2-86

2-86

Sénat de Belgique

Annales parlementaires

JEUDI 21 DÉCEMBRE 2000 - SÉANCE DU MATIN

(Suite)

Projet de loi-programme (Doc. 2-600) (Procédure d'évocation)

Discussion générale du volet Finances et Affaires économiques

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - In de voorliggende programmawet worden op diverse terreinen belangrijke en minder belangrijke voorstellen, aanvullingen of wijzigingen geformuleerd. Opvallend is dat een aantal bepalingen het bestek van een programmawet te buiten gaan. De hier aanwezige minister heeft zelfs uitdrukkelijk toegegeven dat zulks het geval is voor de wireless local loop.

Bij het financieel onderdeel van de programmawet wil ik even dieper ingaan op twee items waaraan zowel Kamer als Senaat de voorbije weken en maanden opvallend weinig aandacht hebben besteed: enerzijds het dossier omtrent de derdegeneratiemobilofonie en anderzijds de sociaal-economische enquête 2001.

Vooral het dossier van de UMTS is belangrijk. Het moet in belangrijke mate bijdragen tot de inkomsten van het jaar 2001. Verwacht wordt dat de veiling van de derdegeneratiemobilofonie tussen 40 en 60 miljard zal opleveren.

In 2001 organiseert de regering een sociaal-economische enquête waaraan iedereen moet participeren en waarvan de voorwaarden nu reeds te lezen zijn in de publicaties en ook op de website van het Nationaal Instituut voor de Statistiek. Met andere woorden, de wetgever moet vandaag de basis leggen van iets dat reeds uitgevoerd is.

Sta me toe even dieper in te gaan op het dossier van de UMTS-licenties, die reeds heel wat stof hebben doen opwaaien in Euroland en ver daarbuiten, niet het minst omdat niemand precies weet wat UMTS zal inhouden. De vraag is of de consument ervoor zal willen betalen en of die techniek al niet achterhaald zal zijn op het ogenblik van de introductie. UMTS staat voor Universal mobile telecommunication system. Dit systeem overstijgt het strikte kader van de klassieke mobiele communicatie. Dankzij UMTS zullen we waarschijnlijk tegen 2003 of 2004 het tijdperk van de mobiele informatie binnentreden. Met de nieuwe mobiele telefoons zullen we niet alleen kunnen bellen, maar ook surfen op het internet, televisie en video bekijken, e-mails versturen en ontvangen, faxen en databanken raadplegen. Gegevens worden hierbij doorgestuurd met een snelheid van 2 Mb per seconde.

De regering heeft beslist om vier Belgische UMTS-licenties te veilen. De vraag is of de minister aan alternatieve procedures heeft gedacht.

Het Angelsaksische veilingprocedure steunt op een blind en oncontroleerbaar mechanisme. Hierbij verwijs ik niet alleen naar de catastrofale afloop van de veiling van de breedbandlicenties in de Verenigde Staten midden van de jaren negentig, waarbij twee van de winnaars naderhand failliet zijn gegaan, maar eveneens naar de volkomen uit de hand gelopen veiling van de UMTS-licenties in het Verenigd Koninkrijk eind april van dit jaar, die het onthutsende bedrag van 1.600 miljard Belgische frank opleverde.

Opteren voor de formule van de veiling, onder het mom van neutrale en objectieve besluitvorming, betekent voor de sector eigenlijk een fiscale aderlating. Ons land moet zich aansluiten bij de landen aan de spits van de telecommunicatie, zoals de Scandinavische landen. Volgens de minister is een veiling het eerlijkste systeem, omdat iedereen een bod op de licenties kan doen. Dit is een staaltje van democratie ten koste van de consument. Een veiling zal de operatoren er immers toe aanzetten het geografische bereik van hun diensten te beperken. In het voorlopige bestek dat op de website van het Belgisch Instituut voor Post en Telecommunicatie staat, wordt een dekking van meer dan 50% niet verplicht, maar enkel geadviseerd. De Engelse operatoren hebben inmiddels besloten hun netwerken en diensten te beperken tot de regio Groot-Londen, waardoor ze uiteraard slechts een deel van de Engelse bevolking bereiken. In het Belgische scenario zou dan enkel de driehoek Brussel-Antwerpen-Gent worden gedekt.

Er is echter een alternatief, namelijk een hybride systeem zoals dat wordt toegepast in de helft van de Europese landen en meer bepaald in Finland, Denemarken, Zweden, Ierland, Frankrijk en Portugal. Het is een kwalitatieve benadering die vertrekt van de gerechtvaardigde verwachtingen van de consument. Drie criteria worden daarbij vooropgesteld: dekkingsgraad, kwaliteit en prijs van de diensten en geplande investeringen en werkgelegenheid. Dit kan wel gepaard gaan met de verkoop van licenties tegen een vast bedrag. Een dergelijke procedure lijkt in België echter niet aan de orde te zijn. Belangrijk is op te merken dat het BIPT, het Belgisch Instituut voor Post en Telecommunicatie, niet betrokken werd in het debat. Integendeel, het werd duidelijk en bewust op een zijspoor gezet. Dat kan ook moeilijk anders, aangezien de minister geen pottenkijkers duldt bij de waardemaximalisatie van Belgacom, waarvan hij hoofdaandeelhouder is en blijft, terwijl hij er net voor moet zorgen dat de sector wordt geliberaliseerd. Dat is precies het probleem van de Belgische telecomsituatie. Voor minister Daems is de enige drijfveer in dit dossier de financiële maximalisatie. Na de moeilijkheden met Sabena en een nog steeds aanslepende beslissing in het Belgacomdossier, moet hij dringend geld in het laatje zien te krijgen. Daarom omringde hij zich met financiers - ABN AMRO Bank en Rothschild, de consultants die ook de veiling in het Verenigd Koninkrijk hebben begeleid - en deed hij geen beroep op het BIPT, de regulerende instantie.

Gezien de impact van het dossier op de hele Belgische samenleving heeft minister Daems nochtans de morele plicht dit dossier open te gooien. Hij speelt echter cavalier seul, hoewel het dossier financieel even belangrijk is als de geplande belastingverlaging. De betrokken partijen, operatoren en fabrikanten, zijn amper gehoord. Intussen gaan er ook andere stemmen op. Minister Van den Bossche, minister van e-government, tekent voor een hybride systeem. Tijdens de plenaire vergadering van 19 juli laatsleden, verklaarde hij in antwoord op mijn vraag: "Misschien moeten we een hybride systeem ontwikkelen, dat tussen de twee in hangt. De kwaliteit, de bereikbaarheid en de tarifering zijn daarvan belangrijke elementen." Minister Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, kiest voor het Finse model, waarbij de licenties worden gegeven aan de operator met de beste kwaliteitsgaranties. Ook Elio di Rupo, voorzitter van de Parti Socialiste, voorganger van minister Daems en dus specialist in deze materie, heeft zeer duidelijk laten verstaan dat hij niet blij is met het systeem van veilingen en dus kwaliteit op lange termijn verkiest boven geldgewin op korte termijn.

Intussen lijkt het verhaal slechter en slechter te zullen aflopen. Bepaalde senatoren hebben zich de afgelopen dagen in het debat gemengd. Collega Bodson, die er vandaag niet is, heeft zelfs speciaal tijd vrijgemaakt om vorige week in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden een pleidooi te houden voor een hogere instapprijs, zodat de verhoopte 40 à 60 miljard alsnog worden gehaald.

