2-81

2-81

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

DONDERDAG 30 NOVEMBER 2000 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over «de aandacht voor de aidsproblematiek binnen het Belgisch ontwikkelingsbeleid» (nr. 2-272)

Vraag om uitleg van mevrouw Meryem Kaçar aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over «de aandacht voor de aidsproblematiek binnen het Belgisch ontwikkelingsbeleid» (nr. 2-273)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Ter gelegenheid van de Wereldaidsdag wil ik de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking enkele vragen stellen over de aidsproblematiek binnen het Belgisch ontwikkelingsbeleid. In antwoord op mijn gelijkaardige vraag van 19 juli 2000 beloofde de staatssecretaris meer aandacht te zullen besteden aan die aidsproblematiek.

Een van de kabinetsadviseurs van de staatssecretaris, dokter Dirk Van Der Roost, verklaarde naar aanleiding van de Internationale Aidsconferentie in Durban dat "belangrijke conclusies werden getrokken voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking, namelijk dat aids er een centraal element van moet zijn, niet alleen in de programma's van de gezondheidszorg, maar ook in het onderwijs en in alle vormingsactiviteiten, alsook in de steunprogramma's van culturele en media-activiteiten." Deze tekst vinden we terug in het september-oktobernummer van Dimensie 3, een blad van DGIS.

Op de 55ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 6 tot 8 september jongstleden kondigde premier Verhofstadt aan dat België, in samenwerking met Unaids, een assortiment geneesmiddelen ter waarde van 250 miljoen frank ter beschikking zal stellen van Malawi, Mozambique, Swaziland en Tanzania. Eveneens zal 150 miljoen extra worden uitgetrokken voor aids-onderzoek. Ik heb deze informatie uit de pers gehaald en ik hoop dat de staatssecretaris deze gegevens kan bevestigen.

In juli was ik optimistisch gestemd over de beleidsintenties. De staatssecretaris heeft van bij zijn aantreden verkondigd dat de aidsproblematiek een centrale plaats zou innemen in zijn beleid. Ik maak me meer zorgen over zijn daadkracht en de wijze waarop hij dit gaat aanpakken. In juli kon hij nog maar weinig concrete acties aankondigen. Hopelijk krijgen we vandaag een concreter antwoord. Ondertussen heeft de staatssecretaris de tijd gehad om een onderzoek te doen en een plan op te stellen. De eerste minister heeft immers een aantal harde beloftes gedaan.

In punt 4 van de beleidsnota 2001 worden nieuwe initiatieven aangekondigd, die zeker noodzakelijk zijn. Zo wordt verwezen naar "een verhoging van de bijdrage aan Unaids en de uitgaven voor aidspreventie en - bestrijding in het algemeen in het raam van een grote campagne om aids in Afrika te bestrijden op korte termijn zoals wordt aangekondigd door de eerste minister op de Millenniumtop van New York". De nota is natuurlijk vrij algemeen en er valt moeilijk uit op te maken welk exact bedrag naar dergelijke campagnes zal gaan. Ik wil niet ingaan op begrotingsdetails maar uit de wijze waarop het geld wordt besteed kan worden afgeleid hoe de zaken zullen worden aangepakt.

Ten slotte verwijs ik naar een interview met dokter Marie Laga in De Standaard van vandaag. In het begin van het interview benadrukt ze nogmaals hoe ernstig de evolutie van deze dodelijke ziekte is. Ze heeft het over een catastrofe op wereldschaal. Vooral in zwart Afrika wordt volgens haar de situatie rampzalig en van de 34 miljoen mensen die besmet zijn met het HIV-virus, wonen er 24 miljoen in Afrika. Dit zijn natuurlijk onthutsende cijfers. Verder zegt ze dat aids niet alleen een medische aangelegenheid is, maar een immens ontwikkelingsprobleem. Ik meen dat we het hierover eens zijn.

Sta me toe de vragen, die ik ook schriftelijk bezorgde, nog even op een rij te zetten. Welke concrete maatregelen werden reeds genomen in het kader van de belangrijke conclusies die België had getrokken tijdens de internationale aids-conferentie in Durban? Welke maatregelen worden er gepland in 2001? Welke zijn de middelen die de staatssecretaris daarvoor op de begroting 2001 zal vrijmaken? Ik verwijs hiervoor naar de toelichting bij de begroting.

