2-98 | 2-98 |
De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken, antwoordt namens de heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties.
M. Michel Barbeaux (PSC). - En réponse à une demande d'explications de M. Didier Ramoudt, le 7 décembre dernier, M. le ministre signalait qu'il avait l'intention de transférer la propriété des bâtiments de l'État utilisés comme bureaux à la S.A. SOPIMA contre une somme d'environ 60 milliards et de relouer ensuite à long terme ces bâtiments. La société bénéficiera de revenus fixes à long terme et pourra émettre des certificats fonciers.
Cela suscite notamment trois questions.
Cette façon de procéder restera-t-elle compatible avec les normes budgétaires imposées par le pacte européen de stabilité ? En effet, celui-ci fixe une limite maximale d'emprunt pour l'ensemble des pouvoirs publics, la chose étant contrôlée, on le sait, par le Conseil supérieur des Finances. Les certificats fonciers émis par la SOPIMA ne devront-ils pas être pris en considération pour le calcul du besoin net de financement des pouvoirs publics belges puisque la SOPIMA est une société publique et qu'elle ne fera que se substituer à l'actuelle Régie des Bâtiments pour la gestion et l'entretien des bureaux occupés par l'administration fédérale ?
Sur le plan budgétaire, cette opération est-elle intéressante pour le budget de l'État ? À quoi servira le produit de la vente des bâtiments à la SOPIMA, soit 60 milliards ? À combien se monteront les loyers dus à la SOPIMA une fois la vente réalisée pour cette contre-valeur de 60 milliards ? Ces loyers seront-ils couverts par les intérêts éventuels qui ne seraient plus à payer sur 60 milliards de dettes si le produit de la vente était utilisé pour diminuer la dette publique ? En fin de compte, comment cette opération peut-elle être compatible avec le principe selon lequel il vaut mieux être propriétaire que locataire de bâtiments que l'on occupera à durée indéfinie ?
Sur le plan administratif, quel avenir est-il réservé à la Régie des Bâtiments ? Si celle-ci ne doit plus s'occuper que des monuments historiques et de certains bâtiments publics autres que des bureaux comme le Palais de Justice ou les prisons, que deviendra le personnel qui apparaîtra dès lors comme excédentaire ? La Régie subsistera-t-elle ? Travaillera-t-elle pour la SOPIMA ? Un calendrier de restructuration est-il prévu ? Comment la Régie se situera-t-elle par rapport au Service public de programmation (SPP) « Gestion des actifs » annoncé dans le cadre de la réforme Copernic ?
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik grijp de interessante vraag van collega Barbeaux aan om het voortreffelijk werk van het Rekenhof, waarnaar de minister toen hij nog in de oppositie zat, vaak heeft verwezen, onder het stof vandaan te halen.
In het jaarverslag van dit hof heb ik heel kritische opmerkingen gevonden waarop de minister nog steeds niet is ingegaan. Wij zien zijn antwoord van vandaag tegemoet.
Daarenboven maak ik van de gelegenheid gebruik om een aantal principiële vragen te stellen in afwachting van de omvorming van de Regie der Gebouwen tot een naamloze vennootschap van gemeenrecht, zoals de minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties midden december 2000 heeft aangekondigd.
Volgens het 155ste jaarverslag van het Rekenhof werd op 9 mei 1989 een protocolakkoord gesloten tussen de federale staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In dit akkoord werd een perimeter omschreven. Beide partijen verbonden zich ertoe binnen deze perimeter geen patrimoniale goederen te vervreemden.
Een van de aan de NV SOPIMA overgedragen gebouwen ligt echter binnen die perimeter. Het Rekenhof vraagt zich af welke schikkingen worden getroffen door de Regie en door de minister, teneinde een einde te maken aan deze manifest foutieve overdracht?
Verder, zegt het Rekenhof, valt het op dat bij de verdeling van de onderhoudslasten de Regie bepaalde verbintenissen is aangegaan die ze niet zal kunnen nakomen, aangezien ze in strijd zijn met haar wettelijke opdracht. De contracten met de NV SOPIMA wijken in grote mate af van het type huurcontract dat de Regie normaal gebruikt en zijn ongunstig voor de Regie.
Het Hof vraagt welke schikkingen werden getroffen door de Regie en de minister, teneinde een einde te maken aan deze buitensporige lasten?
Tot hier de opmerkingen van het Rekenhof.
Sta me toe enkele vragen te stellen die de jongste tijd aan de orde zijn gekomen.
De eerste heeft betrekking op een verklaring van een inspecteur van Financiën die in een excellente nota met betrekking tot de renovatie en de omvorming van het Residence Palace, dat klaar moet zijn vóór België het voorzitterschap van de Europese Unie waarneemt in de tweede helft van 2001, verklaarde dat het op de vastgoedmarkt in Brussel brengen van kantoren ten belope van 12 miljard, de implosie van die markt tot gevolg heeft. Wat is het antwoord van de minister dienaangaande?