Ik heb de indruk dat de meerderheid stilaan in paniek raakt. De liberalen in de regering, toch de kampioenen van de privatisering, hebben het voorbije anderhalf jaar niets gepresteerd.

Met de dossiers Sabena, Biac en Belgacom is nog niets gebeurd. Nochtans in de vorige legislatuur schreeuwde toenmalig senator Coene moord en brand omdat er in die dossiers geen vooruitgang werd geboekt. Het ongenoegen in de regering over het beleid van minister Daems wordt met de dag groter. Zijn grootste fout is de verkeerde inschatting van de timing. In het begin verkondigde hij met veel tamtam dat het dossier Belgacom voor eind 1999 zou uitgeklaard zijn. Ook het UMTS-dossier zou snel worden afgehandeld. Wat zien we vandaag? Belgacom is nog steeds niet verkocht, de aandelen van de telecombedrijven staan op een dieptepunt en de belangrijkste aandeelhouder van Belgacom, het Amerikaanse SBC, heeft zich virtueel teruggetrokken. Het UMTS-dossier en in zijn zog het dossier van de wireless local loop slepen maar aan. Veertien van de achttien Europese landen hebben hun licenties reeds verkocht, geveild of weggegeven, maar België bengelt opnieuw aan de staart.

De hamvraag is waarom het dossier zes maanden op het bureau van minister Daems bleef liggen. Hij heeft wel een dossier geërfd van een minister die zich nooit veel met telecommunicatie heeft beziggehouden, maar intussen is de nieuwe regering reeds meer dan anderhalf jaar aan de macht en stellen we vast dat het UMTS-dossier een vrij traag verloop kent.

Waarom heeft de consultant, die vet wordt betaald door de belastingbetaler maar misschien iets minder kent van de inhoud van het dossier, niet opgemerkt dat bepaalde onderdelen van het dossier bij wet moeten worden geregeld. Als we vandaag moeten stemmen over een aantal aspecten van het UMTS-dossier, dan heeft dat te maken met een verkeerde inschatting van de minister en van de consultant.

De groenen zien zich als de kampioenen van de ideologische correctheid. Twee weken geleden werd op een Ecolo-congres een motie aangenomen waarin staat dat de norm van 20,6 volt per meter ontoereikend is omdat die geen rekening houdt met het voorzorgsprincipe. Ik citeer uit de motie: "De nieuwe ontwikkelingen inzake telecommunicatietoepassingen en de groei van de sector moeten compatibel zijn met het respect voor de gezondheid". Dat standpunt werd ingenomen ná de beslissing van de federale gewest- en gemeenschapsministers die de norm vastlegde op 20,6 volt per meter, maar vóór de stemming in de Senaat. Mevrouw Willame heeft het hier dikwijls over "parole, parole". Ze heeft gelijk. Toen de heer Barbeaux in de commissie voor de Financiën een amendement indiende om de norm vast te leggen op 3 volt per meter, krabbelde Ecolo terug en stemde tegen. De karwats van de regering krijgt ook de groenen klein. Zal Ecolo dat aan haar basis vertellen? Is basisdemocratie ook voor Ecolo een lege doos geworden?

Minister Daems heeft al vaker gezegd dat een veiling het meest transparante systeem is om licenties aan de man te brengen. Ik heb daar mijn twijfels over. Het doel van UMTS is niet op de meest transparante manier naar de markt te gaan, maar ervoor te zorgen dat iedereen, bemiddeld of minder bemiddeld, binnen de kortst mogelijke termijn tegen een redelijke prijs aan het internetgebeuren kan participeren. Het Franse systeem, dat een hybride systeem is, heeft meer oog voor de kwaliteit dan voor de prijs. Volgens de minister berust een hybride systeem meer op willekeur en gaat het uit van het "eigen operator eerst"-principe.

Het Zweedse voorbeeld van het voorbije weekend stelt de minister in het ongelijk. Het Zweedse teleconcern Telia is maandag op de beurs in Stockholm genadeloos afgestraft nadat het tijdens het weekend een pijnlijk blauwtje had opgelopen bij de Zweedse UMTS-veiling. De telecomtoezichthouder in Zweden, PTS, besloot vorige zaterdag de vier UMTS-vergunningen voor mobiel internet toe te wijzen aan Tele2 en Europolitan, die al op de Zweedse markt actief zijn. Belangrijk is evenwel dat ook twee nieuwkomers een kans krijgen, waardoor Telia aan de kant is gezet. Telia is een bestaande speler op het veld, zelfs een marktleider, die nu als eerste in Europa geen UMTS-veiling bemachtigt. Noteer dat bij de toewijzing in Zweden de kwaliteit van de bieding en niet het geld de doorslag heeft gegeven. Volgens PTS was het bod van Telia precies inzake kwaliteit ondermaats. PTS had grote twijfels over de plannen van Telia en stelde vast dat de nieuwkomers Orange Sweden en Hi3G blijkbaar veel meer wilden investeren in de UMTS-infrastructuur. Ik blijf ervan overtuigd dat de informatiemaatschappij waarvan alle regeringen in Europa de mond vol hebben, veel meer gediend zijn met een zo goedkoop mogelijke licentie, liefst nog gratis. De regering en minister Daems mogen zich door de verkeerde inschatting en de slechte timing van het dossier nu al voorbereiden op een waarschijnlijk pijnlijke afgang.

Het gaat hier niet om zuivere symboliek, maar om harde centen. Aanvankelijk ging de minister uit van een opbrengst van 40 à 60 miljard. Op 15 september jongstleden verklaarde de minister nog: "Ik zou niet achterover vallen dat het meer zal zijn".

Hij zal niet achterover vallen, maar met zijn hoofd tegen de muur lopen. Dat beseft hij blijkbaar, aangezien hij ondertussen nog over slechts 40 miljard spreekt en hij het ook waarschijnlijk acht dat er niet vier maar slechts drie bieders zullen overschieten. Gelukkig voor hem is er nog dat minimumbedrag van 6 miljard per licentie, zodat een verkoop van alle vier de licenties, wat echter nog geen zekerheid is, alvast 24 miljard in het laatje moet brengen. Dat dit een zeer lage, misschien een te lage instap is voor het scenario van een veiling, blijkt uit de vergelijking met de prijs van de gsm-licenties, die niet zijn geveild, maar voor een vast bedrag verkocht. Belgacom en Mobistar hebben daar destijds ongeveer negen miljard frank voor betaald, KPN-Orange acht miljard. Dat is in totaal bijna 27 miljard, 3 miljard meer dan minimum wordt gevraagd voor UMTS, toch een zeer geavanceerde technologie.

De hamvraag waarop we nog steeds geen antwoord kennen is wie moet inleveren. Ook is het totaal onduidelijk waar de centen naartoe gaan. Minister Daems verklaarde in de commissie dat hij die wil gebruiken voor zijn vijfsterrenplan. Minister Van den Bossche, de zelfbenoemde minister van e-governement, zegt dan weer dat het geld moet gaan naar de digitalisering van de back office. Mogen we misschien de minister van Begroting uitnodigen om de juiste bestemming van de centen hier te komen toelichten?