Enkele maanden geleden verwees de staatssecretaris naar een tussentijds rapport in het raam van het beleidsvoorbereidend onderzoek door het Instituut voor Tropische Geneeskunde. Is dat rapport klaar? De staatssecretaris verwachtte erover te beschikken voor het einde van dit jaar en dat is in aantocht. Kan de staatssecretaris ons meer informatie verstrekken over de resultaten en de aanbevelingen van dit rapport?

Wanneer kunnen we de strategische beleidsnota van de staatssecretaris verwachten? Zal die een dezer dagen publiek worden gemaakt? Wordt daarin ook rekening gehouden met het rapport van het Instituut voor Tropische Geneeskunde?

Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Uit het Unaids-verslag van juni 1999 blijkt dat 33 miljoen volwassenen besmet zijn met het HIV, waarvan er 23 miljoen in Zuidelijk Afrika leven.

De menselijke, sociale, medische en economische gevolgen zijn heel groot. Armoede in de ruime zin van het woord is de motor die de epidemie aandrijft. Daarnaast maken onwetendheid, niet-erkenning van de vrouwenrechten, niet erkenning van de reproductieve rechten, genderongelijkheid, sociale uitsluiting en een gebrek aan toegang tot adequate gezondheidszorg het voor de meeste mensen in ontwikkelingslanden onmogelijk om zich efficiënt te beschermen tegen deze infectie. Aids is dus duidelijk een ontwikkelingsprobleem.

Aids is ook een mensenrechtenprobleem, daar het vooral gedijt in de conflictzones en zones waar mensen worden gediscrimineerd, waar geen vrije pers en geen openheid bestaat, waar geen toegang is tot informatie om sensibiliseringcampagnes mogelijk te maken en om toegang tot de gezondheidsdiensten te vergemakkelijken. De penibele sociale positie van de vrouw in welbepaalde maatschappijen maakt vrouwen potentiële slachtoffers van de HIV-infectie.

De jongste tijd staat aidsbestrijding hoog op de agenda van tal van politieke topontmoetingen. Op de VN millenniumtop in New York was er, zoals reeds werd aangehaald door mevrouw de Bethune, een Belgisch voorstel om via het International Partnership against Aids in Africa 250 miljoen te besteden aan basismedicatie voor aids-patiënten in een viertal Afrikaanse landen. Dit is uiteraard verheugend, omdat België daar als een klein land op wereldniveau, een voortrekkersrol heeft gespeeld. We zijn terecht trots op landgenoten, zoals de heer Peter Piot, directeur van Unaids die een vooraanstaande rol spelen in de aidsbestrijding en op de ervaring van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in de gezondheidssector.

Tevens beloofde ons land ook 150 miljoen voor research in samenwerking met de privé-sector. Het Instituut voor Tropische Geneeskunde werd aangezocht om een beleidsvoorbereidend onderzoek uit te voeren met het oog op een integraal aidsbeleid.

Graag had ik van de staatssecretaris vernomen of er een beleidsplan bestaat voor aidsbestrijding op wereldniveau, waar prioriteiten vooropgesteld zijn, zonder te verzuipen in een massa projecten die naast elkaar bestaan.

Welke prioriteiten gelden er voor het Belgische aidsbeleid?

Naast de curatieve hulp - het ter beschikking stellen van de nodige basismedicatie om de ziekte draaglijker te maken - is er ook de ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek. Zijn de resultaten van het onderzoek van het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen naar de uitwerking van een integraal aidsbeleid bekend?

Houdt het beleid ook rekening met de mensenrechtenproblematiek, de genderongelijkheid, het probleem van de toegang tot informatie en gezondheidszorg en de doorbreking van het taboe rond de ziekte? Kan de minister op deze punten in het kader van ontwikkelingssamenwerking garanties bekomen?

Hoeveel van het budget van ontwikkelingssamenwerking gaat naar aidsbestrijding?

Tot slot heb ik nog een punt dat ik niet in mijn voorbereidende nota heb opgenomen en waarop de minister niet noodzakelijk nu meteen hoeft te antwoorden. Het mag ook later. Door uitsluitend aandacht te besteden aan de aidsproblematiek dreigen we een ander belangrijk probleem uit het oog te verliezen, namelijk malaria. Ik dring er bij de minister dan ook op aan voor deze ziekte eveneens de nodige aandacht te hebben.