Waarom werd op 6 juli 1999 het kapitaal van de NV SOPIMA op 8,470 miljard frank gebracht door een inbreng in natura ten belope van 280 miljoen frank samen met de uitgifte van 56 nieuwe aandelen, onmiddellijk gevolgd door een kapitaalsvermindering ten belope van 299, 388 miljoen frank door een uitbetaling in speciën per uitstaand aandeel van 117.000 frank per aandeel?
Er rijzen eveneens principiële vragen over de juridische constructie van de NV SOPIMA en over de manier waarop de overheid omgaat met overheidsbedrijven en haar participeren in de markt. Professor Alen, onlangs door de Kamer benoemd als rechter bij het Arbitragehof, heeft een interessant werk afgeleverd, dat trouwens werd overgenomen in de nota van de heer Pauwels betreffende de NV Berlaymont, waarin wordt gesteld dat heel afwijzend wordt gestaan tegenover de oprichting door de overheid van vennootschappen met het oogmerk om begrotingstechnische inkomsten te simuleren, zoals bijvoorbeeld in de NV SOPIMA. Deze constructie heeft trouwens veel weg van de constructie die werd gebruikt voor de NV Berlaymont 2000, waarbij werd gedebudgetteerd.
Staat de minister achter deze juridische constructies die vaak werden opgericht toen het slecht ging met vadertje Staat? De vragen die in verband met het Berlaymont-dossier werden gesteld, hadden betrekking op een manifest gebrek aan controle van de overheid op een dergelijke juridische constructie. Op welke manier wil de minister de controle op de NV SOPIMA verzekeren? Hebben het Rekenhof en de Inspectie van Financiën blijvende controle op lange termijn?
Hoe kan de overheid, gezien de verplichte minimale verhouding tussen eigen en vreemde middelen, 67% tegenover 33%, van een vastgoedbevak, de beoogde 60 miljard verzilveren?
De laatste vraag is er een voor insiders, maar is niettemin belangrijk. Het gerucht doet de ronde dat de heer Lauriks, topman van de Regie der Gebouwen, op 1 maart aanstaande of kort daarna uit zijn functie bij de Regie der Gebouwen zou stappen. Wie is zijn opvolger? Wat gebeurt er met zijn functies bij de NV Berlaymont 2000 en de NV SOPIMA?
De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken. - Het is voorbarig nu reeds te verklaren dat de NV SOPIMA vastgoedcertificaten zal uitgeven. De toekomstige structuur van SOPIMA vormt het onderwerp van een juridisch, financieel en strategisch onderzoek. Het klopt dat de Regie der Gebouwen een aantal kantoorgebouwen aan de NV SOPIMA zal verkopen. Voor 2001 gaat het om een pakket van in het totaal 12 miljard. SOPIMA is trouwens een naamloze vennootschap van privaatrecht waarvan alle aandelen in handen van de overheid zijn. De opbrengst van de verkoop van de gebouwen zijn lopende, niet-fiscale ontvangsten. Van dit bedrag zal 3 miljard worden geherinvesteerd in de begroting 2001 van de Regie der Gebouwen. Dit bedrag zal gedeeltelijk worden gebruikt om sommige van de verkochte gebouwen opnieuw te huren. De rest zal de Regie de ruimte geven om een aantal van de noodzakelijke investeringen en onderhoudswerken uit te voeren. Het is bekend dat de Regie der Gebouwen al jaren kampt met een tekort aan kredieten voor onderhoud. Ze beschikt slechts over 100 frank per m² in de plaats van de vereiste 350 à 400 frank per m². Dit betekent dat ze haar gebouwen niet optimaal kan onderhouden.
Het patrimonium van de Regie wordt opgesplitst in drie categorieën: kantoorgebouwen - de zogenaamde "gebouwen in de markt" -, nationaal erfgoed en autoriteitsgebouwen, zoals gerechtshoven, gevangenissen en asielcentra - de zogenaamde "gebouwen buiten de markt". In de toekomst zal de Regie haar aandacht concentreren op de laatste twee categorieën, waarvoor ze dan ook meer budgettaire middelen ter beschikking zal hebben. Deze opdeling heeft geen enkele weerslag op het personeelsbestand, aangezien de Regie bijkomende inspanningen zal moeten doen voor de gebouwen buiten de markt en ze nu soms met personeelsgebrek kampt. Bovendien blijft de Regie verantwoordelijk voor het inhuren van gebouwen en de functionele bezetting ervan.
Aan de heer Van Quickenborne werd mij gevraagd het volgende te antwoorden.