Minister Daems schijnt ondertussen de spelregels niet meer te willen veranderen, noch in de richting van mijn voorstel, noch in dat van de heer Bodson. Intussen heeft de minister wel aangekondigd dat de overdraagbaarheid van mobiele nummers moet gerealiseerd zijn bij de introductie van UMTS.

Mijn vraag aan de minister is dan ook de volgende. Als hij die regel wel kan veranderen, waarom blijft hij dan halsstarrig vasthouden aan zijn eigen voorstel en gaat hij niet in op dat van een goed geïnformeerd parlementslid?

Een tweede belangrijk punt in de programmawet is de sociaal-economische enquête 2001. Ik hoop dat minister Picqué straks in de Senaat aanwezig zal zijn, want ik wil hem hierover enkele vragen stellen.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Ik heb de minister van Economie laten verwittigen toen ik vernam waarover senator Van Quickenborne zou spreken. De minister is op het ogenblik aanwezig in de Kamer. Zodra hij vrij is, komt hij naar de Senaat.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De regering wil de tienjaarlijkse volkstelling vervangen door eenmalige sociaal-economische enquête, gepland in oktober 2001. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek wil, in opdracht van de overheid, aan de hand van een vragenlijst gegevens verzamelen over het onderwijsniveau, de huisvesting, het inkomen en de arbeidomstandigheden van de bevolking. Het onderzoek, enquête 2001 genaamd, vervangt de tienjaarlijkse volkstellingen. Net als bij de vroegere volkstellingen is de bevolking verplicht de enquête in te vullen. Inwoners van het land die weigeren mee te werken, krijgen een boete. Op basis van de demografische gegevens uit het rijksregister ontvangt ieder gezin op 1 oktober 2001 een enquête met individuele vragenlijsten voor alle gezinsleden. Kinderen jonger dan zes jaar zullen geen individueel formulier ontvangen, maar moeten worden vermeld op de vragenlijst van hun ouders.

Er zal onder meer gepeild worden naar de aanwezigheid van sanitaire voorzieningen en verwarming in de woning, naar het bezit van een telefoon, een auto en een computer. Enkele weken na de verzending van de vragenlijsten zullen de gezinnen die nog niet hebben gereageerd, een aangetekende brief toegestuurd krijgen met de vraag om alsnog mee te werken. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek schat het aantal gezinnen dat niet zal reageren op de eerste brief op 40%. Er wordt verwacht dat 80% van de bevolking de vragenlijsten zal hebben ingevuld na de aangetekende brief. De resterende 20% zal een interviewer op bezoek krijgen die de vragenlijst persoonlijk komt afgeven. De kosten voor het versturen van de aangetekende brief en de loon-en verplaatsingskosten van de interviewer zullen verhaald worden op de weigeraars. Behoeftige gezinnen worden hiervan vrijgesteld. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek zal aan de hand van een sensibiliseringsampagne de bevolking aansporen om mee te werken. Personen die de vragenlijst niet zelfstandig kunnen invullen, zoals analfabeten en hoogbejaarden, zullen zich kunnen laten bijstaan door een familielid of door een derde persoon naar keuze.

De sociaal-economische enquête zoals die is voorgesteld in de programmawet is niet zo onschuldig als ze lijkt. Ze is immers niet zo maar een gewone vervanging van de algemene tienjaarlijkse volkstelling. Er is één heel belangrijk verschilpunt, met name de eenmaligheid van de operatie. Het is uitdrukkelijk de bedoeling van de regering om voor de allerlaatste keer een enquête te organiseren. De bedoeling bestaat erin om allerhande gegevens in te zamelen die voor de nabije en verre toekomst als basis zullen dienen voor een statistische inzicht in onze bevolking.

In de eenmaligheid van deze operatie schuilen twee grote gevaren, die bijkomende voorwaarden van vertrouwelijkheid en wettelijkheid vereisen. Een eerste gevaar schuilt in de werkwijze van de enquête. Verleden week heb ik contact gehad met het Nationaal Instituut voor de Statistiek. Iemand heeft mij er uitdrukkelijk ingelicht over de bedoeling van deze enquête. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek zal in de toekomst twee magnetische banden bijhouden. Op één magnetische band zullen de gepersonaliseerde individuele gegevens worden opgeslaan. Deze gegevens zullen ter beschikking blijven voor de toekomst. Op een tweede band zullen de gegevens gedepersonaliseerd worden en statistisch worden verwerkt.

De eerste magnetische band maakt nu net het verschil met de tienjaarlijkse volkstelling, aangezien het NIS op die manier permanent een soort tweede en ruimer rijksregister wordt. Op die manier heeft het NIS permanent een kijk op het leven, wonen en werken van alle inwoners. Dit is een fundamenteel verschil met de vorige, tienjaarlijkse volkstellingen. Toen werden gegevens verzameld op een minder ruime basis dan vandaag, maar van zodra ze waren verzameld, werden ze gedepersonaliseerd, losgekoppeld van de identiteit van de bevraagden en dan statistisch verwerkt.

In oktober 2001 zal er een grote gegevensbank worden gecreëerd met de naam van de bevraagden en eraan gekoppeld alle gegevens. Het kan gaan over zeer gevoelige gegevens. Ik lees een uittreksel uit de documentatie bij de website van het NIS, die nog vóór de wet goedgekeurd is, al beschrijft hoe een en ander in zijn werk zal gaan. Blijkbaar kan dat in dit land.

Ik citeer: "Vanuit de enquête 2001 kunnen bepaalde onjuistheden over de huishoudens in het rijksregister bijgewerkt worden, zoals bijvoorbeeld twee alleenstaanden die feitelijk een huishouden vormen.". En verder: "De inlichtingen uit het rijksregister bevatten het aantal kinderen in het huishouden, maar bieden geen precies inzicht in het totaal aantal kinderen per vrouw, er is met name geen informatie over het aantal kinderen dat het huishouden verlaten heeft." Het gaat hier dus om zeer gevoelige gegevens.

Een tweede gevaar schuilt in het koppelen van deze eerste magnetische band, die wordt bewaard, aan andere databanken, zodat de gepersonaliseerde gegevens ten allen tijde en permanent kunnen worden aangepast, zodat om de drie jaar statistische gegevens kunnen worden verspreid. De koppeling van een ruime privacy-databank aan andere databanken vereist additionele waarborgen voor de bescherming van de persoonlijk levensfeer.

Noch in de memorie van toelichting noch tijdens de debatten in de Kamer noch in de verslagen van de Kamercommissie voor de Financiën noch in de definitieve stukken werden deze elementen aangehaald. Toen de gezamenlijk oppositie aan de minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek vroeg of de wet op de bescherming van de privacy van 8 december 1992 van toepassing is op deze ingezamelde gegevens, antwoordde de minister ter stond: "Uiteraard." Pas tien minuten later, toen werd gewezen op de wet op de statistiek, nam hij deze bevestiging terug. Iedereen kan dit nalezen in het verslag van de Kamercommissie voor de Financiën.