De heer Eddy Boutmans, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking. - Ik ben blij dat de beide senatoren me de gelegenheid geven het aids-beleid met betrekking tot derdewereldlanden, dat inderdaad voortdurend in beweging is, nog eens toe te lichten en er misschien iets concreter dan bij een vorige gelegenheid op in te gaan.

Ik ben het ermee eens dat het menselijk leed dat deze epidemie in een helaas zeer groot deel van Afrika veroorzaakt, enorm is. Er is natuurlijk het aspect van de volksgezondheid, maar in veel landen is het probleem al groter en is het inderdaad een ontwikkelingsprobleem geworden. Met besmettingspercentages van 20%, 30% tot 40% van de actieve bevolking en met een hoog percentage besmettingen bij pasgeboren baby's, weten we met zekerheid dat we in de komende decennia geconfronteerd zullen worden met catastrofes op het vlak van bevolkingsopbouw en economie, precies door het wegvallen van de bevolkingslaag die normaal voor de economische opbouw instaat. We weten dus nu al dat de levensverwachting in een aantal Afrikaanse landen daalt, terwijl die de afgelopen jaren licht gestegen was, en dat de economische groeivooruitzichten negatief zijn, precies door de demografische ontwikkeling en de kosten die de epidemie veroorzaakt. De balans is gruwelijk.

In vergelijking met zes maanden geleden en zeker in vergelijking met een jaar geleden is in Afrika het bewustzijn bij ruimere lagen van de beleidsmensen sterk verbeterd. Dat is de allereerste voorwaarde. We kunnen het probleem pas aanpakken wanneer de brede samenleving, maar natuurlijk vooral de mensen die het beleid bepalen, zich ervan bewust zijn.

Een allereerste principe waarvan wij uitgaan, werd ook naar voor geschoven door Unaids, meer bepaald in december van vorig jaar toen ik inderdaad als een van de weinige Europese regeringsleden aanwezig was bij de lancering van het International Partnership against Aids in Africa. Dé grote prioriteit is dat ieder land onder zijn eigen verantwoordelijkheid een nationaal actieplan opmaakt en daarvoor een strategie uitwerkt.

Dan moet de internationale gemeenschap bereid zijn de arme landen bij te springen. Het is niet mogelijk een consequent aidsbeleid te helpen uitbouwen in landen waar een taboe rond de ziekte heerst of waar de bestrijding voor de overheid niet prioritair is. Ook lokale of buitenlandse NGO's kunnen het aidsbeleid daar niet in handen nemen.

België brengt in de bilaterale samenwerking steeds het probleem ter sprake en vestigt de aandacht van de partners op hun verantwoordelijkheid en op onze bereidheid en die van de internationale gemeenschap om hen bij te staan.

Aids is ook een sectoroverschrijdend probleem. De aidsproblematiek kan niet worden aangepakt door alleen een gezondheidspolitiek op het gebied van aids te voeren. Aids vereist een totale aanpak op het gebied van educatie: in en buiten het onderwijs, via volwassenenvorming, bewustmakingscampagnes in de media, preventiecampagnes die seksueel verantwoord gedrag propageren, het ter beschikking stellen en bekendmaken van preventiemethodes zoals condooms, door het opwekken van respect voor vrouwen en de specifieke rol van vrouwen in deze problematiek. Ook als ze voldoende geschoold zijn en ze dus het inzicht hebben, verkeren ze vaak in een inferieure positie ten opzichte van hun partner. De genderbenadering is dus een onderdeel.

De aidsproblematiek wordt best door het uitbouwen van een betere basisgezondheidszorg worden aangepakt. Een specifieke aidsaanpak mag de aandacht voor andere, dikwijls even dodelijke ziektes als malaria niet doen verslappen. Een goede basisgezondheidszorg is belangrijk, want hierdoor kunnen mensen getest en geïnformeerd worden en kunnen ze een behandeling krijgen die hen niet isoleert. Zelfs al zouden er in Afrika massaal antiretrovirale medicamenten voorhanden zijn, dan nog moet de toediening en de begeleiding van de patiënten worden ingebed in een bestaand gezondheidssysteem.

Zelfs als we voor miljarden anti-retrovirale medicijnen in Afrika zouden pompen, als dat niet in een basisgezondheidszorg past, brengt dat niet veel baat.