Het protocolakkoord dat op 9 mei 1989 werd gesloten tussen de federale staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de "Ruimte Brussel-Europa" was eigenlijk een politiek akkoord tussen de toenmalige overheden. Mijn voorganger heeft bij de oprichting van de NV SOPIMA ondanks dat akkoord één gebouw aan de Froissartstraat 95 toch in de nieuwe vennootschap ingebracht. Ik neem aan dat er daarover wel degelijk contact is geweest met de verantwoordelijken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat had waarschijnlijk geen bezwaar tegen die inbreng, te meer daar het duidelijk was dat de NV SOPIMA voor 100% eigendom van de staat bleef en dus het statuut van NV van publiekrecht heeft. Ten slotte moet ik vaststellen dat de inbreng van het gebouw in de NV SOPIMA volledig wettelijk is geschied en dat ik daarop dus onmogelijk kan terugkomen.
De huurcontracten die oorspronkelijk werden afgesloten, legden alle onderhoudslasten bij de Regie der Gebouwen. De redenering was dat de Regie over het personeel en de technische knowhow beschikt en dat men tegelijkertijd SOPIMA beperkter wilde houden. Een jaar later werden deze contracten gewijzigd en kwamen grote herstellingen bij SOPIMA te liggen. Ik kan u evenwel garanderen dat er na de geplande bijkomende verkoop van gebouwen aan de NV SOPIMA alleszins enkel nog op basis van de gebruikelijke typecontracten huurcontracten zullen worden afgesloten.
Het pakket van 12 miljard kantoorgebouwen zal niet op de markt worden gebracht, maar wordt verkocht aan de NV SOPIMA, die de gebouwen zal verhuren aan de Regie der Gebouwen.
Deze gebouwen zijn immers bezet door federale ambtenaren. Het gaat niet om gebouwen die leeg stonden. Er zullen dus geen gevolgen zijn voor de gebouwenmarkt;
Het gaat hier om het kapitaal van de NV SOPIMA. De inbreng in 1999 betrof twee gebouwen, het gebouw van de Thesaurie en het Douanehotel in de Picardstraat. Deze waren aan renovatie toe. De kapitaalvermindering die toen gebeurde was in feite een financiële optimalisatie omdat er op dat ogenblik teveel liquiditeiten waren.
De NV Berlaymont en de NV SOPIMA zijn initiatieven die onder de vorige regeringen werden genomen. De minister kan zich terugvinden in deze initiatieven omdat door de oprichting van SOPIMA een instrument wordt gecreëerd voor een dynamischer beheer van de activa van de staat. De controle bij de NV SOPIMA gebeurt door bedrijfsrevisoren. Aangezien het hier om een NV gaat is er geen controle door de inspectie van Financiën.
Wat de 60 miljard frank betreft: in een eerste fase zal er voor 12 miljard frank kantoorgebouwen worden verkocht. Voor het herhalen van deze operatie en het oprichten van een vastgoedbevak gebeurt nader onderzoek. Verschillende aspecten, onder meer deze die door de heer Van Quickenborne werden aangehaald, zullen de nodige aandacht krijgen.
Bij ministerieel besluit van 17 oktober 2000 werd de heer Lauriks, directeur-generaal der Gebouwen, met ingang van 1 maart 2001 eervol ontslag verleend. Zijn opvolger is nog niet aangeduid. Ook voor zijn functies bij de NV Berlaymont en de NV SOPIMA werd nog niemand aangewezen.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik ben teleurgesteld over het antwoord op de eerste vraag. De minister zegt dat het om een politiek akkoord gaat en dat er wellicht contact is opgenomen met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In antwoord op mijn vraag zegt de minister dat de NV SOPIMA een NV van publiek recht is. Aan de heer Barbeaux zei de minister dat de NV SOPIMA een NV is van privaat recht, dat er geen controle op is en dat ze gewoon wordt overgedragen. De NV SOPIMA heeft dus niet dezelfde garanties als een NV van publiek recht.
De minister vindt de oprichting van de NV SOPIMA een goede zaak omdat hiermee een instrument wordt gecreëerd voor een meer dynamisch beheer van de activa van de staat. De NV wordt gecontroleerd door bedrijfsrevisoren, niet door de inspectie van Financiën, noch door het Rekenhof. Het gaat hier nochtans om grote bedragen. Ik heb de indruk dat de minister geen lessen wil trekken uit het verleden.
Het ontslag van de heer Lauriks werd verleend bij ministerieel besluit van 17 oktober 2000. Welnu, twee maanden geleden deed een journalist bij het kabinet van minister Daems navraag over de positie van de heer Lauriks. Hij kreeg als antwoord dat het nog niet duidelijk was, aangezien de hervorming van de Regie der Gebouwen nog moest beginnen. Men had op het kabinet geen weet van het ministerieel besluit van 17 oktober 2000.
Ofwel is de minister niet goed op de hoogte, ofwel worden een aantal zaken moedwillig verzwegen. Ik hoop hem daarover in de toekomst verder te kunnen ondervragen.
-Het incident is gesloten.