Op grond van het huidige voorstel van programmawet ben ik ervan overtuigd dat wie de vragenlijst weigert in te vullen, een goede kans maakt om het onderzoek voor de rechtbank te laten veroordelen. Het lijdt geen twijfel dat het Europees Hof voor de rechten van de mens te Straatsburg deze specifieke werkwijze van de Belgische overheid zal veroordelen. Professor Cees Hamelinck van de universiteit van Amsterdam, een Europese autoriteit inzake privacy, heeft zich reeds in dezelfde zin uitgelaten. Vandaar dat de amendementen van de oppositie, inzonderheid deze van de PSC, alle steun verdienen.

Ook hier laat de Senaat zich opmerken, want de Kamer heeft nauwelijks aandacht besteed aan dit hoofdstuk.

De minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek heeft nooit een afdoend antwoord of zelfs maar een begin van antwoord gegeven op de opmerkingen met betrekking tot de sociaal-economische enquête 2001. De meeste leden van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden, zowel van de oppositie als van de meerderheid, hebben dit duidelijk begrepen. De minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek beheerst zijn dossier niet. (Applaus van de CVP) Hij is er niet in geslaagd de onzekerheden weg te nemen. Hij heeft zelfs geen plausibele verklaring gegeven. Sommige leden van de meerderheid zitten mij aan te staren. Ik hoop dat zij beseffen wat de werkelijke inhoud en draagwijdte van de sociaal-economische enquête is.

Graag kreeg ik van de minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek een antwoord op drie belangrijke vragen. Is de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de privacy van toepassing op de ingezamelde gegevens? Klopt het dat het Nationaal Instituut voor de Statistiek voor het eerst een magneetband zal ontvangen met gegevens die zijn gekoppeld aan een identiteit? Welke waarborgen kan de minister geven met betrekking tot de ingezamelde gegevens en de verwerking ervan?

Ik verwacht een duidelijk antwoord op mijn opmerkingen en vragen over het UMTS-dossier, maar meer nog op mijn vragen over de sociaal-economische enquête.

Het Parlement moet van de minister kunnen verwachten dat hij zijn dossiers kent. Sommige ministers beheersen hun dossiers zeer goed, maar de minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek heeft inzake dit dossier blijk gegeven van totale onkunde. Ik betreur daarom dat de deuren van onze commissies gesloten blijven. De aanwezigheid van pers en publiek zou zogezegd voor te veel commotie zorgen. Ik geef toe dat dit gevaar in uitzonderlijke gevallen bestaat. De openbaarheid van de commissievergaderingen moet evenwel de regel zijn, zodat pers en publiek getuige zijn van de onkunde van de minister. (Applaus van de CVP))

M. Louis Siquet (PS), rapporteur. - Je vous demande de bien vouloir excuser mon retard mais je crois que je suis le sénateur qui habite le plus loin.

La commission des Finances et des Affaires économiques a consacré ses séances des 6, 12, 13, 14 et 18 décembre à l'examen du texte des articles du projet de loi-programme qui lui ont été soumis, à savoir les articles de 1 à 13, 18 à 23, 75, 76 et 81 pour lesquels l'urgence avait été demandée par le gouvernement.

Quelques commissaires se sont interrogés sur le recours à la technique de la loi-programme et sur l'urgence demandée. Quant au fond, plusieurs sujets ont été abordés avec les ministres concernés.

Les articles 2 à 11 visent à assurer la sécurité juridique de l'opération d'adjudication des licences UMTS. Ils traitent aussi du découplage de la boucle de téléphonie locale et de quelques éléments techniques connexes. La commission a débattu des mérites respectifs des deux procédures adoptées en Europe : le « beauty contest » qui revient à attribuer les licences à un prix déterminé à l'opérateur considéré comme le plus intéressant et la vente aux enchères. Le ministre a exposé les raisons du choix de cette deuxième option. Certains membres se sont inquiétés du rendement de cette opération d'adjudication en fonction de ce qui s'est passé dans divers pays européens. Ils se sont inquiétés aussi de l'impact socioéconomique. Le ministre a défendu la solution retenue en regard de l'état du marché des télécommunications. La commission a également évoqué la norme de sécurité d'un champ électrique maximum de 20,6 volts par mètre, retenu pour les antennes GSM.

Les articles 12 et 13 visent à augmenter la rente de monopole versée par la Loterie nationale au budget de l'État. La discussion a porté sur les modes de calcul de cette rente et sur l'avenir de la Loterie. Le rôle de la Commission des jeux de hasard a aussi été évoqué.

Les articles 18 et 19 visent à permettre l'adaptation par le Roi des normes de sécurité en matière aéronautique résultant d'accords internationaux et de tenir compte de la rapidité des changements. Ces dispositions concernent particulièrement les constatations faites en cas d'accident.

L'article 20 concerne le financement du TGV et particulièrement l'apport de terrains par la SNCB à la Financière TGV.

Les articles 21 et 23 sont relatifs à l'enquête socioéconomique 2001. Ils visent à mettre en place les mécanismes permettant d'éviter d'organiser des recensements tous les dix ans en autorisant l'Institut national de statistique à utiliser les banques de données existantes. Certains commissaires se sont inquiétés de l'impact de ces dispositions sur la protection de la vie privée. Le ministre a précisé le cadre et les limites dans lesquels serait permise cette utilisation de bases de données.

Les articles 75 et 76 sont relatifs à l'introduction de l'Euro fiduciaire en 2002, c'est-à-dire pièces et billets. Il est prévu que la Banque nationale prendra en charge les coûts de cette introduction pour un montant plafonné. Les commissaires se sont informés du calendrier de la distribution de mini-kits de monnaie et de la répartition des coûts finaux de l'opération. L'article 81 vise à étendre les recettes du Fonds d'indemnisation des entreprises agricoles touchées par la crise de la dioxine. Ce point n'a fait l'objet d'aucune discussion.

Plusieurs amendements ont été déposés ; ils ont été rejetés par la majorité de la commission. L'ensemble des articles soumis à la commission a été adopté par 7 voix contre deux. Le rapport a été adopté à l'unanimité des neuf membres présents.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Door de slechte klankinstallatie is het niet altijd eenvoudig in de Senaat een debat te voeren. We hopen dat dit punt straks bij de bespreking van de begroting van de Senaat aan de orde komt. Een betere klankinstallatie zal de aandacht van de senatoren voor de spreker wellicht verhogen.

Een tweede probleem is dat we vaak moeten discussiëren in aanwezigheid van een minister die formeel de regering vertegenwoordigt, maar jammer genoeg niet kan antwoorden op de punten die we bespreken. (Minister Daems knikt ontkennend) Ik verontschuldig mij tegenover minister Daems, die uiteraard ook aanwezig is voor zijn gedeelte, de telecommunicatie. Gisterenmiddag hadden we echter het genoegen de minister van Landsverdediging te aanschouwen, terwijl de besprekingen betrekking hadden op het beleid van de ministers Onkelinx en Vandenbroucke, en de aanwezige minister kon niet antwoorden op onze vragen. We nemen het hem niet kwalijk; we bewonderen zelfs zijn bereidheid om hier uren aanwezig te zijn om een louter ornamentele rol te spelen, namelijk fysiek aanwezig te zijn, maar zich te onttrekken aan de debatten. Dat werkt uiteraard de kwaliteit van vraag en antwoord niet in de hand.

