2-673/1 (Senaat)
1155/1 (Kamer)

2-673/1 (Senaat)
1155/1 (Kamer)

Belgische Senaat en Kamer van Volksvertegenwoordigers

ZITTING 2000-2001

8 MAART 2001


Het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (1 juli ­ 31 december 2001)


VERSLAG

NAMENS HET FEDERAAL ADVIESCOMITÉ VOOR EUROPESE AANGELEGENHEDEN (1)

UITGEBRACHT DOOR DE HEREN MAHOUX (S) EN DE CROO (K)


Op woensdag 24 januari 2001 heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden tussen de heer Guy Verhofstadt, eerste minister, en de leden van het Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden, de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Defensie van de Senaat en de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer over de doelstellingen en de prioriteiten van het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie (tweede semester van het jaar 2001).

1. Uiteenzetting door de heer Guy Verhofstadt, eerste minister

De premier overhandigt drie documenten over de voorbereiding door de regering van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Het eerste geeft een overzicht van de globale thematische benadering van het Belgische voorzitterschap, het tweede behandelt de praktische en organisatorische voorbereiding en het derde bevat een aantal vuistregels.

De heer Verhofstadt benadrukt dat het definitieve programma van het Belgische voorzitterschap pas in de tweede helft van april 2001 zal worden vastgelegd, na gesprekken met het Parlement, socio-economische organisaties, de Europese Commissie, het sociale middenveld ... Hij zal op dit moment slechts het algemene thematische kader schetsen en de zes prioriteiten aanhalen, die inhoudelijk een aantal nieuwe initiatieven zullen bevatten, maar eveneens een aantal reeds bestaande initiatieven wil evalueren.

1.1. De uitdieping van het debat over de toekomst van Europa

Het debat over de toekomst van Europa stoelt op de resultaten van de Europese Raad van Nice die een verklaring van Laken/Brussel in het vooruitzicht stelt. In die verklaring zullen de timing, de agenda, de thema's en de methode worden vastgelegd van het te voeren debat dat in 2004 tot besluiten moet komen. De premier is van mening dat dit debat niet uitsluitend institutionele aspecten mag behandelen. Toen de Europese Economische Gemeenschap werd opgericht, was het Europese project er één met een open einde. In de loop der jaren kreeg dit Europa steeds meer bevoegdheden. Nu de hereniging van het Europese continent in zicht komt, moet de vraag kunnen worden gesteld naar de bevoegdheden van Europa en de daarvoor benodigde instellingen. Zij kunnen geen eigen leven gaan leiden, maar moeten worden gedefinieerd in het licht van meer transparantie, meer democratische legitimiteit en functionele efficiëntie waarbij de burger centraal staat.

Andere discussiepunten die eveneens in dit debat aan bod zullen komen zijn : het statuut van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het immigratie- en asielbeleid, het buitenlands en defensiebeleid, de plaats en rol van de verdragen, de financiering van de Unie (mogelijkheid tot directe financiering ?) en de bevoegdheidsafbakening.

1.2. De uitbouw van het Europees sociaal model

De premier is van mening dat dit luik in het verleden te stiefmoederlijk werd behandeld. Hij erkent dat tijdens de top van Nice impulsen werden gegeven, maar doortastende initiatieven zijn nodig. België hoopt tijdens zijn voorzitterschap de weigerachtige houding van vele lidstaten te kunnen veranderen zodat minstens op het vlak van de harmonisatie van sociale regels vooruitgang kan worden geboekt.

1.3. Het bevorderen van duurzame economische groei

Op het vlak van het economische beleid is de voorbereiding van de intrede van de chartale euro op 1 januari 2002 van groot belang. Dit zal de noodzaak van meer harmonisering inzake het socio-economische beleid nog versterken. Andere aandachtspunten in dit hoofdstuk zijn de liberalisering van een aantal sectoren (gas, elektriciteit, transport, ...), het afronden van de onderhandelingen omtrent het sociale Europa, het realiseren van vooruitgang inzake fiscaliteit evenals het uitvoeren van de besluiten van de Europese Raad van Lissabon.

1.4. De totstandkoming van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

Naast het tot stand brengen van een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid, het boeken van vooruitgang inzake de wederzijdse erkenning van strafrechterlijke en burgerrechtelijke beslissingen en het opvoeren van de strijd tegen de transnationale criminaliteit en de mensenhandel, zal grote aandacht uitgaan naar de evaluatie van de uitvoering van de conclusies van de Europese Raad van Tampere, op basis van een eerste tussentijds verslag van de Europese Commissie.

1.5. Duurzame ontwikkeling

De aandacht van het Belgische voorzitterschap zal onder meer uitgaan naar de voorbereiding van de klimaatconferentie van Marrakech en de Rio + 10 Conferentie, het operationeel maken tegen begin 2002 van het Europese voedselagentschap en de ratificatie door de Europese Unie van het Kyoto-protocol.

1.6. De uitbreiding en de externe dimensie

Het herstel van de historische, culturele en geografische eenheid van Europa is het doel van de uitbreiding. België zal hieraan werken in nauwe samenwerking met het voorgaande Zweedse en het volgende Spaanse voorzitterschap. Ter voorbereiding zal de premier nog voor het Belgische voorzitterschap aanvangt, alle kandidaat-lidstaten bezoeken.

De heer Verhofstadt is verder van oordeel dat in het recente verleden Centraal-Afrika op te weinig belangstelling vanwege Europa heeft kunnen rekenen. België zal een actieplan voor de regio voorstellen dat aan de betrokken landen een perspectief op vrede en ontwikkeling kan bieden.

Ook het Europees veiligheids- en defensiebeleid zal bijzondere aandacht genieten : tegen het einde van 2002 zullen de meeste organen betrokken bij het Europees defensie-initiatief opgericht en operationeel zijn.

2. Gedachtewisseling

De heer Mark Eyskens, volksvertegenwoordiger, wenst net zoals premier Verhofstadt niet te evolueren volgens een dialectiek van een open einde. Zo zal het nog tientallen jaren duren vooraleer de publiekrechtelijke structuren geëvolueerd zijn en het zal nog lang duren vooraleer er in de Europese Unie een evenwicht zal worden gevonden. Daarom vindt hij het belangrijk een richting aan te duiden waarin de evolutie kan geschieden. Volgens de heer Eyskens kan de structuur van de Unie geen federatie worden zoals er verschillende bestaan in de wereld en mag het ook geen confederatie blijven. Er zou moeten worden gemanoeuvreerd tussen de ongewenstheid van een confederatie en de onmogelijkheid van een federatie. De spreker hanteert daarom een federerende confederatie als krachtlijn voor de volgende tientallen jaren. Volgens hem zou een mengeling van zowel het intergouvernementalisme als het federalisme moeten geschieden, die als elementen reeds aanwezig zijn. Hij onderstreept dan ook het belang van de nauwere samenwerking.

Naast de nauwere samenwerking moet België ook voorstellen om aandacht te besteden aan de landen die nog geen lid zijn van de monetaire unie en aan de toekomstige nieuwe lidstaten. Hij vraagt zich af waarom de premier naast nauwere samenwerking het belang van complementaire samenwerking niet benadrukt. Hierbij wordt er een juridisch statuut of een transitiesysteem gecreëerd waarin alle landen worden opgenomen, waardoor deze landen betrokken worden bij de « decision shaping » en niet bij de « decision making ». Er bestaat dan immers het gevaar dat bij de ontwikkeling van de monetaire unie frustraties kunnen ontstaan bij de landen die zich daarbuiten bevinden.

De heer Eyskens stelt zich ook vragen over de positie van Groot-Brittannië. Hij gelooft niet dat de Europese Unie enkel kan steunen op de as Parijs-Berlijn en stelt concreet voor het Verenigd Koninkrijk bij de monetaire unie te betrekken door een monetair akkoord te sluiten met de twaalf lidstaten die reeds lid zijn van de monetaire unie.

Vervolgens beklemtoont de heer Eyskens het belang van een Ruslandbeleid dat niet mag ontaarden in een anti-Amerikaans beleid. In het kader van de National Missile Defense gelooft hij in een multilateraal samenwerkingsakkoord tussen Amerika en Europa.

Tot slot merkt de heer Eyskens op dat het economisch een vereiste is om samen met de 15 lidstaten een degelijk asiel -en immigratiebeleid op touw te zetten en stelt een stopzetting van de immigratiestop voor.

Wat de binnenlandse politiek betreft, gaat mevrouw Anne-Marie Lizin, senatrice, vooreerst in op de vrijheden binnen de Europese Unie. Zij vindt het spijtig dat het belangrijke Europese principe van het vrije verkeer van kapitaal, goederen en personen niet opnieuw wordt bevestigd in het verdrag. Wat het vrije verkeer van personen betreft, verwijst mevrouw Lizin naar de bescherming aan de grenzen waarover volgens haar een structureel gesprek moet plaatsvinden. Mevrouw Lizin hoopt dat er op het gebied van het Europese asiel- en immigratiebeleid precieze acties worden ondernomen. De Koning heeft inmiddels al aangestipt dat dit land zich duidelijk tegen de mensenhandel kant en het komt erop aan de illegale praktijken aan banden te leggen.

Wat de veiligheid betreft, geeft mevrouw Lizin aan dat het noodzakelijk is een Europees systeem te ontwikkelen dat de georganiseerde misdaad bestrijdt en dat als grootste bekommernis heeft het privé-leven van de Europese burger te beschermen. Zij vraagt zich af of België op dit gebied stappen zal ondernemen, meer in het bijzonder het opzetten van afluisterstations die aan een democratische controle worden onderworpen. Tot slot verwijst mevrouw Lizin naar het belang van een preventiebeleid en ondermeer naar de problematiek van de vrouwenprostitutie waaraan België tijdens zijn voorzitterschap aandacht kan besteden.

Wat het buitenlands beleid betreft, wil mevrouw Lizin weten of België zal deelnemen aan de gemeenschappelijke acties waarnaar de heer Solana in zijn verklaring heeft verwezen. Zij geeft ook aan dat er voor de eerste keer tijdens een voorzitterschap aandacht wordt geschonken aan de gezondheid van de militairen. Zij vraagt zich af of er inmiddels duidelijkheid bestaat over de aanwezigheid van plutonium in militaire wapens. Mevrouw Lizin geeft ook aan dat er aandacht wordt besteed aan de onderhandelingen met de NAVO, maar ze vindt het vreemd dat men met geen enkel woord rept over Amerika en over de relaties met president Bush. Wat Centraal-Afrika betreft, onderstreept mevrouw Lizin het belang van een samenwerking op humanitair vlak met de Amerikanen om tot een goed resultaat te kunnen komen. Tot slot verwijst zij naar het Civil Society Forum dat in Los Angeles zal plaatsvinden en zij vraagt zich af of het Belgische voorzitterschap aandacht zal besteden aan de signalen die vanuit dit forum zouden kunnen komen.

