Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-26

ZITTING 2000-2001

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 843 van de heer Wille d.d. 19 oktober 2000 (N.) :
Migratieproblematiek. ­ Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie in 2001. ­ Rol van de « International Organisation of Migration ».

Bij het afsluiten van de werkzaamheden van de Senaatscommissie Binnenlandse Zaken over de migratieproblematiek werden een aantal aanbevelingen geformuleerd. Een van deze aanbevelingen bestaat uit de rol die België kan waarnemen tijdens haar voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2001. Uit het hele migratiedebat blijkt namelijk dat een geharmoniseerd Europees kader een voorwaarde sine qua non is om een doeltreffend en menselijk immigratiebeleid te bereiken.

De Belgische regering zou het voortouw moeten nemen in het uitwerken van de aanbevelingen van de informele vergadering van Turku en de top van Tampere. Deze aanbevelingen moeten vertaald worden in concrete actieprogramma's. De regering kan tijdens het voorzitterschap van 2001 de evaluatie van de afspraken van de top van Tampere gebruiken als hefboom.

Omdat asiel- en immigratiebeleid geen EU-bevoegdheden zijn, is het voor de kandidaat-lidstaten onmogelijk een assimilatiebeleid te voeren naar de Europese Unie toe, waardoor de divergentie terzake binnen Europa blijft groeien. Ook daarom bestaat de noodzaak van een meer uniforme strategie van lidstaten van de EU zodat het beleid, na communautarisering van de bevoegdheid, deel uitmaakt van het acquis communautaire en dus per definitie door kandidaat-lidstaten bij de toetreding gerealiseerd dient te worden.

Het is wenselijk over volgende items op Europees niveau afspraken te maken :

­ uitstippeling van een gemeenschappelijk Europees beleid op de afzonderlijke doch nauw met elkaar verweven gebieden van het asielbeleid en het migratiebeleid;

­ ontwikkeling van een totaalaanpak van de migraties waarbij de politieke aspecten, de mensenrechten en de ontwikkelingsvraagstukken in de landen en regio's van herkomst en in de transitgebieden voor ogen worden gehouden en gestreefd wordt naar terugdringing van de armoede, verbetering van de levensomstandigheden en van de werkgelegenheid, conflictpreventie, versteviging van de democratie en de eerbied voor de mensenrechten;

­ invoering van een gemeenschappelijke Europese asielregeling die steunt op de integratie en totale toepassing van het Verdrag van Genève, waarbij de niet-terugdrijving als beginsel gehandhaafd blijft en waarbij op korte termijn wordt gezorgd voor een duidelijke en operationele methode om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, gemeenschappelijke normen voor een billijke en doeltreffende asielprocedure, gemeenschappelijke minimumnormen voor de opvang van asielzoekers, de harmonisering van de regels betreffende de erkenning en de inhoud van de status van vluchteling alsook maatregelen betreffende andere vormen van bescherming (artikel 63, § 1, EG-Verdrag). Er dient binnen de EU een beschermingsstatuut uitgewerkt te worden;

­ uitbouw van een actief gemeenschappelijk beleid betreffende visa en valse documenten, daaronder begrepen een nauwere samenwerking tussen de consulaten van de EU in derde landen en eventueel de vestiging van gemeenschappelijke kantoren belast met de afgifte van EU-visa (artikel 62, EG-Verdrag);

­ aanpassing van de rechtspositie van onderdanen van derde landen aan die van onderdanen van de lidstaten, zodat iemand die gedurende een bepaalde periode legaal in een lidstaat verblijft en een langlopende verblijfsvergunning bezit zoveel mogelijk dezelfde rechten krijgt als de burgers van de Europese Unie (artikel 63, § 4, EG-Verdrag);

­ aanneming van een Europese richtlijn over de gezinshereniging en het recht van vreemdelingen om met hun gezin samen te wonen.

Tevens wens ik de aandacht te vestigen op het 50-jarige bestaan van de International Organisation of Migration (IOM) en de rol die zij zouden kunnen waarnemen bij de realisatie van bovenvermelde problematiek.

Graag kreeg ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :

1. Is hij van plan rekening te houden met de aanbevelingen zoals geformuleerd door de commissie Binnenlandse Zaken van de Senaat ?

Zo ja, hoe zal hij de aanbevelingen integreren in het programma ?

Zo neen, waarom meent hij geen rekening te moeten houden met de aanbevelingen ?

2. Welke rol kan volgens hem het IOM spelen inzake het migratiethema tijdens het Belgische voorzitterschap van de EU ? Heeft hij reeds contact genomen met het IOM teneinde concrete projecten op te starten ter voorbereiding van het voorzitterschap ?