Ik zeg dit bij wijze van inleiding. Collega Van Quickenborne zegde gisteren al dat wat we hier meemaken bij de bespreking van de programmawet, enkele jaren geleden ondenkbaar was.

Een van de belangrijke ontwikkelingen in de afgelopen jaren, is de maatschappelijke vraag naar de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, onder meer in het licht van de ontwikkeling van de informatica. Deze vraag werd voor het eerst behandeld op een internationaal congres in Rome in 1971, waar ik deel uitmaakte van de Belgische delegatie. Toen betrof het een totaal nieuw probleem, namelijk in welke mate het gebruik van de informatica, en meer bepaald de opslag en het gebruik van informatie, de persoonlijke levenssfeer bedreigt. Het was een totaal nieuwe uitdaging omdat de persoonlijke levenssfeer, zoals een Amerikaanse auteur zei, het baldakijn is waaronder vele rechtsgoederen liggen. Ze heeft betrekking op de fysieke en de psychische integriteit. Ze is een belangrijk basisrecht waarvoor we oog moeten hebben, omdat zo weinig mensen ervoor opkomen, omdat het een immaterieel recht is. Wanneer goederen worden beschermd, zijn de grenzen zichtbaar en is ook zichtbaar wanneer die grenzen worden overschreden. De bescherming van een immateriële waarde als de persoonlijke levenssfeer is een uiting is van het respect van de persoonlijkheid. Die persoonlijkheid kan immers gemakkelijk gemanipuleerd, bedreigd of bespied worden om daarna op discrediterende wijze te worden gebruikt. Het probleem van de persoonlijke levenssfeer krijgt een totaal andere dimensie wanneer het mogelijk is gegevens op te slaan met een persoonlijke waarde, die naar de persoon verwijzen en die daarenboven kunnen worden gecombineerd.

In de jaren zeventig is bij het Parlement door minister Vanderpoorten een eerste ontwerp met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer ingediend. Minister Vanderpoorten was nog een echte liberaal. Hij kwam nog op voor de liberale beginselen, niet alleen voor de beursaandelen. Hij was een echte liberale humanist die met alle overtuigingen kon spreken en op het spreekgestoelte ook altijd de nodige zin voor humor aan de dag legde. Hij had ook oog voor de persoonlijke levenssfeer. Toen hij minister van Justitie was, heeft hij als eerste een ontwerp van privacywet uitgewerkt dat het mogelijk zou maken greep te krijgen op de ontwikkeling van de informatica en de bedreiging daarvan.

U had het verzet van de industrie, van de "nieuwe economie" moeten zien. Wie dat verdedigde, was immers tegen de vooruitgang en bedreigde de economische groei. Ik haal dat aan om het debat te situeren en om aan te tonen waarom dit onderdeel niet past in een programmawet. Die wet van minister Vanderpoorten is er door het verzet van de belangengroepen niet gekomen. Ze beschouwen de privacy als een te onteigenen goed, waarvoor geen vergoeding moet worden betaald.

In 1981 moest in het kader van de Raad van Europa een internationaal verdrag goedgekeurd worden waarin de dwingende normen inzake privacy werden vastgelegd. België heeft dat verdrag geratificeerd en de Belgische wetgever moest dus een privacywet goedkeuren, waarbij een commissie voor de persoonlijke levenssfeer werd opgericht. Ook al waren we daarmee niet bij de eersten, uiteindelijk is die wetgeving tot stand gekomen.

Die wetgeving was noodzakelijk omdat het opslaan van informatie in databanken en, zoals collega Van Quickenborne terecht opmerkte, de combinatie van de gegevens van verschillende databanken via het rijksregisternummer het ideaal bereiken dat beschreven is in George Orwell's 1984. Ik ga het boek hier niet voorlezen om niet beschuldigd te worden van filibusteren, maar in dit geval zou het nuttig zijn ter ondersteuning van mijn amendementen.

Zoals de heer Van Quickenborne al zei, heeft de Kamer daar natuurlijk geen aandacht voor gehad. Hij was ook bijzonder scherp voor minister Picqué, die in verband met een vraag over de volkstelling en het Nationaal Instituut voor de statistiek niet wist waarover het ging. Veel ministers zijn grote staatslieden geworden door te spreken over zaken die ze niet kenden. Soms is dit trouwens een voorwaarde om overtuigend te spreken, omdat men dan geen last heeft van de problematiek van het dossier. In dit geval is het toch wel bijzonder vervelend, omdat de minister wordt gemanipuleerd door zijn administratie die Big Brother in België zal installeren. Nu het televisieprogramma voorbij is, neemt de Belgische overheid het over. Aangezien de kijkcijfers voor Big Brother zeer hoog zijn, vindt de regering dat dit programma in de realiteit moet worden gerealiseerd en nog wel onmiddellijk in een programmawet. (Applaus van de heer Van Quickenborne en van de CVP)

De regering zal Big Brother dus installeren via het Nationaal Instituut voor de statistiek en dit op twee wijzen.

Ten eerste zal het instituut in de volkstelling een aantal vragen stellen die peilen naar het persoonlijke leven. De regering zegt dat de vragen anoniem zijn. Laten we eens anoniem aan alle senatoren vragen stellen over hun lengte, hun gewicht, het dragen van een das en zo meer! Daarna vullen we de namen in. De vragen kunnen bijzonder delicaat zijn. Moet de overheid bijvoorbeeld weten hoeveel uren iemand per week of per dag werkt. Wat is de bedoeling? Zal ze belastingen heffen op diegenen die te veel of te weinig werken? Of peilt ze naar het recht op luiheid om er een constitutionele basis aan te geven? Er zullen dus allerlei persoonlijke vragen worden gesteld die op tweevoudige wijze zullen worden gebruikt: anoniem voor het formele verslag én gepersonaliseerd onder het rijksregisternummer van de ondervraagden. Persoonlijke dossiers kunnen op die manier gecombineerd worden met gegevens in andere databanken, in het bijzonder de Kruispuntbank.

Er weegt dus een dubbele bedreiging op de privacy: privé-gegevens worden opgeslagen zogenaamd om het NIS anonieme informatie te bezorgen, maar zonder wettelijke waarborgen over wie de databank consulteert en onder welke voorwaarden. Er is geen enkele wettelijke waarborg die verhindert dat een ambtenaar die databank raadpleegt om na te gaan welke stoute leden van de oppositie de big brother het leven zuur maken. Wie zijn die nieuwe Winstons in de Belgische samenleving die zich daartegen verzetten? We zullen hun dossier eens opvragen en zien wat we ermee kunnen doen! Voorbeelden in andere landen zouden ons moeten duidelijk maken dat al die veronderstellingen niet a priori te verwerpen zijn.

De meerderheid zal er mee instemmen dat op basis van een algemene volkstelling een databank wordt opgericht met persoonsgegevens onder het rijksregisternummer, zonder waarborgen over wie die bank zal consulteren en onder welke voorwaarden. Bovendien zal ze toestaan dat deze gegevens combineerbaar zijn met de gegevens van de Kruispuntbank waardoor een belangrijke nieuwe sprong wordt gemaakt.