Volgens de heer Willy De Clerck, Europees parlementslid, heeft het Europees Parlement een groot politiek gewicht, al kan het de niet-ratificatie of de noodzakelijke ratificatie van het Verdrag van Nice niet beletten. Er zijn trouwens nationale parlementen, zoals het Belgische, die het advies van het Europees Parlement volgen. Omdat er unanimiteit moet zijn, zou het volstaan dat een of meer parlementen niet meedoen opdat het geheel zal mislukken. De heer De Clerck verwijst naar bepaalde strekkingen in het Europees Parlement. Hij verwijst naar een strekking die het verdrag zondermeer verwerpt en naar een strekking die met gelatenheid het verdrag goedkeurt. Daarnaast is er ook nog een strekking die afwachtend staat tegenover het Verdrag van Nice en pas haar goedkeuring zal geven wanneer er voldoende garanties en zekerheden worden geboden. De heer De Clerck vraagt zich dan ook af of tijdens het Belgische voorzitterschap deze garanties geboden zullen worden.

Ook mevrouw Anne Van Lancker, Europees parlementslid, deelt de mening van de heer De Clerck en benadrukt dat de post-Nice periode die in de Verklaring van Laken zal uitmonden, voldoende garanties moet bieden aan het Europese Parlement. Zij geeft ook aan dat de sociaal-democratie in het toekomstige Europese project een belangrijke verantwoordelijkheid heeft. Wat de « Kompetenzabgrenzung » betreft, is mevrouw Van Lancker van mening dat de definitieve afbakening van bevoegdheden een illusie is. Door de bevoegdheden juist niet definitief af te lijnen respecteert men volgens haar de dynamiek van het Europese toekomstproject. Bovendien gelooft zij niet in een Unie die niet bevoegd wordt voor het fiscale en het sociale. Mevrouw Van Lancker wil in ieder geval weten wat de premier juist bedoelt met « Kompetenzabgrenzung ». Ten tweede wil zij weten of België voor en tijdens de Verklaring van Laken geen aanzet kan geven tot het gebruik van een andere methodiek van vergaderen waarbij ook de nationale parlementen een belangrijke stem krijgen. Het intergouvernementele karakter van de totstandkoming van het Verdrag van Nice heeft volgens haar des te meer aangetoond dat deze manier van vergaderen geen toekomst meer biedt.

Mevrouw Leen Laenens, volksvertegenwoordigster, geeft aan dat duurzame ontwikkeling een van de zes prioriteiten van de regering is. Om tot een solidair Europa te komen wil zij benadrukken dat voor Agalev de duurzame ontwikkeling het onderliggende concept is waarmee de rest van het hele beleid moet interfereren. Dit spitst zij toe op het buitenlands beleid. Het Europees veiligheidsbeleid moet volgens haar gebaseerd zijn op het ideeëngoed van de conflictpreventie. Mevrouw Laenens hoopt ook dat België tijdens zijn voorzitterschap een actieve rol zal spelen in het vredesproces van het Midden-Oosten. Daarnaast pleit zij er voor om de Afrika-problematiek bij de VN aan te kaarten. In het kader van de uitbreiding van de Unie moet men aandacht schenken aan het specifieke probleem van Turkije. Mevrouw Laenens vindt het ook belangrijk de participatie van de burger bij het voorzitterschap te verhogen om een echt Europees debat over de duurzame ontwikkeling te lanceren. Tot slot verwijst zij naar de problematiek van de immigratiestop en citeert zij minister Michel die een pro-actief migratiebeleid bepleit.

De heer Karel Pinxten, volksvertegenwoordiger, geeft aan dat zowel het asiel- en immigratiebeleid als het defensiebeleid de voornaamste prioriteiten van de Belgische regering zijn. Hij wil namelijk duidelijkheid over twee punten. Vooreerst wil de heer Pinxten duidelijk weten of de ambitie van het Belgische voorzitterschap verdergaat dan de beperkte vier opgesomde domeinen die in bijlage 4 van het Verdrag van Nice staan vermeld. Daarnaast wil hij ook meer duidelijkheid over de zogenaamde eindtermen van de Verklaring van Laken. Hij wil weten of het Belgische voorzitterschap een richting zal uitzetten of daadwerkelijk reeds tot een blauwdruk zal komen.

De heer Michel Hansenne, Europees parlementslid, wil zich aansluiten bij wat de heer De Clerck reeds heeft gezegd en geeft aan dat aangezien België het voorzitterschap van Europa zal uitoefenen er binnen België een gemeenschappelijke politieke visie moet worden ontwikkeld. Voor de Belgen die een gemeenschappelijke Europese visie hebben, heeft Nice een onvoldoend resultaat opgeleverd. De vier domeinen die in bijlage 4 van het Verdrag van Nice voorkomen, zijn volgens hem geen echte vooruitgang te noemen. Hij pleit ervoor dat het voorzitterschap van België niet enkel herleid wordt tot een proeftijd voor het Verdrag van Nice. Men moet echter over het Belgische voorzitterschap heen over een gemeenschappelijk Europees integratieproject nadenken. Het Belgische voorzitterschap moet daarom de ambitie hebben met de Verklaring van Laken het Verdrag van Nice open te trekken en te verhelderen.

Mevrouw Marianne Thyssen, Europees parlementslid, verwijst naar de lancering van de euro als chartaal geld dat op het einde van het Belgische voorzitterschap zal plaatsvinden. Zij is van mening dat het belangrijk is dat de omschakelingsoperatie vrijwel vlekkeloos verloopt, omdat anders de mogelijkheid bestaat dat de Europese bevolking het Europese integratieproces niet meer zal steunen. Zij vraagt zich af of het Belgische voorzitterschap de discussie over de praktische en financiële problemen bij de lancering van het chartaal geld terug zal opentrekken.

De heer Armand De Decker, Senaatsvoorzitter, geeft aan dat het Verdrag van Nice het eerste Europese verdrag is dat het Europese project eerder bemoeilijkt dan vergemakkelijkt. Niettemin spreekt hij zijn bewondering uit voor de Belgische regering die tijdens de top van Nice het algemeen belang van het Europees project terug heeft benadrukt. Wat het buitenlands en defensiebeleid betreft, heeft de Europese Unie in de afgelopen twee jaar grote vooruitgang geboekt. In het Verdrag van Amsterdam werden de Petersbergtaken opgenomen en op de Europese Raden van Keulen en Helsinki werd er een akkoord bereikt over de Headline Goal, dat wil zeggen de paraatheid van 60 000 soldaten voor interventie op grote afstand. Het Verdrag van Nice heeft daarentegen voor al deze ontwikkelingen geen toekomstperspectieven geboden en hij verwijst naar twee contradicties in het Verdrag. Zo is het ondermeer contradictorisch dat volgens het Verdrag van Nice de versterkte samenwerking niet van toepassing is op de Headline Goal. Daarnaast verwijst de heer De Decker ook naar artikel 223 van het Verdrag van Rome dat niet terug ter sprake is gekomen. Volgens dit artikel wordt de wapenindustrie vrijgesteld van de concurrentieregels die voor de andere industrieën gelden. De heer De Decker hoopt dat tijdens het Belgische voorzitterschap terug aandacht wordt besteedt aan deze twee punten.

Volgens mevrouw Miet Smet, Europees parlementslid, koestert het Europese Parlement hoge verwachtingen met betrekking tot de correctie van het Verdrag van Nice tijdens het Belgische voorzitterschap. Volgens twee criteria zal het Belgische voorzitterschap worden geëvalueerd : het terugdraaien van de gecompliceerde beslissingsprocedure en de vooruitgang op gebied van de gekwalificeerde meerderheid. Mevrouw Smet hecht veel belang aan de Kompetenzabgrenzung en stelt voor dat België, aangezien het veel ervaring heeft met de verdeling van bevoegdheden in eigen land, een werkbaar schema opmaakt van de concurrerende en exclusieve bevoegdheden voor de EU. Zij deelt ook de mening van premier Verhofstadt dat de Kompetenzabgrenzung een zogenaamde « turbo » is in het Europese integratieproces. Tot slot geeft mevrouw Smet aan dat er bij de bevolking schrik heerst dat met de uitbreiding van de Unie het sociale systeem zal worden bedreigd en dat er een toevloed van migranten zal komen. Zij vraagt zich af in hoeverre de Europese regeringen gehoor geven aan deze problematiek.

De heer Bart Staes, Europees parlementslid, beklemtoont dat het Belgische voorzitterschap een voorzitterschap moet zijn van de gehele Belgische federatie. Daarom vraagt hij zich af hoe de premier overleg gaat plegen met de gewesten en de gemeenschappen om tot een programma te komen van de Belgische Staat in al haar geledingen dat in juli 2001 wordt voorgesteld in het Europese Parlement.

De heer Philippe Mahoux, senator, merkt op dat in juli 2001 een ontmoeting zal plaatshebben in Hanoï tussen de Trojka van de Europese Unie (op het niveau van de ministers van Buitenlandse Zaken) en de ASEAN. Hij vraagt dat de problematiek van de schending van de mensenrechten in Birma op de agenda van deze ontmoeting wordt geplaatst.

3. Repliek van de heer Guy Verhofstadt

3.1. Overleg met de gewest- en gemeenschapsregeringen

In zijn repliek benadrukt de heer Guy Verhofstadt dat er tijdens de maand februari een intergouvernementele vergadering zal plaatsvinden tussen de federale regering en de gewest- en gemeenschapsregeringen over het opstellen van het programma van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Tijdens de eerste vergadering met de gewest- en gemeenschapsregeringen werden er reeds een aantal afspraken gemaakt. De bijeenkomst in februari heeft ten eerste tot doel de werkelijkheid te toetsen aan de eerder gemaakte afspraken en ten tweede overleg te plegen over de voorbereidingen van het Belgische voorzitterschap teneinde zo te komen tot het definitief programma. De definitieve versie van het programma van het Belgische voorzitterschap zal in april klaar zijn.

3.2. De verklaring van Laken/Brussel

Wat de inhoud van de verklaring van Laken/Brussel betreft, benadrukt de eerste minister dat niet het Belgische voorzitterschap bepaalt wat er in de verklaring komt. Over de inhoud van de verklaring van Laken/Brussel zal pas in december 2001 worden beslist. In ieder geval is de heer Verhofstadt van mening dat er nog veel gediscussieerd moet worden om de vier belangrijke punten te verwezenlijken en hij hoopt zelfs meer te bereiken tijdens het Belgische voorzitterschap. Bovendien vindt hij het heel belangrijk dat men met de verklaring van Laken/Brussel tot een duidelijke agenda en methode komt. Voorts moeten de richtlijnen duidelijk zijn waardoor er een goede start kan worden gegeven aan het Verdrag.

