2-25/2

2-25/2

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

20 FEBRUARI 2001


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 317 van de nieuwe gemeentewet


AMENDEMENT


Nr. 1 VAN MEVROUW THIJS

Art. 3

Dit artikel aanvullen als volgt : « voor zover de feiten die aan de grond liggen van de bestreden beslissing niet verjaard zijn op deze datum ».

Verantwoording

Het wetsvoorstel beoogt de schorsing van de verjaringstermijn tijdens de vernietigingsprocedure dat tegen een tuchtbeslissing voor de Raad van State werd ingesteld.

De nieuwe verjaringsregeling zou volgens artikel 3 van het voorstel een terugwerkende kracht hebben.

Het gevolg hiervan is dat tuchtfeiten die volgens de bestaande wetgeving op het tijdstip van de inwerkingtreding van de nieuwe wet verjaard zijn, volgens het voorstel opnieuw vatbaar voor vervolging zouden zijn.

Volgens de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie zijn nieuwe bepalingen die tot effect hebben de verjaring van wanbedrijven te verlengen van onmiddellijke toepassing op alle strafvorderingen die voor de dag van haar inwerkingtreding zijn ingesteld en die op die dag nog niet zijn verjaard. (Cass. 15 september 1999, Arr. Cass., 1999, blz. 460; Cass. 4 maart 1998, Arr. Cass., 1998, blz. 119; Cass. 7 december 1999, Arr. Cass., 1999, blz. 667.)

In casu, zou het wetsvoorstel, in zijn oorspronkelijke versie, de verjaringstermijn van de tuchtvorderingen hebben verlengd, van zodra de zaak aanhangig is bij de Raad van State, ongeacht of de tuchtvordering op de dag van inwerkingtreding van de nieuwe bepaling reeds verjaard was. Dit zou strijdig zijn geweest met artikel 6 van het Europees Verdrag ter verdediging van de rechten van de mens.

Derhalve is het noodzakelijk te bepalen dat de nieuwe wet niet van toepassing zal zijn op de tuchtvorderingen die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van de nieuwe wet, reeds verjaard zijn.

Erika THIJS.