Met de goedkeuring van deze wet zal het verzet daartegen niet eindigen. We zullen de burgers zeggen dat ze moeten weten dat hun gegevens gebruikt zullen worden als een controle-instrument, dat die gegevens zullen worden verbonden met de Kruispuntbank, een blauwdruk onstaat van de persoon waarover het gaat. De Kruispuntbank is immers niet anoniem, zodat de aard van de informatie een grote sprong maakt, met alle gevolgen vandien voor de kwetsbaarheid van de informatie, en er een controlemogelijkheid onstaat die de aanvaardbare grenzen overschrijdt.

Dat is het maatschappelijke debat. En wat krijgen we als antwoord? De waarborgen voor de privacy waarin de wet nog voorziet, worden afgeschaft: de artikelen 5 en 8 van de wet van 8 augustus 1983, artikel 15 van de wet van 15 januari 1990 worden geschrapt.

De cijfers kunnen volgens de regering niet manipuleerbaar genoeg zijn. Deze optie is vanzelfsprekend in strijd met de beginselen met betrekking tot de privacy vervat in artikel 8 van het EVRM en met het internationaal verdrag van de Raad van Europa van 1981. Het karakter van de informatie zal sterk toenemen. We betwisten niet dat de overheid voor haar beleid over goede algemene informatie moet beschikken. De wettelijke bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal na de goedkeuring van de programmawet niet langer adequaat en pertinent zijn en dus niet meer beantwoorden aan het evenredigheidsbeginsel dat moet worden nageleefd op grond van artikel 8 van het EVRM.

We hadden het debat op een objectievere wijze kunnen voeren indien de regering, zoals de wet op de persoonlijke levenssfeer het bepaalt, de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer had geconsulteerd. De minister heeft het bestaan van deze commissie pas tijdens het debat in de Senaatscommissie vernomen.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Dat klopt.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Hij heeft hoogst verwonderd aan zijn ambtenaar gevraagd waarom de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer niet was geconsulteerd, hoewel dit wettelijk vereist is. (De heer Van Quickenborne barst in lachen uit.)

Neen, het moet snel en efficiënt gaan. Het probleem van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen de informatica en de nieuwe technologieën die bijzonder bedreigend kunnen zijn voor de integriteit en de menselijke vrijheid, wordt in een programmawet behandeld om economische redenen. Het staat erin wegens de kostprijs van de ondervraging. Dat is volgens de regering dus belangrijker dan het verdedigen van fundamentele rechten of het respect voor de persoonlijke levenssfeer. Er is geen tijd of ruimte voor de rechtsbescherming.

In 1984 van Orwell staat: "Weg met grote broer! Weg met grote broer!" Enkele zinnen verder leest men dat het toch geen zin heeft verder te blijven roepen. Om die reden rond ik mijn betoog met deze zin af. (Applaus van de oppositie).

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Mijnheer de voorzitter, mag ik u stilaan verzoeken om de minister van Economische Zaken te ontbieden want er zijn een paar pertinente vragen gesteld die moeten worden beantwoord.

M. le président. - Le gouvernement s'est fait représenter, mais je veux bien appeler le ministre si vous le souhaitez.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Ik heb de minister van Economische Zaken, die in de Kamer is, gecontacteerd tijdens de toespraak van de heer Van Quickenborne. Zodra hij vrij is, zal hij naar de Senaat komen. De heer Van Quickenborne mag dan ook niet de indruk wekken dat de minister niet wil komen.

U kent mijn verleden. Als het nodig is, kan ik dan ook een uitvoerige toelichting geven tot mijn collega van Economie aanwezig is, maar allicht is dit niet nuttig. Ook wat de socio-economische enquête betreft ben ik in staat te antwoorden. Aangezien de heer Van Quickenborne echter uitdrukkelijk naar de aanwezigheid van de minister van Economie vraagt, zullen we zijn komst afwachten, zo niet zal ik de mening van de regering beknopt weergeven.

Mijnheer Van Quickenborne, ik hoef niet alles te herhalen wat reeds in commissie werd gezegd. Het UMTS-dossier is inderdaad belangrijk. We verschillen daarover van mening, maar in een democratie is dat gezond.

U haalt terecht het voorbeeld van Telia in Zweden aan, de grootste telefonie-operator die er in een beauty contest is uitgevallen. Het is correct dat het daarbij niet steeds de bedoeling is aan een bepaalde organisatie de licentie te geven, maar ik daag iedereen uit de transparantie van dat proces te evalueren en te onderzoeken op basis van welke objectieve criteria die beslissing is genomen. Een beslissing zal altijd aanvechtbaar zijn. Het zou me trouwens enorm verbazen indien ze niet juridisch zou worden aangevochten.

Ik blijf erbij dat een veiling een transparante en marktconforme procedure is en minder of zelfs niet aanvechtbaar is in vergelijking met een beauty contest, omdat men daarbij geen objectieve evaluatie moet maken van de gegevens.

Van in het begin heb ik aangekondigd de timing bekend te zullen maken na een aantal grote veilingen, teneinde gebruik te kunnen maken van die ervaring. Onze veiling werd in december gepland, net na vier andere kleinere landen, wat eerder een toeval is, aangezien hun timing na de onze werd vastgelegd en wij de onze al hadden aangekondigd. In de commissie heb ik erop gewezen dat het advies van de Raad van State in feite niet slecht uitkomt, waardoor we een aantal bepalingen in wet moeten omzetten, we de veiling twee maanden later moeten houden en we ons niet meer bevinden in het "pak" van de andere veilingen.

Niet zo lang geleden verweet men me dat ik de bedrijven kapot wilde maken, omdat dit 300 miljard zou opbrengen. Nu vraagt men zich af waarmee ik bezig ben, omdat dit niets meer zou opbrengen. Het voordeel van een transparante marktconforme procedure bestaat er evenwel in dat het uitgerekend de markt is die beslist over de prijs, wat meteen inhoudt dat dit wat mij betreft absoluut niets te maken heeft met alleen maar prijsvorming.

Formeel deel ik mee dat het BIPT noch andere operatoren in deze zijn gehoord of betrokken. Integendeel zelfs, aangezien het BIPT de enige actor is die de veiling uitvoert. De bewering dat de manier waarop het BIPT buitenspel werd gezet schandalig is, komt dan ook vreemd over. Het BIPT heeft zelf de procedure van de veiling voorgesteld in zijn advies van december van vorig jaar en heeft een aantal voorbereidende aspecten onderzocht. Het werd wel degelijk goed geïnformeerd en betrokken toen omwille van de complexiteit van het dossier een beroep werd gedaan op externe consultants.

Ik wil u graag de notulen van de vergaderingen bezorgen, als u dat wenst, mijnheer Van Quickenborne. Tenzij u natuurlijk liever enkel afgaat op de geruchtenstroom die nu eenmaal altijd aanwezig is in de telecomsector. Ik heb ooit gezegd dat er in de politiek veel wordt gespeculeerd, maar in de telecomsector is het nog tien keer erger en dat weet u ook. Het is een ongelooflijk veld van speculaties, geruchten, zelfs roddels. Dat is normaal. Het is een markt in volle evolutie en nervositeit, waar de competitie vandaag zeer zwaar begint toe te slaan. Dat spreekt meteen de indruk tegen die u probeert te wekken, namelijk dat we met de liberalisering van de markt achter lopen. Ik heb u de stand van zaken reeds gegeven. Op het ogenblik hebben we op drie na alle Europese richtlijnen uitgevoerd. We zijn nog niet rond met een regeling voor de speciale telefoontarieven voor Belga, voor de pers dus, en er zijn ook nog problemen met de richtlijnen rond de onafhankelijkheid van het BIPT. In de feiten, met een protocol en een wetsontwerp in voorbereiding zijn we daar wel degelijk mee bezig, maar dat vraag tijd, want er zijn nu eenmaal verschillende modellen. Een regeling voor de unbundling of the local loop staat in de steigers en met de nummeroverdraagbaarheid voor de mobilofonie staan we al een stap verder. Inzake vrijmaking van de markt kunt u moeilijk zeggen dat we ons werk niet doen.