3.3. Federalisme of confederalisme

Het is algemeen geweten dat de vraag zich stelt of Europa een confederatie dient te blijven dan wel een federatie dient te worden. Om eventuele discussies te vermijden, gebruikt de eerste minister bewust het woord « federalisme » niet. Hij vindt het eveneens verkeerd om de discussie over Europa in twee kampen in te delen. Aan de ene kant heb je de intergouvernementalisten, ook wel eurosceptici genoemd, en aan de andere kant de voorstanders van het federalisme. Volgens de heer Verhofstadt moeten we erkennen dat de kritiek van de eurosceptici vaak terecht is : gebrek aan efficiëntie, teveel bureaucratie, gebrek aan doorzichtigheid, gebrek aan transparantie, verlies aan identiteit en een gebrek aan democratische legitimiteit. De initiatieven van de Europese Commissie zijn veelal goed maar worden niet democratisch gedekt zolang de voorzitter van de Europese Commissie niet rechtstreeks wordt verkozen, zolang het Europees Parlement geen echt medebeslissingsrecht heeft en zolang de huidige Europese Raad niet gemoderniseerd wordt. Dit alles wordt evenwel niet verholpen door de eurosceptici als paria af te zonderen. De communautaire instellingen moeten in tegendeel worden aangepast en gemoderniseerd en hun actieterrein moet worden verbreed. De eerste minister vreest helemaal niet voor Kompetenzabgrenzung. Hij meent namelijk dat naar aanleiding van de discussie daarover een debat dient te worden geopend teneinde de terechte kritieken van eurosceptici op te lossen. In dit opzicht kan het debat met betrekking tot de Kompetenzabgrenzung eerder een kans voor de Europese Unie zijn dan een bedreiging. Onze huidige instellingen moeten worden omgevormd zodat ze democratisch verkozen zijn en beter en efficiënter kunnen werken. Wanneer er een debat gevoerd wordt over Kompetenzabgrenzung spreekt men over de bevoegdheden en hierdoor komt automatisch het debat over de werking van de Europese instellingen op gang.

3.4. Relatie EU-Rusland en EU-Verenigde Staten van Amerika

Net zoals de heer Eyskens ziet de heer Verhofstadt Europa meer dan enkel de as Parijs-Berlijn. Hij is van mening dat een groter Europa beter is. Daarnaast is de eerste minister van mening dat de relatie tussen de Russische federatie en de Europese Unie verbeterd moet worden en dat de relatie tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika het onderwerp moet uitmaken van besprekingen. Daarom zal de hij zeker een bezoek brengen aan de Verenigde Staten van Amerika. Verder zal hij in de loop van de eerste helft van 2001 een bezoek brengen aan de verschillende kandidaat-lidstaten van de Europese Unie om een zicht te krijgen op de politieke stand van zaken inzake de toetreding tot de EU.

3.5. Het asiel- en immigratiebeleid

Het asiel- en immigratiebeleid zal zeker op de agenda staan tijdens het Belgische voorzitterschap. De eerste minister heeft echter nog enkele vragen hieromtrent en de inhoud van dit programmapunt zal zeker nog uitgebreid ter sprake moeten komen. Eén van de belangrijkste oorzaken van de grote migratiestromen zijn de ondermaatse economische groei en welvaart in de herkomstlanden van de migranten. Dit probleem heeft zich ook voorgedaan in Zuid-Europese landen (bijvoorbeeld Portugal) en daar is de situatie verbeterd na de toetreding tot de Europese Unie. Daarom is de eerste minister een groot voorstander van de uitbreiding van de Europese Unie. In navolging van deze Zuid-Europese staten zouden ook deze landen dan in de mogelijkheid verkeren de problemen van economische groei en welvaart en de daarmee gepaarde hoge migratiestromen te verhelpen.

3.6. De invoering van de euro

Met het oog op de invoering van de euro is België nog steeds voorstander van een bredere frontloading van biljetten en munten. Spijtig genoeg stond België tijdens de laatste vergadering van de Raad Ecofin (herfst 2000) alleen in haar verzoek om tot een bredere frontloading te komen. Aangezien het onmogelijk is om enkele maanden voor de invoering van de euro het voorziene scenario te veranderen, zal het hele proces gewoon verlopen zoals eerder voorzien was.

De voorzitters-rapporteurs,

Philippe MAHOUX (S).

Herman DE CROO (K).


BIJLAGE


Nota van de eerste minister over de voorbereiding van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie

Globale thematische benadering van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie (1 juli ­ 31 december 2001)

Het voorzitterschap van de Europese Unie dat België van 1 juli tot 31 december 2001 zal waarnemen, biedt ons land een unieke mogelijkheid om enerzijds tegemoet te komen aan de concrete verwachtingen en bekommeringen van de burger, en anderzijds door het noodzakelijke debat te lanceren over de toekomst van de Europese Unie.

Zo zal het Belgische voorzitterschap geïnspireerd en gestuwd worden door onze ambitieuze visie op de Europese eenwording. Overigens zal het profiel van dit voorzitterschap noodzakelijkerwijze ook afhangen van de internationale conjunctuur. Ten slotte is het duidelijk dat ook dit voorzitterschap, net als de andere, in de lijn zal liggen van de acties ondernomen door voorgaande voorzitterschappen en door de Commissie.

Een voorzitterschap is een mandaat dat wordt uitgeoefend in het belang van de Europese Unie zelf. De voorzitterschaprol dient bijgevolg los te staan van de nationale agenda. Het is geen macht die men grijpt, maar een gezag dat men uitoefent. Daar gaat een grote verantwoordelijkheid mee gepaard. Van een voorzitterschap wordt immers verwacht dat zij een koers voor de toekomst uitzet, maar tegelijkertijd ook de uitstaande dossiers tot een goed einde brengt.

Dit zijn de twee grote uitdagingen waarvoor België in het tweede semester van 2001 geplaatst staat : enerzijds een debat op gang brengen over de toekomst van Europa waarin de echte vragen worden gesteld over de grondslagen van onze uitgebreide Unie, over de finaliteit ervan; anderzijds een voorzitterschapprogramma uitvoeren dat aan de concrete verzuchtingen van de Europese bevolking beantwoordt. Bij de uitwerking van deze twee hoofddoelstellingen zal België een grotere betrokkenheid van de burger bij de Europese publieke aangelegenheden in het centrum van haar bekommeringen plaatsen.

Voor het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie onderscheidt de Belgische regering een zestal krachtlijnen :

­ de uitdieping van het debat over de toekomst van Europa;

­ de creatie van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;

­ de verbetering van de arbeidskwaliteit, de bevordering van de gelijkheid van kansen en de strijd tegen uitsluiting en armoede;

­ de bevordering van een duurzame economische groei en een gemeenschappelijk economisch beleid;

­ de bevordering van de duurzame ontwikkeling en de levenskwaliteit;

­ de uitbreiding en de versterking van de externe dimensie van de Europese Unie.

Op die manier wil België meewerken aan een Europa dat efficiënt, transparant, coherent, democratisch en legitiem is. Alleen een sterk geïntegreerd Europa kan een invloedrijk Europa worden.

1. Het debat over de toekomst van Europa

1. Met het oog op de uitbreiding heeft de Europese Raad van Nice de instellingen van de Europese Unie aangepast. Nu moet werk worden gemaakt van het debat over de toekomst van de Europese Unie. Deze Europese Raad heeft tevens een verklaring goedgekeurd die aan de opeenvolgende Zweedse en Belgische voorzitterschappen een mandaat geeft om een breed maatschappelijk debat over de toekomst van de Europese Unie op gang te brengen. Naast de Europese instellingen dienen ook alle belanghebbende partijen daarbij betrokken te worden : de nationale parlementen, de publieke opinie, het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en de academische wereld. Ook de kandidaat-lidstaten moeten volop kunnen deelnemen aan dit debat.

Van de Zweedse en Belgische voorzitterschappen wordt niet verwacht dat reeds knopen worden doorgehakt. Wel wordt van hen verwacht dat ze het debat op gang brengen en omkaderen en dat de parameters ervan (agenda, methode, kalender) in de verklaring van Brussel-Laken worden vastgelegd. Dit proces mag niet gereduceerd worden tot een louter institutioneel debat : de Europese Unie heeft in het verleden al te lang de echte vraagstukken waarvoor ze geplaatst staat, voor zich uitgeschoven door haar toevlucht te nemen tot institutioneel-architecturale debatten over de structuur en de instellingen van de Europese Unie. In het debat over de toekomst van de Europese Unie willen we voorrang geven aan inhoud en doel, veeleer dan aan vorm en middelen. Desalniettemin zal dit debat ook institutionele gevolgen met zich meebrengen omdat dit proces zal raken aan de institutionele onderbouw van Europa.

2. De Belgische regering wil het debat opentrekken tot de finaliteit van de Europese constructie. Drie vaststellingen vormen daarbij het uitgangspunt :

­ de Europese constructie is 50 jaar oud. Haar uitgangspunten en fundamenten zijn geschreven in een sociaal-economische en geopolitieke context die totaal verschillend is van de huidige;

­ door de opeenvolgende uitbreidingsprocessen (voorbije en aanstaand) heeft Europa een kwantitatieve en kwalitatieve gedaantewisseling ondergaan.

­ de 50 jaar oude Europese constructie heeft een eigen, autonome, technocratische dynamiek ontwikkeld die Europa heeft verwijderd en vervreemd van de burger en van de lagere beleidsniveaus. Dit heeft geleid tot de identiteitscrisis die de Unie momenteel kent.

Het gaat er voortaan om het Europese integratieproces opnieuw te voorzien van stevige, democratische pijlers, geactualiseerd en opnieuw gedefinieerd, met betrokkenheid van de burger. Op basis van deze vaststellingen wenst het Belgische voorzitterschap een debat te lanceren dat zowel een filosofische als een inhoudelijk beleidsmatige en een organisatorische component moet bevatten. De filosofische component betreft de onderwerpen in verband met de toekomst van Europa, de finaliteit van de Europese constructie, de Europese identiteit gebaseerd op de waarden waar Europa voor staat. De inhoudelijk beleidsmatige component concentreert zich op onderwerpen als de externe vertegenwoordiging en externe rol van de Unie, het Europees sociaal model, Europa als factor van duurzame ontwikkeling, een gemeenschappelijke Europese justitiële en asielruimte, de verdere verdieping van een Europese defensiedimensie en ten slotte de eigen middelen en inkomsten voor de Europese Unie. In dit fundamentele debat over de finaliteit van de Europese Unie moet ook de reeds bekende post-Nice thema's die de grondslagen van de Europese constructie raken, worden opgenomen : de bevoegdheidsafbakening raakt aan de vraag met welke taken Europa, dan wel de lidstaten, zich moet of kan bezighouden; de reorganisatie van de verdragen raakt aan de vraag wat constitutioneel is in het Verdrag en wat niet; het statuut van het Handvest van de grondrechten raakt aan de vraag welke onze grondwaarden zijn. Andere organisatorische componenten zijn : het interinstitutioneel evenwicht, « good governance », de regionale dimensie en de samenstelling en de rol van de instellingen.

3. Het kan niet het einddoel van de Europese Unie zijn om uit te monden in een doodgewone internationale instelling die louter werkt op basis van intergouvernementalisme en de unanimiteitsregel. In het debat over de toekomst van Europa wenst België de weg van de communautaire methode te bewandelen. Weliswaar zal dit moeten gebeuren onder een vernieuwde variant die voldoet aan de dwingende eisen van transparantie, effectiviteit en democratische legitimiteit.

