999.

Hans Corell


VOORONTWERP VAN WET VOORGELEGD AAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met het Voedselhulpverdrag 1999, en met de Bijlagen, gedaan te Londen op 13 april 1999.

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

Het Voedselhulpverdrag 1999, en de Bijlagen, gedaan te Londen op 13 april 1999, zullen volkomen gevolg hebben.

Art. 3

Deze wet zal uitwerking hebben op 1 juli 1999.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE


ADVIES 30.222/4

VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE

De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 26 mei 2000 door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Voedselhulpverdrag 1999, en met de Bijlagen, gedaan te Londen op 13 april 1999 », heeft op 13 december 2000 het volgende advies gegeven :

Bij het ontwerp zijn geen opmerkingen te maken.

De kamer was samengesteld uit :

De heer R. ANDERSEN, kamervoorzitter;

De heren P. LIENARDY en P. VANDERNOOT, staatsraden;

De heren F. DELPÉRÉE en J. KIRKPATRICK, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw C. GIGOT, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door mevrouw V. FRANCK, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. ANDERSEN.

De Griffier, De Voorzitter,
C. GIGOT. R. ANDERSEN.