2-74 | 2-74 |
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Op woensdag 19 juli stelde ik de minister al een vraag om uitleg met betrekking tot de acute aidsproblematiek, ook in ons land.
Ik vermeldde toen onrustwekkende cijfers van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid, dienst epidemiologie, van december 1999 inzake het toenemend aantal HIV-infecties in België.
Als inleiding op mijn vraag van vandaag, breng ik de belangrijkste cijfers in herinnering. Tussen 1993 en 1997 daalde het aantal infecties, om na 1997 opnieuw te stijgen. In 1997 stelde men per maand gemiddeld 58 nieuwe infecties vast en in 1999 liep dat cijfer al op tot 66. Dat betekent een toename van 15%, wat niet gering is.
De minister heeft deze gegevens in juli bevestigd. Zij kwam tot het besluit dat er wel degelijk sprake is van een beginnende trend aangezien er gedurende twee opeenvolgende jaren een stijging wordt vastgesteld. Ze was het met mij eens dat actie noodzakelijk is.
Ze beloofde mij dat ze de gewesten en gemeenschappen zou vragen deze cijfers te analyseren en dat ze dit probleem op de agenda zou zetten van de vergadering van de ministers van Volksgezondheid in september jongstleden ten einde over een aanpak te overleggen.
Tot slot benadrukte ze de betekenis van overleg in deze materie. Ze zei duidelijk dat ze de gemeenschappen en gewesten geen impulsen kan geven, maar dat ze wel met hen overleg kan plegen.
Er wordt over deze zaak de jongste tijd vaak gesproken, niet alleen in België, maar in alle landen van de geïndustrialiseerde wereld. De nieuwe therapieën, de geneesmiddelencocktail en de verbeterde medicatie hebben de levenskwaliteit van de aidspatiënten in het noordelijk halfrond aanzienlijk verbeterd. De evolutie van de ziekte wordt uitgesteld en bijgevolg ook de dood. De dalende trend van het aantal aidsgevallen gaat nochtans gepaard met een stijging van het aantal HIV-geïnfecteerden.
Het is duidelijk dat het risicogedrag opnieuw toeneemt en dat het bestaan van betere therapieën de verantwoordelijkheidszin, onder meer inzake het condoomgebruik, sterk doet afnemen. Dit bleek niet alleen uit het Report on the global HIV/AIDS epidemic van juni 2000 waarnaar professor Peter Piot, hoofd van Unaids verwees, en waarbij hij waarschuwde voor zelfgenoegzaamheid, maar enkele weken geleden ook uit recente bevindingen van Jerome Radwin, hoofd van Amfar, de American Foundation for Aids Research.
Het is opmerkelijk dat verenigingen die deze ziekte bestrijden, tot dezelfde bevindingen komen. Door het succes van nieuwe therapieën beschouwt een groot deel van de bevolking aids niet langer als een groot gevaar en de waakzaamheid tegenover het virus neemt eigenlijk af. Dat vertaalt zich in een gewijzigd gedrag van een nieuwe generatie risicogroepen. Het is bijzonder beangstigend dat de publieke opinie uit het dalend sterftecijfer de conclusie trekt dat men met aids kan leven. Deze gedachte wordt gevoed door het feit dat de aidspatiënt, dankzij de nieuwste therapieën, thans minder uiterlijke kenmerken van de ziekte vertoont.
De nieuwe jonge generatie kan zich de ravage van de jaren 80 uiteraard moeilijk voorstellen. De jeugd wordt bovendien onvoldoende ingelicht over de ernst van de ziekte. Dat wordt in de pers bevestigd.
De vzw Jeugd en Seksualiteit heeft een enquête georganiseerd onder leiders van jeugdbewegingen. Deze enquête bevestigt onder meer het gebrek aan kennis van jongeren over voorbehoedsmiddelen, zwangerschap, geslachtsziekten en aids.
Het Belgisch leger heeft de voorbije zomer een nieuwe interne campagne gelanceerd om de mensen bewust te maken van de betekenis van aidspreventie. De bevoegde diensten van het leger zijn tot de conclusie gekomen dat de kennis over dit fenomeen nog steeds zeer beperkt is.