Ook dan zouden we evenzeer als vandaag vreselijke ethische keuzes moeten maken. Ik ken persoonlijk enkele aidspatiënten in België, ik weet dat ze ondanks de sterk verbeterde gezondheidszorg, nog altijd met de dood in hun lichaam leven en dat ze een zeer moeilijke mentale omschakeling moeten maken. Maar de behandeling die zij in België krijgen en onze opvangstructuren zijn toch in genen dele te vergelijken met het verschrikkelijke lot dat mensen treft die aan deze even erge ziekte lijden in arme landen.

Een van de verschrikkelijke keuzes is of we de middelen in de eerste plaats moeten investeren in preventie, bijvoorbeeld in het voorkomen van de overdracht van de ziekte van moeder op kind, dan wel of we die vooral moeten steken in de verzorging van de huidige aidspatiënten.

In die keuze spelen ook bijna niet uit te spreken economische aspecten mee. Ik zal trouwens geen enkel Afrikaans land dat een visie op de aidsbestrijding en een beleid ontwikkeld heeft, ooit het verwijt maken dat het in deze kwestie verkeerde of discutabele keuzes maakt. Elke keuze is immers een verschrikkelijke keuze.

Wat kan België meer doen dan een bewustmakende rol spelen? Wat hebben we sinds de voorbije zomer gedaan? Ik wil dat illustreren met een veelzeggende grafiek. In 1999 beliepen onze uitgaven voor aidsbestrijding en -preventie in de Derde Wereld over al de sectoren heen ongeveer 150 miljoen. In 2000 zullen we tussen 450 en 500 miljoen uitkomen, drie maal meer dan het vorige jaar. Ik wil die cijfers dan weer enigszins relativeren, omdat ze het resultaat zijn van een poging om uit alle uitgaven die DGIS doet, de aidsgebonden uitgaven te halen, wat lang niet altijd even gemakkelijk is. Vorig jaar leverden we bijvoorbeeld een corebijdrage aan UN-Aids van 60 miljoen, ongeveer evenveel als de vorige jaren. Dit jaar heb ik dat bedrag opgetrokken tot 120 miljoen. Bovendien trekken we, zoals eerste minister Verhofstadt op de conferentie van New York in overleg met ons heeft aangekondigd, nog eens 250 miljoen daarvoor uit, waarschijnlijk nog uit de begroting van het jaar 2000. De bedoeling is om in samenspraak met UN-Aids in drie Afrikaanse landen, namelijk Burundi, Tanzania en Mozambique, basismedicamenten ter beschikking te stellen van aidspatiënten. Bovendien hebben we ook uitgaven krachtens bilaterale overeenkomsten. Maar voor dit soort uitgaven kunnen we nooit precies plannen wanneer ze zullen gebeuren, aangezien die over een hele reeks fasen verlopen en er over elke stap met het betrokken land overleg wordt gevoerd. Steun gaat er ook nog naar aidsprogramma's van diverse ngo's, onder meer in Congo, Rwanda en andere landen. Bovendien subsidiëren we enkele onderzoeksprogramma's via het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen, zoals het fameuze beleidsvoorbereidend onderzoek dat ik heb aangekondigd en waarvan de eerste rapportage in de loop van januari zal binnenkomen.

De bedoeling van het beleidsvoorbereidend onderzoek is om onze beleidsvisie, die in grote lijnen wordt gesteund door de internationale gemeenschap, te toetsen aan de meest recente `best practices'. Verder kunnen suggesties worden gedaan over de prioriteiten die moeten worden gelegd, over de organisaties met wie het best wordt samengewerkt en over bijzondere structuren die eventueel in overweging moeten worden genomen. Ik verwacht niet dat dit een fundamentele ommezwaai zal teweegbrengen. Ik kan er niet meer over zeggen aangezien ik nog niet over deze studie beschik.

Einde september heeft de Europese Commissie een belangrijke rondetafel georganiseerd. België heeft er ook een rol in gespeeld. Ik was voorzitter van de openingssessie. Ze had als thema de actie voor de belangrijkste overdraagbare ziektes en het verband met armoedebestrijding. De ziektes waarover werd gesproken waren Aids, malaria en tuberculose. Het bijzondere aan deze conferentie was het feit dat het de eerste keer was dat de Europese Commissie erin geslaagd was om de 6 commissarissen die bevoegdheid hebben over dit punt en er een belangrijke bijdrage voor hadden geleverd, op de rondetafel aanwezig te laten zijn. Onder hen bevond zich de heer Lamy, bevoegd inzake handel, wat van belang is voor de relaties met de farmaceutische sector, en de heer Busquin, in verband met zijn bevoegdheid over wetenschappelijk onderzoek. Bovendien vond deze rondetafel plaats in samenwerking met de partnerlanden uit het Zuiden, met de UNO-organisaties, het Rode Kruis en een aantal niet-gouvernementele organisaties.