2. Een engagement voor de kwaliteit van arbeidsplaatsen, de strijd voor gelijke kansen en tegen uitsluiting en armoede

4. Het Belgische voorzitterschap zal een sterke sociale dimensie omvatten. De sociale agenda, goedgekeurd door de Europese Raad van Nice, biedt een dynamisch vooruitzicht van definiëring en consolidatie van het Europese sociaal model, en van een precieze kalender. In het bijzonder zal de klemtoon gelegd worden op de kwaliteit van arbeidsplaatsen, de gelijkheid van kansen, de modernisering van de sociale bescherming, de strijd tegen sociale uitsluiting en armoede, de herfinanciering van pensioenen en de volksgezondheid.

5. De laatste jaren werd belangrijke vooruitgang geboekt. Werkgelegenheid en sociaal beleid verwierven een plaats op de Europese agenda en kregen een nieuwe impuls tijdens de Europese Raden van Lissabon en Nice. Het Belgische voorzitterschap zal erop toezien dat de prioriteit gaat naar werkgelegenheid en sociale cohesie. De sociale agenda goedgekeurd door de Europese Raad van Nice stelt een werkplan op voor de 5 komende jaren. Onder het Belgische voorzitterschap moeten verschillende engagementen van deze agenda geconcretiseerd worden. Daartoe moet een evenwicht gevonden worden tussen de drie hoofdinstrumenten voor het opstarten van een sociaal Europa (wetgevend proces, open coördinatiemethode en sociale dialoog).

6. Onder het Belgische voorzitterschap zullen, zoals elk jaar, de nationale actieplannen inzake werkgelegenheid geëvalueerd worden. Wij wensen dat bij deze gelegenheid de kwaliteit van de arbeid centraal geplaatst wordt. Een verslag zal worden overgemaakt aan de Europese Raad van Brussel-Laken over het uitwerken van indicatoren die toelaten de kwaliteit van arbeidsplaatsen te toetsen. De Europese regels inzake veiligheid en gezondheid van arbeiders, en de samenwerkingsmodaliteiten tussen diensten van arbeidsinspectie, moeten worden herzien en aangepast aan nieuwe omstandigheden. Bijzondere aandacht zal moeten gaan naar nieuwe gezondheidsrisico's verbonden aan arbeid. Een Europees Observatorium van Europese industriële mutaties zal overigens geopend worden onder het Belgische voorzitterschap, in het kader van de Europese stichting voor de verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden.

7. De Europese Unie heeft de ambitie werk te maken van een Europese arbeidsmarkt. Het Belgische voorzitterschap zal bijzondere aandacht hebben voor de acties rond levenslange vorming, met daarbij de kwestie van de competentiecertificaten en de kwestie van de financiering van deze vorming. De Europese arbeidsmarkt kan pas correct functioneren wanneer de rechten van migrerende arbeiders verzekerd zijn. Verder kan de Europese arbeidsmarkt slechts werken indien de sociale partners betrokken zijn en er op Europese schaal een sociale dialoog wordt uitgebouwd.

8. Totnogtoe nam de Europese Unie het voortouw op het gebied van gelijke kansen. Inzake werkgelegenheid heeft de Europese Commissie een voorstel van richtlijn ingediend om de bestaande regels inzake gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mannen en vrouwen te verbeteren, om gelijk loon voor gelijk werk te stimuleren en de strijd aan te binden met mobbing op de werkplaats. Wij hopen dat deze regelgeving onder het Belgische voorzitterschap zal kunnen worden afgerond.

9. Tijdens het Belgische voorzitterschap zal een denkproces opgestart worden over concurrentie en meerbepaald over de sociale en omgevingsomstandigheden van concurrentiebeleid en over de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen.

10. Sinds de Europese Raad van Lissabon ontwikkelt de Europese Unie een gemeenschappelijke strategie inzake modernisering van de sociale bescherming. Alle lidstaten van de Unie staan voor dezelfde uitdagingen op dit vlak : de vergrijzing van de bevolking, de stijgende kosten van de gezondheidszorg, de aanpassing van de sociale bescherming aan nieuwe omstandigheden zoals nieuwe vormen van samenwonen of nieuwe vormen van arbeid. Het veiligstellen van de pensioenen en het betaalbaar maken van de pensioenstelsels werden daarbij als prioriteit aangeduid. Dit vergt een ruime benadering, waarbij zowel de gewaarborgde financiële stabiliteit als de sociale impact van de pensioenstelsels bekeken dienen te worden. Onze doelstelling is om voor het eind van het Belgische voorzitterschap een akkoord te bereiken over een aantal gemeenschappelijke doelstellingen rond pensioenen.

Op basis van de nationale actieplannen en het werk van de Commissie ter zake zal een reeks van indicatoren worden uitgewerkt als een stap naar een gezamenlijke Europese strategie. Hierbij is de participatie van de vertegenwoordigers van de betrokkenen zelf, de sociale partners en de niet-gouvernementele organisaties essentieel.

11. De strijd tegen sociale uitsluiting en armoede binnen de Europese Unie vormt een nieuw onderwerp, waarvoor meer Europa staat voor meer efficiëntie. Dit punt zal voortaan op de Europese agenda opgenomen worden en tijdens het Belgische voorzitterschap zal een Europese strategie voor de strijd tegen armoede gedefinieerd moeten worden waarbij de sociale partners en betrokken NGO's ook een rol spelen. De Europese strijd tegen sociale uitsluiting en armoede zal, in het kader van de strategie vastgelegd in de sociale agenda, verder geconcretiseerd worden in gezamenlijke beleidsdoelstellingen. Dit kan gebeuren op basis van de analyse van de nationale actieplannen die tegen 2001 zullen voorgelegd worden. Sociale uitsluiting is een multidimensioneel probleem, zodat een geheel van vergelijkbare en kwantitatieve resultaatsindicatoren nodig zal zijn om de vooruitgang in de inspanningen van de lidstaten te meten en te evalueren. De Europese Raad van Nice heeft inderdaad een aantal doelstellingen bepaald in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Die moeten het Belgische voorzitterschap toelaten een bepaald aantal concrete indicatoren te bepalen om het beleid van de Lidstaten op dit punt te kunnen evalueren.

Het Belgische voorzitterschap zal de inspanningen ter bevordering van de sociale economie, als evenwichtspunt tussen de publieke en de privé-sector, met aandacht voor de zwakkere groepen in de maatschappij, verder zetten. Meer bepaald zal de specificiteit van de sociale economie aan bod komen in sectoren als werkgelegenheid, sociale cohesie, diensteneconomie en levenskwaliteit.

De ontwikkeling binnen de Unie van de gebieden met structurele achterstand of in industriële omschakeling, onmisbare voorwaarde voor het beleid van cohesie van de EU, moet verder gezet worden om de Europese solidariteit tussen regio's te versterken. Er moet worden geanticipeerd op de uitdaging gevormd door het structurele beleid in het zicht van de uitbreiding.

Overigens, gezien 80 % van de Europese bevolking leeft in steden en dat daar het probleem van sociale uitsluiting zich het scherpst stelt, moet de Unie haar beleid toespitsen op de stedelijke revitalisering, om bij te dragen tot de dynamiek van de steden.

Ten slotte moet voor België ook cultuur, factor van sociale en economische cohesie, bijdragen tot de verrijking van ons leven in een samenleving, vooral door het versterken voor iedereen van de toegang tot verscheidene culturele producties, en door alle burgers de kans te bieden hun creativiteit harmonieus te ontwikkelen.

3. IJveren voor een duurzame economische groei en voor een gemeenschappelijk economisch beleid

12. Duurzame economische ontwikkeling is de conditio sine qua non voor het scheppen van arbeidsplaatsen en voor het delen van rijkdommen. Dit veronderstelt het verder zetten van de versterking van de economische beleidscoördinatie in de eurozone en het verbeteren van de dialoog met de Europese Centrale Bank, waarbij de autonomie van de Europese Centrale Bank gerespecteerd wordt. De Belgische regering is overtuigd van de noodzaak om een echt economisch beleid uit te werken waarvan de Eurogroep als kiem beschouwd kan worden. Het Belgische voorzitterschap zal de inspanningen verder zetten om de werking en zichtbaarheid van de Eurogroep te verbeteren en de economische beleidscoördinatie tussen de lidstaten te versterken. Onze doelstelling op termijn is het aanvullen van de monetaire unie met de geleidelijke creatie van een gemeenschappelijke economische en sociale pijler. Dit moet verder gaan dan een sociaal-economisch beleidsplan dat de bestaande instrumenten als de aanbevelingen over de « Globale richtsnoeren voor het economische beleid » en de jaarlijkse bijstellingen van de richtlijnen van Luxemburg bundelt. De Belgische regering wil tijdens haar voorzitterschap pleiten voor geïntegreerde en gezamenlijke sociaal-economische beleidskeuzen voor de hele Eurozone. Binnen de context van de eenheidsmunt en de interne markt veronderstelt dit ook dat er beduidende vooruitgang wordt geboekt inzake fiscale coördinatie en harmonisatie. Het Belgische voorzitterschap zal ook streven naar een betere werking van de macro-economische dialoog, opgestart door de Europese Raad van Keulen in juni 1999, met name door voor te stellen macro-economische indicatoren op punt te zetten die de verschillende deelnemers aan de dialoog gemeen hebben.

13. Tijdens de Europese Raad van Lissabon, in maart 2000, hebben de vijftien lidstaten van de Europese Unie een nieuw strategisch objectief vastgelegd : tegen 2010 moet de Europese Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld zijn, met een duurzame economische groei, met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.

De conclusies van de Europese Raad van Lissabon bevatten een zeer precieze kalender van concrete maatregelen die moeten genomen worden. Tijdens het tweede semester van 2001 zijn dat :

­ de volledige integratie en de liberalisering van de telecommunicatiemarkt;

­ de toegang van alle scholen tot het internet;

­ de creatie van een Trans-Europees netwerk aan zeer hoge snelheid voor elektronische communicatie; dit netwerk moet onderzoeksinstellingen, universiteiten, bibliotheken, wetenschappelijke centra en op termijn ook de scholen verbinden;

­ het gemeenschapsoctrooi;

­ een gemeenschappelijke strategie voor de administratieve vereenvoudiging.

14. Tijdens het Belgische voorzitterschap zullen de laatste voorbereidingen getroffen worden voor de fysieke invoering van de euro. Via maandelijkse monitoring zal de Eurogroep zowel het gebruik van de euro door de economische actoren als de implementatie door de lidstaten van hun overgangsscenario's nauwgezet in het oog houden. Als de lidstaten gelijktijdig maatregelen in werking zetten, kan de communicatie op Europees vlak doelmatiger plaatsvinden. Deze communicatie zal nodig zijn om eventuele bezorgdheid weg te nemen zowel bij de burgers, in het bijzonder de kwetsbare sociale groepen, als bij de bedrijven.

