2-96

2-96

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 15 FÉVRIER 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Jacques Devolder au ministre de la Justice sur «le droit de prêt pour les auteurs» (n° 2-502)

De heer Jacques Devolder (VLD). - Op 17 oktober jongstleden kaartte ik via een mondelinge vraag het probleem van het leenrecht voor auteurs aan. De minister toonde zich toen niet alleen gewonnen voor een dergelijk recht, maar preciseerde ook dat terzake een ontwerp koninklijk besluit in de maak was waarbij jaarlijks een forfaitair bedrag van 200 frank aan de ontlener zou worden gevraagd. Een denkspoor, zo voegde hij er nog aan toe, dat hij zou toetsen aan de vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, die in deze materie inderdaad moeten meepraten.

De vraag die mij thans bezighoudt is of die besprekingen intussen reeds uitzicht bieden op een concrete regeling. Ik word tot deze vraag geïnspireerd omdat zopas in Nederland de bedragen werden vrijgegeven die tijdens het jaar 2000 als leenrechtgeld werden uitgekeerd. Het betrof circa 28 miljoen gulden of 512 miljoen Belgische frank, een niet onaanzienlijke stijging in vergelijking met 1999 toen er 23 miljoen gulden of 415 miljoen frank werden uitbetaald.

Het zal de minister wellicht niet verbazen dat Vlaamse auteurs mij andermaal hebben gevraagd hoever de discussie rond het leenrecht in ons land intussen is opgeschoten.

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Het koninklijk besluit inzake de leenvergoeding, ter uitvoering van artikel 62 van de wet op de auteursrechten, werd nog niet aangenomen. De Europese richtlijn is dus nog niet in Belgisch recht omgezet, met alle gevolgen van dien. Dit had reeds in 1994 moeten gebeuren. Ik heb deze situatie reeds van in het begin aangeklaagd. Een Europese richtlijn moet hoe dan ook worden omgezet in Belgisch recht. Dit hangt echter niet alleen van de federale regering en van de minister van Justitie af.

Er zijn een aantal verklaringen. Zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap beroepen zich op een uitzondering in de bewuste richtlijn, waarbij bepaalde vormen van uitlening vrijgesteld zouden worden van het leenrecht, om heel het openbaar uitleenwezen vrij te stellen.

Die uitzondering kan evenwel niet worden aanvaard omdat ze door haar ruime toepassing de facto het leenrecht zou uithollen. Ook de Europese Commissie lijkt die mening toegedaan. Een onderhoud met vertegenwoordigers van de Commissie vindt overigens morgen plaats.

Verder meent de Franse Gemeenschap dat het kenbaar maken van uitleengegevens aan het ministerie van Justitie, strijdig zou zijn met de bescherming van de privacy. Het is nog maar de vraag of de bibliotheken die onder het gezag van de Franse Gemeenschap vallen, gelet op hun geringe informatisering, überhaupt gegevens kunnen doorgeven. Nochtans zijn die gegevens nodig om op een objectieve basis het leenrecht te kunnen berekenen.

Aan beide gemeenschappen werden recente cijfers gevraagd over het aantal en het type ontleningen, maar daarop werd tot nog toe niet geantwoord. Er vond wel bilateraal overleg plaats tussen het ministerie van Justitie en de Vlaamse Gemeenschap, maar zonder resultaat. De Franse Gemeenschap wil daarover momenteel onder geen enkel beding een gesprek voeren.

Ik ben die situatie hartsgrondig beu en heb in een schrijven van 1 februari 2001 de premier op de hoogte gebracht van de problematiek en hem verzocht een topoverleg te organiseren met de betrokken federale en regionale ministers. Degenen die denken dat ze er zich gemakkelijk kunnen vanaf maken door toe te laten dat de Belgische Staat in de persoon van de minister van Justitie wordt gedagvaard, vergissen zich. De dag dat ik gedagvaard word, zal ik, om tot vrijwaring van de federale overheid over te gaan, de beide gemeenschappen in zake roepen. Men heeft er alle belang bij de dialoog op gang te brengen en voor eens en altijd deze richtlijn daadwerkelijk uit te voeren, zoniet lopen we het risico dat niet tweehonderd frank, maar driehonderd zestig frank moet worden betaald.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Dit dossier sleept inderdaad sinds 1994 aan omdat de gemeenschappen weinig medewerking verlenen.

Nu zullen een aantal auteurs de Belgische Staat dagvaarden en een leenvergoeding van 360 frank per jaar eisen. Dat is dus 160 frank meer dan het oorspronkelijke bedrag.