Samen met prinses Astrid heb ik in september de pan-Afrikaanse conferentie van het Rode Kruis bijgewoond. Als aanvulling op de openbare gezondheidszorg is het Rode Kruis belangrijk omdat in een aantal Afrikaanse landen het Rode Kruis zelfs in zeer afgelegen gebieden aanwezig is. Het heeft een omvangrijke structuur van vrijwilligers en kan dus een belangrijke rol spelen zowel op het vlak van informatie en sensibilisatie als op het vlak van het verlenen van eerste zorgen.

België steunt ook een programma opgezet door het ITG ten bedrage van 40 miljoen voor toegepast wetenschappelijk onderzoek, sociologisch onderzoek enzovoort, in een aantal Afrikaanse landen, o.a. in Ivoorkust.

Tenslotte heb ik onlangs met Zuid-Afrika afgesproken om een bedrag van 250 miljoen ter beschikking te stellen, gespreid over een aantal jaren, voor een integrale aanpak van de Aidsproblematiek in dat land.

De specifieke actie die we samen met UNAIDS ondernemen op het vlak van basisgeneesmiddelenkits is zo zinvol en innoverend omdat gezocht wordt naar manieren om aidspatiënten in de reguliere gezondheidszorg te laten opnemen. Indien men dit wil doen, moet men de patiënten iets kunnen bieden. Het massaal verspreiden van anti-retrovirale middelen is absoluut niet haalbaar, is onbetaalbaar en bovendien zou dit enigszins boven de realiteit van de betrokken landen zweven op het vlak van de draagkracht en de sociale inbedding. Door zeer elementaire geneesmiddelen te verschaffen, waarmee men de mensen in hun lijden kan helpen, neemt men ze op in de basisgezondheidszorg, heeft de basisgezondheidszorg ze iets te bieden, geeft men hun hoop en een betere levenskwaliteit. Men creëert ook de mogelijkheid om verder met hen aan preventie ten aanzien van anderen te doen en hun eigen situatie verder te verbeteren. Naargelang de beschikbaarheid van medicijnen in het algemeen verbetert, kan men die mensen ook beter bereiken.

Als men alleen kan meedelen dat ze Aids hebben en dat er niets aan te doen valt, dan zullen zij geen beroep doen op de basisgezondheidszorg; zij heeft immers niets te bieden. Het gaat dus ten dele over een experimenteel programma.

Van bij mijn aantreden heb ik de Aidsbestrijding als een prioriteit aangekondigd. Vandaag zijn de resultaten van het gevoerde beleid duidelijk zichtbaar. De begroting is verdrievoudigd. De Aidsbestrijding is opgenomen in al onze ontwikkelingsprogramma's al valt moeilijk te onderscheiden welk gedeelte van de subsidies hieraan wordt besteed. Als het beleid de bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen in het algemeen en van Aids in het bijzonder vooropstelt, dan mag men ervan uitgaan dat deze doelstelling een moeilijk berekenbaar maar een integraal deel vormt van projecten die gericht zijn op het helpen uitbouwen van de basisgezondheidszorg

De kernbijdrage voor de UNAIDS van 120 miljoen frank zal in de begroting van volgend jaar tot 140 miljoen frank worden opgetrokken. Door de maatregelen die de voorbije maanden werden genomen, zullen de uitgaven, rekening gehouden met de normale cyclus van bilaterale projecten, ook op andere gebieden aanzienlijk toenemen. Er mag alleszins worden verwacht dat volgend jaar opnieuw bijna een half miljard frank en misschien zelfs meer zal worden begroot. De aandacht voor de problematiek zal alleszins niet afnemen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het zou goed zijn dit debat op geregelde tijdstippen voort te zetten om zodoende de concrete uitvoering van het beleid te kunnen volgen.

Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Ook ik dank de minister. Wij zullen zijn beleid van dichtbij blijven volgen en steunen.

-Het incident is gesloten.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergaderingen vinden plaats donderdag 7 december 2000 om 10 uur en om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 19.50 uur.)