Met het invoeren van de euromunten en -biljetten zal vermoedelijk één van de handicaps waarmee de euro geconfronteerd wordt, namelijk het gebrek aan visibiliteit, grotendeels verdwijnen. Het moet de bedoeling zijn van het voorzitterschap om dit gegeven als katalysator te gebruiken teneinde het extern gebruik van de euro fors te laten groeien. Deze valuta zou dan de gepaste plaats krijgen in de internationale financiële markten en dit zowel als facturerings-, betaal-, beleggings- en ankermunt.

Ook moet het Belgische voorzitterschap van de Eurogroep dat het hele jaar 2001 beslaat, maximaal benut worden om acties te initiëren teneinde de financiële markten in Europa zoveel mogelijk één te maken en een effectieve « level playing field » voor financiële diensten tot stand te brengen. Ten slotte zal de coördinatie van het economisch beleid zo doelmatig mogelijk opgevat worden waarbij ook structurele vraagstukken aangesneden zullen worden. De inspanningen van het Franse voorzitterschap om de werking en de zichtbaarheid van de Eurogroep te verbeteren zullen onverminderd worden voortgezet.

15. De doelstellingen en de strategie om Europa te moderniseren, zijn in belangrijke mate afhankelijk van de verdere voltooiing van de interne markt. Dat is, in navolging van de conclusies van de Europese Raad van Lissabon, een centrale opgave van elk voorzitterschap. Daarbij staat in de eerste plaats de goede werking van de interne markt centraal. Een efficiënte interne markt heeft immers positieve effecten voor iedereen, zowel consumenten als bedrijven. Daarbij moet het belang van de consument voorop staan, met de garantie van continuïteit voor diensten van algemeen belang voor ogen, zoals bepaald in de conclusies van de Europese Raad van Nice, met inbegrip van eventueel wetgevend werk.

Op dit vlak is er nog heel wat te doen : de verwijdering van de overblijvende hinderpalen voor het dienstenverkeer; de liberalisering op het vlak van sectoren zoals gas, elektriciteit, de post en de transportsector; betere regels inzake openbare aanbestedingen ten behoeve van de KMO's; een strategie inzake de administratieve vereenvoudiging; de bevordering van het concurrentievermogen van de bedrijven en een binnen Europees kader geharmoniseerde verlaging van het algemene niveau van overheidssubsidies. Het gemeenschappelijke werkprogramma van de drie voorzitterschappen (Frankrijk, Zweden en België), zoals vastgelegd door de Raad Interne Markt, zal daarbij de leidraad vormen zodat de verschillende streefdata die in Lissabon en Feira werden voorop gesteld, kunnen gehaald worden. Het Belgische voorzitterschap zal indien nodig de onderhandelingen over het statuut voor de Europese vennootschap afronden en verder proberen de onderhandelingen over de informatie en consultatie van de werknemer tot een goed einde te brengen. Bovendien zal aandacht worden besteed aan een specifiek beleid voor kleine en middelgrote ondernemingen. Wat dit laatste betreft wenst België voorrang te geven aan de concrete invullingen van het Europees Handvest voor de kleine onderneming dat werd aangenomen op de Europese Raad van Feira.

Overigens zal het Belgische voorzitterschap bijzondere aandacht hebben voor het concurrentiebeleid. De finaliteit van het concurrentiebeleid ligt in het bieden van een goede marktwerking en tegelijk in een betere bescherming van de belangen van de consument. De opgestarte modernisering van de concurrentieregels op Europees niveau zal de nationale overheden ertoe aanzetten een steeds belangrijkere rol te spelen in het concurrentiebeleid. Het Belgische voorzitterschap zal ook een versterking voorstellen van de middelen die ter beschikking worden gesteld van de nationale mededingingsautoriteiten om te kunnen beantwoorden aan de objectieven vastgelegd door de Commissie en aan de nieuwe marktvoorwaarden.

16. Het Belgische voorzitterschap zal zich inzetten voor de creatie van een Europese ruimte van onderzoek en innovatie, meer bepaald door een verhoogde mobiliteit van onderzoekers en studenten, door het aantrekkelijker maken van de carrière en het statuut van wetenschappers en door de ontwikkeling van het gemeenschapsoctrooi. Onderzoek en ontwikkeling vormen de motor van economische groei en werkgelegenheid. Het Belgische Voorzitterschap zal bijgevolg speciale aandacht besteden aan de onderhandeling van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling van de Europese Unie.

17. Het Belgische voorzitterschap zal zich verder inspannen voor de uitvoering en de afwerking van het fiscaal pakket (spaarfiscaliteit, belastingsregelingen voor ondernemingen, interesten en royalty's) nu in december 2000 een politiek akkoord werd bereikt over de spaarfiscaliteit. Zo zal het Belgische voorzitterschap in het bijzonder de onderhandelingen verder zetten met derde landen voor een definitief akkoord over de ontwerprichtlijn inzake spaarfiscaliteit. Daarenboven zal het Belgische Voorzitterschap, in overleg met de Commissie, nagaan hoe een studie tot stand kan komen over de opportuniteit, de haalbaarheid en de eventuele voorwaarden van een belasting op speculatieve kapitaalstromen.

18. De revolutie op het vlak van informatie- en communicatietechnologie heeft geleid tot een evolutie van onze samenleving. Deze evolutie brengt immers grote veranderingen teweeg, niet alleen op economisch, maar zeker ook op cultureel en sociaal vlak. Vooruitgang op het vlak van de informatiemaatschappij moet voor Europa een belangrijke investering in de toekomst zijn. Het Belgische voorzitterschap zal bijzondere aandacht besteden aan de concretisering van het Europees programma met grote aandacht voor toegang en vaardigheden, infrastructuur en veiligheid, kennis en innovatie en adequate regelgeving. Elke lidstaat moet hiervoor verder pro-actief de nodige actieplannen ontwikkelen, binnen een gezamenlijk Europees project. Alle burgers moeten immers opgeleid zijn en toegang hebben tot moderne informatie- en communicatietechnologieën. De toegang tot informatienetwerken moet verzekerd zijn voor alle burgers, ook voor specifieke gebruikers zoals gehandicapten, bejaarden en laaggeschoolden. Het ontstaan van een nieuwe vorm van analfabetisme moet absoluut vermeden worden. Overigens moet ook het bedrijfsleven de nodige kansen krijgen om in de informatiesamenleving uit te groeien tot spelers van wereldformaat.

De overheid moet actief deelnemen aan het creëren van een flexibel en efficiënt regulerend kader dat wordt opgemaakt in samenspraak met alle actoren en moet ook zelf aanwezig zijn door middel van e-government. De verdere uitbouw van elektronische overheidsplatformen waar iedereen toegang toe heeft, is hiervoor cruciaal.

4. De Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

19. De oprichting van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarborgt het respect van de traditie van een gastvrij Europa waarbinnen de mensenrechten worden gerespecteerd. Zo'n doelstelling is van fundamenteel belang voor de burgers van de Europese Unie, maar ook voor wie er verblijft, het streefdoel is immers hun vrijheden behouden en verrijken en er tegelijk voor zorgen dat ze die in alle veiligheid kunnen benutten.

20. De geleidelijke invoering in de Europese Unie van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid vormt één van de hoofduitdagingen van het verdrag van Amsterdam. Het Belgische voorzitterschap heeft zijn prioriteiten vastgelegd met als doelstelling het intensief verder zetten van het verrichte werk in het kader opgesteld door de Europese Raad van Tampere. Het betreft een belangrijk project dat beantwoordt aan gegronde verwachtingen van de burger. De evaluatie van de geboekte vooruitgang in de uitwerking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid binnen de Europese Unie voor de jaren 2000 en 2001 zal plaatsvinden tijdens de Europese Raad van Brussel-Laken in december 2001.

21. Bijzondere aandacht zal gaan naar het Europese asiel- en migratiebeleid. Op Europees niveau zijn we er nog niet in geslaagd om hier een gemeenschappelijk antwoord op te geven. De houding van ieder voor zich verwordt al gauw tot een « ieder op zijn plaats » en plaats het humane Europa in tegenspraak met zichzelf. De Europese Unie moet de samenwerking tussen de lidstaten verbeteren op gebied van asielbeleid. Mensen die vluchten voor oorlog en geweld moeten op asiel en opvang kunnen rekenen. Het Belgische voorzitterschap zal zich inspannen voor de oprichting van een gemeenschappelijke Europese asielruimte, voor het regime van de tijdelijke bescherming, voor de goedkeuring van gemeenschappelijke asielprocedures, voor een gemeenschappelijk beleid inzake opvang en spreiding van vluchtelingen (onder meer harmonisering van het sociaal-economisch statuut van vluchtelingen).

De Europese Unie moet daarbij werk maken van de ontwikkeling van een gemeenschappelijk en omvattend migratiebeleid met speciale aandacht voor de situatie in de herkomstlanden. Een versterking van een gemeenschappelijke regelgeving betreffende de controle aan de buitengrenzen van Schengen is daartoe onontbeerlijk. De Unie moet zich ook inzetten voor een gemeenschappelijke strijd tegen mensensmokkel en illegale immigratie, onder meer door versterkt politieoptreden aan de buitengrenzen van de Unie. Samen met de Europese Commissie zal België ook initiatieven nemen om bijstand te verlenen aan de kandidaat-lidstaten die in de toekomst controles zullen moeten uitvoeren aan de buitengrenzen van de Europese Unie en van de Schengen-zone.

Tegelijkertijd zullen inspanningen moeten geleverd worden opdat het statuut van onderdanen van derde landen, die legaal verblijven in een land van de Unie steeds dichter komt te staan bij het statuut van burgers van de Unie.

Het Belgische voorzitterschap hoopt verschillende terugnameakkoorden te kunnen afsluiten die op dit ogenblik door de Commissie worden onderhandeld.

22. Het Belgische voorzitterschap wil ook vooruitgang boeken op strafrechtelijk gebied en zich toespitsen op de volgende onderwerpen : de wederzijdse erkenning van strafrechterlijke uitspraken, de harmonisatie van bepaalde beschuldigingen en van gemeenschappelijke sancties, het versterken van de maatregelen en regels inzake samenwerking tussen politiediensten en justitie en in het bijzonder inzake het opstarten van Eurojust.

Politie en gerecht moeten over de landsgrenzen heen samenwerken in de strijd tegen de internationale misdaad, zoals mensenhandel, illegale en pseudo-illegale immigratie, seksuele uitbuiting, hormonen- en drughandel, terrorisme, cybercriminaliteit, grensoverschrijdende milieucriminaliteit.

Inzake samenwerking van politiediensten zal het Belgische voorzitterschap de wijzigingen van de Europolconventie aannemen om de bevoegdheden van Europol uit te breiden, vooral voor wat het witwassen van geld betreft of de deelname aan gemeenschappelijke onderzoeksteams op nationale grondgebieden. Europol zal een operationeler en efficiënter karakter moeten krijgen.