De operatoren hebben de deur van zowat iedereen platgelopen om toch maar te voorkomen dat de procedure zou worden gevolgd, want dat zou hun dood betekenen. Het zou me trouwens verbazen als u ze niet over vloer had gehad. Nu zijn ze echter wel zeer stil. Dat bewijst dat zij enkel en alleen een financiële redenering volgen en dat kan ik ook begrijpen. Zij hebben een rendement op kapitaal te verdedigen. Dat is hun doelstelling. De taak van de overheid is het daaraan al dan niet een ander kader toe te voegen. Dat geldt trouwens voor de hele liberalisering van de telecomsector. De operatoren maken nu alleen nog een hoofdpunt van de fameuze price squeeze. De reglementen interesseren hen eigenlijk niet. Voor hen is enkel belangrijk welke prijs en welke winst ze voor een product of dienst kunnen krijgen. Nogmaals, daar heb ik ook geen problemen mee. Dat is hun job. Onze job is het een optimale verhouding tussen prijs en kwaliteit te bekomen. Volgens mij kan dat enkel door de vrijmaking van de markt, zodat de concurrentie kan zorgen voor de beste verhouding tussen prijs en kwaliteit. De nervositeit van de markt toont aan dat de competitie in volle gang is, dat de concurrentie hard toeslaat. Wel wordt nog het argument gebruikt van de grote boze wolf - dat ligt dezer dagen goed - die Belgacom heet en die misbruik maakt van zijn positie. We hebben echter de waakhond van het BIPT, die controleert en wel degelijk de nodige maatregelen kan nemen en ook neemt om fenomenen zoals de price squeeze tegen te gaan.

Over de gezondheidsnormen hebben we het in de commissie meer dan uitgebreid gehad en ik heb ook toegezegd dit in de toekomst nog opnieuw te bekijken, ook al wordt er terzake een beslissing genomen.

Mijnheer Van Quickenborne, u hebt ook nogal smalend uitgehaald naar de `kampioenen van de privatisering'. Ik zet niet graag een grote mond op, maar ik wil toch het volgende op een rijtje zetten. Er is de volledige reconversie van de Post, met een sociaal akkoord dat normaal vandaag moet worden afgerond en een hele herstructurering. Er is de privatisering van het beroepskrediet en het hypothecair krediet, die bijna rond is. Er is het ontwerp tot omvorming van de Loterij tot een naamloze vennootschap, dat begin januari op de ministerraad wordt besproken. Er is het akkoord tot volledige privatisering van Sabena, waarvan we, als aandeelhouder van 15%, de financiële problemen moeten aanpakken of we zijn niet verantwoordelijk. De beursgang van BIAC is gepland voor eind 2001. Met Belgacom kiezen we voor een goede strategische operatie en willen we de zaak niet te allen prijze haastig en snel regelen. Vorig jaar hadden we inderdaad het uitzicht op een uitstekende operatie, die niet is doorgegaan. Ik heb daarbij eigenlijk een beetje te snel gezegd dat de hele operatie rond zou zijn tegen het einde van vorig jaar, maar die fout heb ik al meermaals toegegeven.

Ik wou het afgerond zien voor het eind van het jaar, maar in de zakenwereld is het nu eenmaal zo dat sommige zaken niet altijd doorgaan. Een ezel stoot zich maar een keer aan dezelfde steen. Ik zal die fout niet meer maken.

We hebben overigens een UMTS-licentie in Nederland verkregen, waaraan we 40 miljard netto winst hebben overgehouden. Bovendien is het internetgedeelte van Belgacom via de operatie met het Franse Infosource op de beurs gebracht. Eén van de vier businessunits van Belgacom is dus reeds op de beurs, maar men wil dat blijkbaar nog altijd niet zien, niet horen of niet begrijpen.

Perception is reality, politieke inschatting en analyse is vaak een zaak van beeldvorming. Ik weet ook dat de stand van zaken of de vooruitgang in de dossiers alleen maar zal gemeten worden aan de hand van het Belgacomdossier, dat neemt echter niet weg dat andere dossiers minstens even belangrijk zijn.

Er is meer waardecreatie mogelijk in de Post dan in hetgeen in Belgacom nu nog realiseerbaar is. Ik zal me niet door de druk van perceptie laten verleiden om slechte beslissingen te nemen. Ik zal me nooit laten leiden onder druk van een publieke opinie, noch door de senatoren in een mooie ruimte als deze, noch door de operatoren of de markt, noch door de ruime publieke opinie. Het komt erop neer met kennis van zaken de juiste beslissingen te nemen, zonder te zwichten voor de druk van buitenuit.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik wens nog even te repliceren op de opmerkingen van de minister. Ik ben genuanceerd en probeer in mijn betoog zo veel mogelijk de waarheid te benaderen, maar de minister heeft bewust of onbewust een aantal vragen niet beantwoord.

Als er een budgettair tekort is, wie levert er in? Wat met de digitalisering van de back office?

Het dossier wireless local loop werd op een bepaald ogenblik uitgesteld omdat er een divergentie was in de voorwaarden voor antenneplaatsing tussen wireless local loop en UMTS. Als er een divergentie is, dan komt dat waarschijnlijk omdat de regels voor het ene dossier verschillend zijn van deze voor het andere dossier. Het BIPT heeft waarschijnlijk een grotere inbreng gehad in het vastleggen van de voorwaarden voor de antenneplaatsing voor wireless local loop dan in het dossier UMTS, waar de impact van de consultant, wellicht in samenspraak met de sector, iets groter was. Ik heb soms de indruk dat het BIPT wel wordt gehoord, maar dat de gradatie afhangt van de persoonlijke interesse van de minister en van de impact van de consultant op het dossier.

De minister heeft al heel wat inspanningen geleverd op het niveau van De Post. We weten uiteraard nog niet wat het einde van de operatie zal zijn en wat de betrokkenheid van De Post zal zijn in het e-governement-dossier. Perception is reality, inderdaad, belangrijk voor de consument is de kostprijs van een uurtje surfen op het internet. Surfen op het internet is niet meer alleen een zaak van plezier, maar wordt een noodzaak.

