2-88 | 2-88 |
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De installatie van de gemeenteraden is stilaan achter de rug. De voorzitter van de Kamer heeft een lijstje opgesteld van de kamerleden die eveneens gemeenteraadslid, schepen of burgemeester zijn. Misschien zou ook in onze assemblee eens kunnen worden nagegaan wie er gemeenteraadslid, schepen of burgemeester is. Mijn vraag betreft echter de eedaflegging van gemeenteraadsleden en provincieraadsleden. De laatsten hebben dat enkele weken na de verkiezingen van 8 oktober gedaan, de eersten dat in de eerste dagen van 2001.
Het is goed om even stil te staan bij de tekst van de eed, die luidt als volgt: "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk". Vindt de minister deze formulering niet archaïsch en constitutioneel incorrect, gezien op termijn de gewesten het toezicht op de gemeenten en provincies zullen uitoefenen? Welke relevantie heeft de eedaflegging en welke zijn de juridische gevolgen ervan? Wat gebeurt er als de voorgeschreven formulering niet letterlijk wordt gevolgd? Heeft de minister weet van eventuele incidenten bij eedafleggingen? Zo ja, welk gevolg wordt hieraan gegeven? In verschillende gemeenten hebben kandidaat-gemeenteraadsleden problemen gemaakt en er werd zelfs een gemeenteraad met een week uitgesteld, omdat een kandidaat-raadslid deze eed niet wilde afleggen. Heeft de minister weet van eventuele lopende rechtszaken waarbij protest wordt aangetekend tegen deze formulering? Ik weet dat een gemeenteraadslid van Mechelen de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de rechtbank. Zal de minister initiatieven nemen om deze formulering te actualiseren? Zoals de minister weet, moeten ook kamerleden en senatoren de eed afleggen, maar zij zweren enkel getrouwheid aan de Grondwet.
De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken. - De eedaflegging is de conditio sine qua non om als raadslid aangesteld te worden. Pas nadat de verkozene de wettelijk voorgeschreven eed heeft afgelegd en nadat de voorzitter daarvan akte heeft genomen, is de verkozene als raadslid geïnstalleerd en mag hij of zij als zodanig optreden. Artikel 261 van het Strafwetboek, dat onder meer toepasselijk is op de provincieraads- en gemeenteraadsleden, bepaalt trouwens: "Ieder openbaar ambtenaar die met de uitoefening van zijn bediening begint zonder de door de wet voorgeschreven eed te hebben afgelegd, wordt veroordeeld tot een geldboete van zesentwintig frank tot vijfhonderd frank."
Als de meerderheid van de verkozenen geïnstalleerd is als raadslid, is de uittredende gemeenteraad niet meer in functie en kan hij ook geen enkele bevoegdheid meer uitoefenen als bestuursorgaan. Artikel 4 van de nieuwe gemeentewet bepaalt daaromtrent immers dat de leden van het gemeentebestuur die aftreden bij een algehele vernieuwing, in functie blijven totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn onderzocht en hun installatie heeft plaatsgehad.
De eed moet worden afgelegd in de door de wet vastgestelde bewoordingen. Een aanstelling waarbij die regel niet wordt nageleefd, zou vatbaar zijn voor vernietiging door de toezichthoudende overheid, respectievelijk door de Raad van State, wegens schending van de wet. De raadsleden mogen geen enkel voorbehoud maken bij het afleggen van hun eed of onmiddellijk daarna. In dit geval zou de voorzitter geen akte mogen nemen van een dergelijke eedaflegging wat dan tot gevolg zou hebben dat de verkozene, die zo'n eed heeft afgelegd, niet als raadslid is aangesteld.
Le Conseil d'État estime à ce sujet que sur le plan juridique, en ce qui concerne « la prestation de serment d'un conseiller communal, seul vaut ce qui figure au procès-verbal et correspond avec ce que l'intéressé a voulu faire, à savoir accepter le mandat de conseiller communal de la manière dont cette acceptation est réglée par la Constitution belge et la loi, en prononçant correctement la formule du serment imposée par la loi. Est dépourvu de pertinence à cet égard, le fait que l'intéressé ait prononcé avant sa prestation de serment une déclaration politique en relation avec la valeur limitée qu'il attache à la formule du serment » - Conseil d'État, arrêt Van Roy, n° 24421 du 29 mai 1984. Les conseilleurs communaux qui après avoir reçu deux convocations consécutives à l'effet de prêter serment s'abstiennent, sans motif légitime, de remplir cette formalité sont considérés comme démissionnaires, article 81 de la nouvelle loi communale.
Er zijn mij geen incidenten bij eedaflegging gemeld.
Mais par une assignation signifiée au département le 3 janvier dernier, M. Karel Hendricks élu conseiller communal à Malines sur la liste VLD-VU Alliantie, aux élections communales du 8 octobre 2000, a cité l'État belge en la personne du ministre de l'Intérieur à comparaître à l'audience du tribunal de Première instance de Bruxelles du 19 janvier 2001 pour le voir condamné à payer au demandeur, ex aequo et bono, un franc pour réparer le préjudice moral que le demandeur prétend avoir subi en suite de l'atteinte prétendument portée à ses convictions politiques, dès lors que M. Hendricks qui s'affirme républicain a dû prêter serment de fidélité au Roi. Le demandeur invite en outre le tribunal à poser à la Cour d'Arbitrage, à titre préjudiciel, la question de savoir si l'article 80 de la nouvelle loi communale qui fixe la formule du serment ne viole pas l'article 10 de la Constitution dans la mesure où il oblige les mandataires communaux d'opinion républicaine à faire allégeance au Roi.
Ik zie bijgevolg niet in waaraan ik deze formulering zou aanpassen.