Op het vlak van de burgerrechtelijke samenwerking, zal het Belgische Voorzitterschap speciale aandacht besteden aan de automatische uitvoerbaarheid van burgerlijke uitspraken in alle lidstaten.

23. België zal ook een eerste initiatief nemen voor het oprichten van een netwerk van nationale contactpunten inzake misdaadpreventie. Dit netwerk zal bijdragen tot de uitwisseling van ervaring met preventiemethodes voor bepaalde vormen van criminaliteit, zoals stadscriminaliteit, jeugdcriminaliteit of de misdaad die te maken heeft met drugs.

24. Onder het Belgische voorzitterschap zal een brainstorming gestart worden over de sociale aspecten van de Europese justitieruimte, en meerbepaald over twee belangrijke punten : de beslechting van sociale geschillen in de Europese Unie; de bevoegdheid van arbeidsjurisdictie in de verschillende Lidstaten, indien er een is (het gaat om extra respect voor de Europese sociale regelgeving).

5. De duurzame ontwikkeling en de levenskwaliteit

25. Het Belgische Voorzitterschap zal een evenwichtige benadering nastreven van de sociale, economische en milieucomponenten van de duurzame ontwikkeling. Tijdens het Belgische voorzitterschap zal men een aanvang nemen met de concrete invulling van de strategie inzake duurzame ontwikkeling, die door de Europese Raad van Göteborg in juni 2001 zal worden vastgelegd.

Deze concrete invulling van de milieupijler van duurzame ontwikkeling zal zich moeten vertalen rond de as van duurzame productie- en consumptiepatronen in de hele beleidswaaier (leefmilieu, landbouw, volksgezondheid, voedselveiligheid, energie, transport, fiscaliteit) en dit voor de realisatie van een aantal fundamentele horizontale doelstellingen zoals het respect van de Kyoto-verbintenissen en de voorbereiding van de Conferentie Rio+10. België zal daarnaast de voorbereiding van de 7de klimaatconferentie te Marrakech in november 2001 nauwkeurig ter harte nemen. Ten slotte zal het Belgische Voorzitterschap zich inspannen opdat de Europese Unie het Kyoto-protocol kan ratificeren voor de Conferentie Rio+10 in juni 2002.

26. Het Belgisch Voorzitterschap is van plan om de belangrijke rol die in dergelijke onderhandelingen weggelegd is voor het Voorzitterschap, volop ter harte te nemen. Een goede coördinatie tussen de lidstaten is cruciaal zodat de Europese unie met 1 stem kan spreken in de multilaterale onderhandelingen. Daarnaast heeft België zich in het klimaatdossier steeds een sterke voorstander getoond van een Europese coördinatie van beleidsmaatregelen. Het Belgische Voorzitterschap is van plan de omzetting van de Commissievoorstellen in concreet beleid van de Europese unie op sporen te zetten.

27. Binnen het kader van het leefmilieubeleid op niveau van de Europese Unie zal zeker veel belang gehecht worden aan het toekomstige zesde milieuactieprogramma zowel door middel van horizontale beleidsinstrumenten zoals het geïntegreerd productenbeleid, de milieuverantwoordelijkheid, de toegang tot informatie en de deelname van het publiek en als door middel van sectoriële instrumenten zoals de kwaliteit van de lucht, het afvalbeleid en het gebruik van pesticiden. Daarnaast zal het Belgische Voorzitterschap de integratie stimuleren van het milieubeleid en de duurzame ontwikkeling in de andere beleidsterreinen. Zo vormt de afstemming tussen mobiliteitsbeleid en milieubeleid de hoeksteen van een geïntegreerd beleid rond duurzame mobiliteit. Wat het energiebeleid betreft, zal het Belgische Voorzitterschap de initiatieven van het Zweedse voorzitterschap inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie verder zetten. Zij zal daarbij met name vooruitgang nastreven op het vlak van de milieufiscaliteit. Klimaatverandering is één van de thema's bij uitstek waarvoor een integratie van het beleid noodzakelijk is. Het Europees Programma Klimaatverandering dat op initiatief van de Commissie werd opgestart in 2000, moet tijdens het Belgische Voorzitterschap uitmonden in concrete voorstellen inzake beleidsmaatregelen op EU-vlak in de sectoren energie, transport, industrie en inzake emissiehandel binnen de EU.

28. Het Belgische Voorzitterschap zal bijzondere aandacht verlenen aan de voedselveiligheid. Het is de bedoeling alle voorbereidende werkzaamheden af te sluiten zodat de Europese voedselautoriteit begin 2002 operationeel kan zijn. De Europese Unie trekt haar lessen uit de BSE-crisis en de dioxinecrisis. Vanuit haar ervaring moet het Belgisch voorzitterschap de oprichting van het Europees Voedingsagentschap actief begeleiden en de totstandkoming van nieuwe wetgevingsvoorstellen ter uitvoering van het Witboek voedselveiligheid op de voet volgen. De Belgische regering wil in het bijzonder aandacht besteden aan de volgende punten : de Europeanisering van het CONSUM-project (« Contaminent Surveillance System », het Belgische programma dat de agrovoedingsketen bewaakt), het invoeren van een positieve lijst inzake de samenstelling van dierenvoeders, en de context van een duurzame en leefbare landbouw.

29. Een duurzame en leefbare landbouw impliceert een heroriëntering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid waarbij ook overwegingen inzake volksgezondheid en leefmilieu aan bod komen. Wat het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft, zal het Belgische Voorzitterschap wellicht, in samenspraak met het Zweedse Voorzitterschap, een aantal sectoriële dossiers moeten afsluiten : gemeenschappelijke organisaties voor de markten van fruit en groenten, suiker, rijst.

Met het oog op een vernieuwing van het Visserijbeleid vanaf 1 januari 2003, zal de Europese Commissie in de lente van 2001 een werkdocument voorstellen over de noodzakelijke hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Deze discussie zal opgestart worden onder het Zweedse Voorzitterschap en zal wellicht verder worden gezet onder het Belgische Voorzitterschap, waarna de Europese Commissie concrete voorstellen zal formuleren.

30. In het kader van deze concretiseringstrategie van de doelstellingen van duurzame ontwikkeling zal het Belgische Voorzitterschap de mobiliteit van de burger in het centrum van het gemeenschappelijke transportbeleid plaatsen en daarbij de voorrang geven aan de bescherming van het milieu, de veiligheid en de werkomstandigheden. De algemene aanpak van het Belgische Voorzitterschap zal gedomineerd worden door de bevordering van de mobiliteit van de burger en dus door een gelijke toegang tot transportmiddelen en een betere diensten- en levenskwaliteit. Deze aanpak zal ook trachten om meer samenhang te brengen in initiatieven genomen op Europees niveau om zowel sociale, economische als milieugebonden doelstellingen te bevorderen.

Inzake milieu zal de prioriteit gaan naar de concrete uitwerking van de door het vorige voorzitterschap bepaalde strategie waarbij milieuaandachtspunten worden geïntegreerd in de transportsector. Bijzonder aandacht zal geen naar niet-vervuilend stedelijk vervoer, binnenscheepvaart, maritieme veiligheid, de strijd tegen geluidsoverlast van vliegtuigen, luchtvervuiling, de intermodaliteit tussen verschillende transportmiddelen en de hoofdprincipes van de Trans-Europese transportnetten.

31. Verder tracht België coherentie en synergismen in de hand te werken tussen verschillende initiatieven inzake veiligheid in verscheidene transportsectoren. Bovendien zal België erop toezien dat het openstellen van verschillende transportmarkten, met name die van waterwegen, wegen en spoorwegen, gepaard gaat met sociale maatregelen en adequate arbeidsomstandigheden. Dit meerbepaald via een geheel van sociale maatregelen voor de sector van het wegverkeer, zoals de vorming van chauffeurs, de harmonisatie van controles en sancties voor sociale overtredingen in het wegverkeer en het dossier van de veiligheid van het spoorwegverkeer.

32. Inzake energiebeleid zal het belgische voorzitterschap er bijzonder voor ijveren om vooruitgang te boeken in een aantal dossiers van strategisch belang voor duurzame ontwikkeling, of ze zelfs af te ronden. In de eerste plaats betreft het hier het promoten van elektriciteit opgewekt op basis van vernieuwbare energiebronnen. De doelstelling is om tegen 2010 het aandeel van vernieuwbare energiebronnen te verdubbelen om te komen tot 12 % in de globale energiebalans. In het kader van de strategie voor het verbeteren van de energie-efficiëntie, wat een hoofdrol zal moeten spelen in het zicht van de Kyoto-verbintenissen, zal het Belgische voorzitterschap mogelijk maken een politieke discussie te voeren over het herziene plan dat de Commissie zal voorstellen in juni 2001 te Göteborg en over het eerste wetgevende element dat dit plan zal gestalte moeten geven met betrekking tot openbare gebouwen.

Een andere fundamentele politieke prioriteit is de ontwikkeling van verplichtingen van openbare dienstverlening binnen de versnelde liberalisering van de energiemarkten en dat zowel op sociaal als milieuvlak.

Het Belgische voorzitterschap zal trachten vooruitgang te boeken inzake energie- en milieufiscaliteit. Het Belgische voorzitterschap wenst een akkoord te bereiken over de taxatie van energieproducten en wil ervoor ijveren dat milieuelementen in overweging worden genomen bij het bepalen van de lijst producten die kunnen genieten van verlaagde BTW-tarieven. Ten slotte zal bijzondere aandacht gaan naar de taxatie van kerosine, wat zal besproken worden tijdens de IOCA-conferentie in oktober 2001, en naar de alternatieve instrumenten die zouden toelaten om dezelfde doelstellingen te bereiken.

6. De uitbreiding en de externe dimensie van de Europese Unie

33. Met het besluiten van de Intergouvernementele conferentie, ligt de weg open voor de uitbreiding van de Unie, wat het grote bouwwerk zal zijn voor de opbouw van Europa tijdens de komende jaren. De inzet is niet meer of niet minder dan het herstel van de Europese eenheid.

De toetredingsonderhandelingen zullen een hoogst essentieel onderdeel uitmaken van het belgische voorzitterschap. Conform aan het strategische rapport van de Commissie zullen vooral de volgende kwesties worden gevat : concurrentie-, transport- en energiebeleid, fiscaliteit, douane-unie, landbouw (diergeneeskundige en fytosanitaire kwesties), visserij, justitie en binnenlandse zaken en financiële controle. Het Belgische voorzitterschap zal vastberaden zijn verantwoordelijkheden opnemen in dit proces, en dat in nauwe samenspraak met het Zweedse en Spaanse voorzitterschap, en met de Commissie. Gedurende lange tijd was het werken aan Europa doorgaans het uitdiepen van de opbouw ervan. Vandaag is werken aan Europa ook werk maken van de uitbreiding.

Het Belgische voorzitterschap is van oordeel dat de toetredingsonderhandelingen zo snel mogelijk afgerond dienen te worden. Elke kandidaat-lidstaat moet volgens zijn eigen merites behandeld worden en, behoudens eventueel vereiste overgangsperiodes, moet de integrale toepassing van het communautaire acquis de norm uitmaken.