In dat dossier heeft de minister nog altijd geen duidelijke beslissing genomen en loopt hij, zoals bijna altijd in België, achter de feiten aan. Telkens wanneer Belgacom met een nieuw initiatief voor de dag komt, wordt dat door de rechtbank vernietigd. De Belgische tarieven blijven de hoogste van de Europese OESO-landen. De cijfers illustreren die toestand: de toename van het aantal internetgebruikers is in ons land erg beperkt en ook de penetratie van internet in de minder gegoede lagen van de bevolking is miniem. Senatoren, ambtenaren en meer gegoede en geschoolde mensen hebben ruim de kans om te participeren aan de informatiemaatschappij. De uitdaging voor de regering bestaat er nu precies in ervoor te zorgen dat ook de anderen, ouderen, mensen met een lager inkomen, lager- of andersgeschoolden, daar eveneens aan kunnen deelnemen. Die lopen het meest het risico de boot te missen, precies door de hoge financiële drempel en door het gebrek aan scholing. Ik ben een grote voorstander van de liberalisering van de telecommarkt, maar die moet dan wel zo worden uitgewerkt dat iedereen daar de vruchten van kan plukken. Het blijft mijn indruk dat de minister op dit punt wat in gebreke blijft.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Het is juist dat het oorspronkelijke voorstel van het BIPT uitging van een site sharing-model op kostbasis, terwijl de site sharing die we nu voorstellen gebaseerd is op kost-plus. Die wijziging is er trouwens gekomen in overleg met en op vraag van de operatoren zelf. Ze achtten zich toen nog niet klaar voor de WLL. Dat is de reden waarom we de afhandeling van dat dossier wat hebben uitgesteld. Natuurlijk gooien andere operatoren die beslissing als een boemerang terug in je gezicht. Het eens zo eensgezinde platform van de operatoren, naast Belgacom, moet dan toch weer wijken voor de enorme tegengestelde belangen. Ik had dat zien aankomen, omdat ik weet hoe die markt functioneert. Daarom kan niemand mij daarin opjagen: ik weet dat dit een erg nerveuze markt is, waarvan de regels nog in volle evolutie zijn en die zich nog moet stabiliseren.

Ik heb gekozen voor de kost-plus, omdat dit de markt vrijer maakt en omdat dit de kans vergroot dat de site sharing doorgaat. Daarom twijfel ik geen seconde aan de juistheid van mijn beslissing ter zake.

De heer Van Quickenborne had ook een opmerking over de bestemming van het budget. De budgetten die horizontaal door de verschillende administraties lopen komen het eerst in aanmerking voor heroriëntatie. Daarom heeft ook de Copernicus-hervorming een horizontale dimensie. E-governemt wordt dan weer gefinancierd vanuit de federale middelen voor de participatiemaatschappij en niet door de UMTS-opbrengsten. Het vijfsterrenplan ten slotte heeft verschillende aspecten die zowel met back office als met front office te maken hebben. Daarvoor is een duidelijke tweederde/eenderde-verdeling van de intrestwinst uitgewerkt, met een maximum van vijf miljard. Als de opbrengst minder is en de intrestwinst lager, dan is tweederde daarvan uiteraard ook minder. Van in den beginne heb ik ter zake verdedigd dat we het geld dat we uit de markt halen daar opnieuw in moeten brengen, onder meer om de digitale kloof te helpen dempen. Als er echter minder dan verwacht uit de markt komt, kunnen we er uiteraard ook minder opnieuw inbrengen. Dat lijkt me logisch.

In verband met die digitale kloof, waarop de heer Van Quickenborne is ingegaan, verwijs ik naar dat vijfsterrenplan. Dat is geen exclusieve bevoegdheid van mijzelf en vereist daarom een coördinatie van verschillende bevoegdheden. Ik ga ervan uit dat de senaatscommissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden, net als die van de Kamer en de operatoren van de sector, daar een kopie van hebben gekregen. Ik heb er trouwens geen enkel probleem mee om in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden een en ander te komen preciseren en de prioriteiten toe te lichten. Ik heb overigens ook de operatoren en de gebruikersverenigingen gevraagd mij daarbij te helpen. Immers, zelfs als de vijf miljard waar we op hopen, er echt uitkomt, worden we nog geconfronteerd met een tekort aan middelen en zullen we prioriteiten moeten vastleggen. Als het parlement daaraan een bijdrage wil leveren, heb ik daar geen enkel bezwaar tegen. Dan ben ik integendeel ook vragende partij voor deze samenwerking.

M. Louis Siquet (PS), rapporteur. - Une erreur a été constatée à l'article 18, après approbation du rapport.

À l'origine, l'article 5 de la loi du 27 juin 1937 ne comportait qu'un seul alinéa. L'article 174 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques y ajoute un second paragraphe dans lequel figure un renvoi aux dispositions du paragraphe 1er. L'article 174 entre en vigueur à la date de classement de la SNVA parmi les entreprises publiques autonomes. Or, la SNVA n'a jamais été classée parmi ces entreprises. Par conséquent, l'article 174 n'est jamais entré en vigueur et l'article 5 de la loi du 27 juin 1937 est toujours constitué d'un seul alinéa.

En conclusion, le texte adopté par la Chambre était correct et doit être rétabli.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - L'intervention de M. Siquet me rappelle certaines corrections techniques que nous avions faites en juillet dernier.

Ce texte a été corrigé par les commissions et j'avais cru comprendre qu'on n'y avait apporté aucune correction.

M. le président. - Monsieur le rapporteur est venu nous faire part d'une anomalie technique par rapport à des paragraphes de textes anciens qui ne sont pas entrés en vigueur. Je propose que les chefs de groupe rencontrent M. Siquet et qu'ils examinent ensemble ce problème.

Il n'y a rien à cacher mais je voudrais surtout que les choses soient claires. Le greffier m'a informé de ce problème il y a quelques instants. Cela n'a rien à voir avec ce qui s'est passé en commission. Le Sénat a voulu corriger un texte en croyant bien faire mais il s'est rendu compte que ce n'était pas nécessaire.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De tekst van de Kamer werd door de diensten van de Senaat gewijzigd, in de veronderstelling dat er een fout in was geslopen. Achteraf heeft men blijkbaar ingezien dat er geen fout was en is de tekst in zijn oorspronkelijke vorm hersteld. Is het op die manier verlopen?

M. le président. - La commission du Sénat a accepté une correction de texte.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Qui n'était pas un amendement ?

M. le président. - Effectivement.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Quelle chance nous avons !

M. le président. - Le Sénat, désireux de veiller à la qualité de la législation, a proposé une correction de texte. La commission l'a acceptée. On se rend compte maintenant que cette correction de texte était inutile. C'est tout.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Dans ce cas, je ne comprends pas pourquoi le texte qui nous a été distribué tout à l'heure, joliment intitulé « Texte corrigé par les commissions », est souligné, comme si on avait corrigé le texte de la Chambre. D'habitude, c'est comme cela que ça se passe. Ce petit moyen mnémotechnique n'est peut-être pas extraordinairement intelligent mais c'est comme cela que l'on comprend de manière simple. Bref, quand un texte est souligné dans un texte final, cela veut dire que le texte venant de la Chambre a été corrigé. Donc, maintenant, ça n'est plus comme ça, c'est comme avant. Finalement, sur quel texte allons-nous voter cet après-midi ?

M. le président. - Sur le texte que la Chambre nous a transmis.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Quand pourrons-nous en prendre connaissance ?

M. le président. - Vous disposez du texte original.

Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Il faut donc se reporter à l'article 18 du texte blanc de la Chambre...

M. le président. - Oui. Finalement, c'est assez simple malgré l'apparente complexité.

-La discussion générale de cette partie est close.