Het Belgische voorzitterschap zal er hoogst aandachtig op toezien dat de integratie van het acquis door de kandidaat-lidstaten aan een strenge collectieve evaluatie wordt onderworpen.

34. Afrika zal een hoofdpijler vormen van het Belgische voorzitterschap. De ambitie van het Belgische voorzitterschap zal zijn met Afrika een duurzaam partnerschap uit te bouwen dat bijdraagt tot stabiliteit, democratisering en ontwikkeling. In deze context zal de opvolging van de Top EU-Afrika van Caïro bijzondere aandacht vergen.

De Europese Unie zal overigens werk moeten maken van zijn acties inzake ontwikkelingssamenwerking door die te laten scharnieren rond het thema van de armoedebestrijding in het kader van duurzame ontwikkeling. Daartoe zal België zich buigen over de uitvoering van het in juni 2000 met de 77 ACP-landen ondertekende Akkoord van Cotonou met betrekking tot de hoofddomeinen van de samenwerking met landen in conflictsituaties, het creëren van regionale zones van vrije handelsuitwisselingen en deelname aan de burgersamenleving. Bovendien zal het Belgische voorzitterschap de mogelijkheid onderzoeken om regionale economische partnerschapakkoorden af te sluiten.

Met betrekking tot Centraal-Afrika, zal het Belgische voorzitterschap zijn partners van de Europese Unie verzoeken een « actieplan voor vrede en ontwikkeling » in de regio voor te stellen aan de betrokken landen. Het objectief zal zijn de Centraal-Afrikaanse staten een perspectief te bieden opdat ze resoluut zouden kiezen voor de weg van onderhandelingen en vrede die hen zo kan brengen tot stabiliteit, een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Het actieplan zou uit twee fases bestaan : op korte termijn het nieuw leven blazen in het proces van Lusaka om tot werkelijke vredesvooruitzichten te kunnen komen. In een tweede fase, essentieel gekenmerkt door het opstarten van de vredesakkoorden, kunnen we volgens te bepalen modaliteiten denken aan een « partnerschap in vrede en ontwikkeling ». Dit plan zou moeten toelaten meer aandacht te schenken aan Centraal Afrika op het hoogste politieke niveau en een sterker gecoördineerde actie van de Europese Unie en van de internationale gemeenschap te bevorderen.

Het betreft in de eerste plaats een beter mobiliseren van de instrumenten en middelen van de Unie en in het bijzonder beter gebruik maken van de steun van de Speciale gezant voor het Gebied van de Grote Meren. Ook zal gesteund moeten kunnen worden op de resources van het Akkoord ACS-EU en van het EOF.

35. Het Belgische voorzitterschap zal bijzondere aandacht hebben voor het Euro-Mediterrane gebied, meerbepaald voor het versterken van het Euro-Mediterrane partnerschap en de steun aan het vredesproces in het Midden-Oosten.

De versterking van het Euro-Mediterrane partnerschap, met als doelstelling het oprichten van een ruimte van vrede, stabiliteit en welvaart, zal een hoofdlijn zijn binnen het Belgische voorzitterschap. In deze optiek zal het Belgische voorzitterschap sterker de klemtoon leggen op het derde luik ­ sociaal met inbegrip van de gelijke kansen tussen mannen en vrouwen en de rol van de vrouw, cultureel en humaan ­ van het Proces van Barcelona.

Het Belgische voorzitterschap zal er eveneens voor ijveren dat de Europese Unie haar rol waarneemt in het vredesproces van het Midden-Oosten. Het tot stand brengen van een definitieve vrede is hoofdzakelijk de verantwoordelijkheid van de betrokken partijen, via bilaterale onderhandelingen. Met haar objectiviteit en historische ervaring kan de Europese Unie evenwel een nuttige rol spelen in het scheppen van vrede in het Midden-Oosten. Vast staat overigens dat na het sluiten van een vredesakkoord de EU en haar Lidstaten een erg belangrijke rol zullen moeten spelen in de creatie van deze vrede, zowel op economisch als op politiek vlak. Het Belgische voorzitterschap wil immers de globalisering versterken door een geïntegreerde benadering na te streven.

36. De volgende ministeriële bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie zal plaatsvinden tijdens de tweede helft van 2001. Het Belgische voorzitterschap moet er alles aan doen om de onderhandelingen in dit kader weer vlot te trekken en, in nauwe samenwerking met de Commissie, een nieuwe onderhandelingsronde op gang te brengen. Daarbij zal bijzondere aandacht gegeven worden aan de inbreng van de ontwikkelingslanden. De versterking van het multilateraal handelssysteem blijft immers een belangrijke doelstelling. Bij de voorbereiding van een nieuwe globale ronde van de WHO-onderhandelingen moet rekening gehouden worden met de band tussen wereldhandel enerzijds en milieuzorg, sociale normen, het voorzorgsprincipe en de problemen van armoede en onderontwikkeling anderzijds. Het Belgische voorzitterschap zal er verder naar streven de samenwerking te versterken tussen de WHO en andere internationale organisaties zoals de IAO, de WGO en de UNCTAD.

37. Het Belgische voorzitterschap zal de inspanningen verder zetten die zijn geleverd voor het verbeteren van de efficiëntie en coherentie van het externe beleid van de Europese Unie en de Lidstaten. België zal daarbij steunen op de instrumenten voorzien in het Verdrag van Amsterdam en op de permanente structuren gecreëerd door het Verdrag van Nice. Deze instrumenten zullen door het Belgische voorzitterschap benut worden om het beheer van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) dag na dag verder te ontwikkelen en om bij te dragen tot het invoeren van een globaal concept van crisisbeheer.

Dankzij deze aanpak zal de Europese Unie de actiemiddelen die haar ter beschikking staan (humanitair, commercieel, financieel, politiek, diplomatiek en militair van aard) optimaal te gebruiken om op een gecoördineerde manier tussenbeide te kunnen komen in alle stadia van een conflict (voor, tijdens en na een crisis). Het Belgische voorzitterschap zal erover waken dat de Organisatie van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties die te maken hebben met crisisbeheer, van nabij betrokken zullen worden.

Voor de burgerlijke aspecten van het crisisbeheer wil het Belgische voorzitterschap verder te werk gaan volgens de prioriteiten vastgelegd door de Europese raad van Feira. Bijzondere aandacht zal gaan naar de ervaring en de belangen van de NGO's in deze materie.

Ten slotte zal het Belgische voorzitterschap erop toezien dat de nodige inspanningen worden geleverd bij de overgang naar de operationele fase voor crisisbeheer, en dat die inspanningen verder worden gezet, meerbepaald met betrekking tot het militaire domein. België zal in deze context de werkzaamheden hervatten rond samenwerking inzake bewapening (productie, aankoop, uitvoer).

38. Het Europese Buitenlands en Defensiebeleid, waarvan de vastlegging in het Verdrag van Nice een belangrijke stap voorwaarts is, valt vooral onder crisisbeheer en bestaat daarbij uit een militaire en een burgerlijke dimensie. De werkzaamheden voor het realiseren van de Headline Goal hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt en zijn bekroond met de conferentie van capaciteitengagementen. Toch moet verder worden gewerkt op basis van het mandaat van Nice om enerzijds de vastgestelde leemtes in militaire slagkracht in te vullen en anderzijds de operationaliteit van Europese krachten te verzekeren, wat een afronding vereist van de afspraken met de NAVO (er daarbij op lettend dat de Europese identiteit zich ten volle kan uiten binnen de Alliantie) en met derden, om onontbeerlijke oefeningen op te zetten en de resterende lacunes op te vullen. Bovendien wil het belgische voorzitterschap een stand van zaken opmaken van de huidige strategische concepten van de Lidstaten om de bestaande convergenties weg te werken. Het ligt eveneens in haar bedoelingen aandachtig te zijn voor de gezondheid van militairen en voor de uitwisseling van gegevens op dit vlak. Het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid ten slotte zal pas kunnen rijpen met de steun van de publieke opinie, wat tegelijk een informatie- en sensibilisatiebeleid inhoudt naar de publieke opinie toe enerzijds, en anderzijds een democratische controle door de parlementaire assemblees. De burgerlijke dimensie zal overigens moeten aangevuld worden om de EU de volledige waaier aan nodige instrumenten te bieden voor crisisbeheer. Burgerlijke instrumenten voor crisisbeheer zullen immers pas optimaal werken als ook sluimerende conflicten kunnen voorkomen worden. Conflictpreventie moet dus geïntegreerd worden in de aanpak die wij zullen uitwerken. Steun aan de versterking van Justitie en politiediensten, het opstarten van een administratie die kan beantwoorden aan de verwachtingen van de bevolking, ook van minderheden, maken uiteraard deel uit van de instrumenten van een volledig beleid van conflictpreventie. Naast diplomatieke actie en internationale hulp vereist voor het oplossen van ernstige interne spanningen, moet crisisbeheer, indien nodig, ook kunnen beschikken over een afschrikkende militaire slagkracht. In nauwe samenwerking met het Zweedse Voorzitterschap en met de Commissie wenst het Belgische Voorzitterschap de coherentie en efficiëntie te bevorderen van Europese acties op het gebied van crisispreventie. Het Belgische voorzitterschap zal deze Europese actiemogelijkheid ontwikkelen om de aura van stabiliteit en democratie die ons omringt uit te breiden naar nieuwe regio's.


KALENDER VAN HET BELGISCHE VOORZITTERSCHAP

Juli-December 2001

Juli


Zondag 1 :
Maandag 2 : CSA
Dinsdag 3 : CSA
Woensdag 4 : Coreper I
Donderdag 5 : Coreper II
Vrijdag 6 : Informele Raad
Werkg./Sociale zaken;
Comité 133 leden
Copo (B)
Zaterdag 7 : Informatie Raad
Werkg./sociale zaken;
Copo (B)
Zondag 8 :
Maandag 9 : CSA
Dinsdag 10 : Ecofin,
CSA
Woensdag 11 : Coreper I
Coreper II
Donderdag 12 :
Vrijdag 13 : Informatie Raad
Region, Beleid;
& ruimtelijke ordening
Zaterdag 14 : Informatie Raad
Region, Beleid;
& ruimtelijke ordening
Zondag 15 :
Maandag 16 : RAZ,
CSA
Dinsdag 17 : RAZ,
CSA
Woensdag 18 : Coreper I
Donderdag 19 : Coreper II,
Comité 36 (B)
Vrijdag 20 : Budget,
Coreper I,
Comité 36 (B)
Zaterdag 21 :
Zondag 22 :
Maandag 23 : Landbouw
Dinsdag 24 : Landbouw,
CSA
Woensdag 25 : Coreper I
Donderdag 26 : Coreper II
Vrijdag 27 : Coreper I
Zaterdag 28 :
Zondag 29 :
Maandag 30 : CSA
Dinsdag 31 : CSA

Augustus


Woensdag 1 :
Donderdag 2 :
Vrijdag 3 :
Zaterdag 4 :
Zondag 5 :
Maandag 6 :
Dinsdag 7 :
Woensdag 8 :
Donderdag 9 :
Vrijdag 10 :
Zaterdag 11 :
Zondag 12 :
Maandag 13 :
Dinsdag 14 :
Woensdag 15 :
Donderdag 16 :
Vrijdag 17 :
Zaterdag 18 :
Zondag 19 :
Maandag 20 :
Dinsdag 21 :
Woensdag 22 :
Donderdag 23 :
Vrijdag 24 :
Zaterdag 25 :
Zondag 26 :
Maandag 27 :
Dinsdag 28 :
Woensdag 29 :
Donderdag 30 :
Vrijdag 31 :

September


Zaterdag 1 :
Zondag 2 :
Maandag 3 : CSA
Dinsdag 4 : CSA
Woensdag 5 : Coreper I, Coreper II
Donderdag 6 : Inf. Min. Verg.
Buit. Handel
met vooraf Cté 133 leden (B),
Comité 36
Vrijdag 7 : Inf. Min.
Verg. Buit. Handel;
Coreper I,
Comité 36
Zaterdag 8 : Gynmich
Zondag 9 : Gynmich
Maandag 10 : CSA
Dinsdag 11 : CSA
Woensdag 12 : Coreper I, Coreper II
Donderdag 13 :
Vrijdag 14 : Informatie Raad
Milieu & Transport,
Coreper I
Zaterdag 15 : Informatie Raad
Milieu & Transport
Zondag 16 : Informatie Raad
Milieu & Transport;
Inf. Min. Verg.
Landbouw
Maandag 17 : Inf. Min. Verg. Landbouw,
CSA (B)
Dinsdag 18 : Inf. Min. Verg. Landbouw,
CSA (B)
Woensdag 19 : Coreper I
Donderdag 20 : Coreper II
Vrijdag 21 :
Zaterdag 22 : Informele Raad
ECOFIN
Zondag 23 : Informele Raad
ECOFIN
Maandag 24 : Landbouw,
COPO (NY)
Dinsdag 25 : Landbouw
CSA
Woensdag 26 : Coreper I, Coreper II
Donderdag 27 : Interne Markt, Consum. &
toerisme,
JBZ
Vrijdag 28 : JBZ
Coreper I,
Cté 133 titulaires
Zaterdag 29 :
Zondag 30 :

Oktober


Maandag 1 : Onderzoek, CSA
Dinsdag 2 : CSA
Woensdag 3 : Coreper I, Coreper II
Donderdag 4 :
Vrijdag 5 : Coreper I
Zaterdag 6 :
Zondag 7 :
Maandag 8 : RAZ,
Werkg./Sociale zaken;
CSA, Comité 36
Dinsdag 9 : RAZ,
Inf. min. verg. grote steden
CSA, Comité 36
Woensdag 10 : Coreper I,
Coreper II
Donderdag 11 : Inf. min. verg. defensie
Vrijdag 12 : Inf. min. verg. defensie,
Coreper I
Zaterdag 13 :
Zondag 14 :
Maandag 15 : Transport & Telecom., CSA
Dinsdag 16 : Transport & Telecom.
(eventueel),
ECOFIN, CSA
Woensdag 17 : Coreper I
Donderdag 18 : Coreper II
Vrijdag 19 : Inform. Europ. Raad Gent,
Coreper I,
Cté 133 leden
Zaterdag 20 :
Zondag 21 :
Maandag 22 : Landbouw
Dinsdag 23 : Landbouw, CSA
Woensdag 24 : Coreper I,
Coreper II
Donderdag 25 : Visserij
Vrijdag 26 : Coreper I
Zaterdag 27 :
Zondag 28 :
Maandag 29 : RAZ,
Milieu CSA
Dinsdag 30 : RAZ, CSA
Woensdag 31 : Coreper I,
Coreper II

November


Donderdag 1 :
Vrijdag 2 :
Zaterdag 3 :
Zondag 4 :
Maandag 5 : Cultuur/Audiovisueel,
CSA
Dinsdag 6 : Ecofin,
CSA,
Copo (te bevestigen)
Woensdag 7 : Coreper I, Coreper II
Donderdag 8 : Ontwikkelingssamenwerking
Vrijdag 9 : Coreper I,
Cté 133 leden
Zaterdag 10 :
Zondag 11 :
Maandag 12 : Werkg./Sociale Zaken,
CSA
Dinsdag 13 : CSA,
Comité 36
Woensdag 14 : Coreper I,
Coreper II,
Comité 36
Donderdag 15 : Gezondheid
Vrijdag 16 : Coreper I
Zaterdag 17 :
Zondag 18 :
Maandag 19 : RAZ,
Landbouw
Dinsdag 20 : RAZ,
Landbouw
Woensdag 21 : Budget (pm),
Coreper I,
Coreper II (am)
Donderdag 22 : Budget
Vrijdag 23 : Coreper I,
Coreper II
Zaterdag 24 :
Zondag 25 :
Maandag 26 : Interne Markt,
Consum./Toerisme,
CSA
Dinsdag 27 : (eventueel) Visserij,
CSA
Woensdag 28 : Coreper I
Donderdag 29 : Onderwijs Jeugd,
Coreper II
Vrijdag 30 : Coreper I,
Cté 133 leden

December


Zaterdag 1 :
Zondag 2 :
Maandag 3 : Werkg./Soc. Zak.,
CSA
Dinsdag 4 : Inform. Raad cultuur, Ecofin,
CSA
Woensdag 5 : Inform. Raad cultuur, Coreper I, Coreper II
Donderdag 6 : Transport/telecom,
JBZ
Vrijdag 7 : Transport/telecom,
JBZ
Zaterdag 8 :
Zondag 9 :
Maandag 10 : RAZ,
Onderzoek,
CSA
Dinsdag 11 : RAZ,
CSA
Woensdag 12 : Milieu,
Coreper II
Donderdag 13 : Milieu
Vrijdag 14 : Europese Raad van Laken,
Copo
Zaterdag 15 : Europese Raad van Laken
Zondag 16 :
Maandag 17 : Landbouw
Dinsdag 18 : Landbouw,
CSA,
Energie/industrie
Woensdag 19 : Visserij,
Coreper II,
Comité 36
Donderdag 20 : Visserij
Vrijdag 21 : Coreper I
Zaterdag 22 :
Zondag 23 :
Maandag 24 :
Dinsdag 25 :
Woensdag 26 :
Donderdag 27 :
Vrijdag 28 :
Zaterdag 29 :
Zondag 30 :
Maandag 31 :

VERPLICHTINGEN VAN HET VOORZITTERSCHAP

Naast de formele en informele vergaderingen van de Raad van de EU brengt het voorzitterschap verschillende ministeriële verplichtingen met zich mee rond de relaties met de andere Europese instellingen, de politieke dialoog met derde landen of groepen van landen, de vertegenwoordiging van de Europese Unie in de internationale organen en conferenties waar het voorzitterschap moet zorgen voor de coördinatie van de standpunten van de lidstaten en het verwoorden van het gemeenschappelijk standpunt van de XV.

Een nog voorlopige kalender van de tot nu toe vastgelegde verplichtingen is hieronder opgenomen. Deze lijst zal geregeld aangevuld en geüpdatet worden. Ook zullen alle vergaderingen waarbij hoge ambtenaren betrokken zijn voor dezelfde doelen opgenomen worden.

Juli

2 juli : Brussel, Ontmoeting Commissie-voorzitterschap (alle ministers die een Raad voorzitten)

4 juli : Straatsburg, Europees Parlement ­ Voorstelling programma voorzitterschap (EM + Min. BuZa)

8 oktober : New York, Conferentie UNO over lichte wapens (Min. BuZa)

16-17 juni : Brussel RAZ + Associatieraad (Min. BuZa)

20-22 juni : Genua, G7/G8 (EM + Min. BuZa)

Nog vast te leggen verplichtingen

Brussel :

EU-USA (Min. BuZa)

EU-Canada (Min. BuZa)

EU Ukraïne (EM + Min. BuZa)

(eventueel) EU-Japan (EM + Min. BuZa) indien niet onder het Zweedse voorzitterschap

Hanoï :

EU-ASEAN (Min. BuZa Trojka)

EU-Zuid-Korea (Min. BuZa Trojka)

EU-ARF (Min. BuZa Trojka)

Genève : Ecosoc (2/3 dagen) tussen 1-31 juli (Min. BuZa of staatssecretaris)

Te preciseren verplichtingen

België : EU-proces van Barcelona (of later in oktober)

Augustus-september

31 augustus-8 september : Durban, Conferentie UNO tegen racisme (Min. BuZa)

4-5 september : Straatsburg, Europees Parlement

18-21 september : Managua, Conferentie opvolging proces Ottawa : anti-persoonsmijnen (Min. BuZa)

19-20 september : Brussel, Europees Parlement

24-25 september : New York, Top UNO Kinderen

24-30 september : New York, AR van de UNO (ministeriële week) (Min. BuZa) + 11 bilaterale ontmoetingen EU-derde landen (Min. BuZa Trojka)

25 september-5 oktober : Montréal, OACI ­ AR (Min. Transport)

Nog vast te leggen verplichtingen

in Brussel : EU-Rusland (EM + Min. BuZa) Discussieforum met NGO's over mensenrechten

in september/oktober : ?, 4e conf. PC Woestijnvorming 15 dagen.

Oktober

2-3 oktober : Straatsburg, EP

8-9 oktober : Luxemburg, RAZ + Samenwerkingsraden

23-24 oktober : Straatsburg, EP

24 oktober : Brussel, UE-China (EM + Min. BuZa)

29-30 oktober : Luxemburg, RAZ + Associatieraden

29 oktober-9 november : Marrakech, 7e Klimaatconferentie (Staatssecretaris Milieu)

November

13-14 november : Straatsburg, EP

19-20 november : Brussel, RAZ

21-24 november : New Dehli, EU-India (EM + Min. BuZa)

22-29 november : Brussel, EP

1-13 november : Rome, FAO 31e Algemene Conferentie (Min. Landbouw)

Te preciseren verplichtingen

België : EU-Afrika (ministervergadering)

Te integreren verplichtingen

Boekarest : Top OVSE

? : WHO Week ministeriële conferentie nieuwe Round

December

10-11 december : Brussel, RAZ + Raad EEA + Samenwerkings- en associatieraden

11-12 december : Straatsburg, EP

14-15 december : Brussel, Europese raad + Conferentie met kandidaat-lidstaten + Europese conferentie (?)

Nog vast te leggen verplichtingen

Washington, EU-USA (EM + Min. BuZa)

Ottawa, EU-Canada (PM + Min. BuZa)

Eventueel

EU-Turkije (EM + Min. BuZa)

Overige vast te leggen evenementen

Balkan ? : Donateurconferentie voor FRY

Seoul : WAO ­ AR (ministers van Toerisme ­ communautair)