Welke beleidsinitiatieven zal de minister nemen om dit fenomeen een halt toe te roepen? Door de toename van het aantal met het HIV-virus besmette patiënten is er meer dan ooit nood aan een preventief beleid. Hoewel preventie niet tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort, dring ik erop aan dat zij haar verantwoordelijkheid op dit vlak op zich neemt. Welke stappen werden er in de loop van de voorbije maanden en weken gezet in het raam van het overleg tussen de ministers die bevoegd zijn voor Volksgezondheid?
Voorts wil ik het hebben over de financiering van het wetenschappelijk onderzoek, dat tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. Levert de federale overheid genoeg inspanningen om het wetenschappelijk onderzoek te stimuleren? Ik vermeld in dit verband een concreet onderzoeksproject, namelijk de ontwikkeling van een aidsvaccin in het Instituut voor Tropische Geneeskunde te Antwerpen. Enkele weken geleden heeft de regering 150 miljoen extra middelen beloofd voor het aidsonderzoek. Indien men binnen redelijke termijn over een aidsvaccin wil beschikken, is er minstens 50 keer meer nodig. Samen met het Leuvense Rega-Instituut onderzoekt het Instituut voor Tropische Geneeskunde de mogelijkheden van een zogenoemde morning after-pil, een geneesmiddel dat na onveilig vrijen het aidsvirus vernietigt. Aangezien dit "wondermiddel" nog niet voor morgen is, blijft preventie het belangrijkste wapen.
Stond de aidsproblematiek op de agenda van de interministeriële conferentie van de ministers bevoegd voor de Volksgezondheid? Wat werd er beslist? Welke beleidsinitiatieven zullen er worden genomen? Welke middelen zullen hiertoe worden aangewend?
Na de bespreking in juli van de evolutie van het risicogedrag verklaarde de minister bij de Gemeenschappen en de Gewesten te zullen informeren naar de manier hoe zij de statistieken interpreteren. Kan zij hierover vandaag concrete informatie verstrekken?
Wat is haar mening over de inspanning die de federale overheid heeft beloofd voor de financiering van het wetenschappelijk onderzoek? Acht zij het mogelijk dat er zal worden ingegaan op het verzoek van de wetenschappelijke sector om dit bedrag aanzienlijk te verhogen?
Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Een interministeriële werkgroep volgt permanent de problematiek van de besmettelijke ziekten in het algemeen op. Die werkgroep brengt verslag uit op de interministeriële conferentie volksgezondheid. Die conferentie had gisteren namiddag plaats in aanwezigheid van alle ministers van Volksgezondheid die dit land rijk is. Zij hebben voor het hele pakket rond TBC-bestrijding meer tijd nodig gehad dan verwacht, zodat de aidsproblematiek niet meer aan bod kon komen. Tegen de volgende vergadering moet daarover echter meer duidelijkheid bestaan. Ook TBC gaat een zeer belangrijke groep mensen in dit land aan. Door de versnippering van bevoegdheden wordt het moeilijk om bepaalde zaken geregeld te krijgen. Het TBC-dossier is nu bijna afgerond.
De vragen rond wetenschappelijk onderzoek waren niet schriftelijk meegedeeld. Ik kan daarover nu niet improviseren. Ik zal daarover vragen stellen aan de betrokken administratie en u de antwoorden toesturen.
Het is juist dat de indruk dat er medicatie bestaat om de ziekte te behandelen, banaliserend werkt op de neiging van jongeren om hun gedrag aan te passen. Er bestaat een interferentie tussen de betere behandeling van de ziekte en het gedrag. De ziekte wordt stilaan bekeken als een chronische aandoening. Dat verscherpt de nood aan gerichte campagnes. Men is zich daar op het niveau van de gemeenschappen van bewust. Het bewustzijn om geactualiseerde preventiecampagnes op te zetten, is zeker aanwezig.
In België vormen de heteroseksuelen de belangrijkste risicogroep voor het overdragen van de ziekte en dit in tegenstelling tot de buurlanden, waar transmissie bij homoseksuelen en drugsgebruikers op de eerste plaats komt. Het is dus juist dat daar waar de levensverwachting is verhoogd, ook het aantal besmette patiënten toeneemt. Toch moet hieraan worden toegevoegd dat dankzij de behandeling de virale lading zeer laag wordt, zodat die patiënten de ziekte niet meer doorgeven. Dat is op zich een positief element. Het is duidelijk dat de problematiek met de grootste aandacht en de gepaste middelen en op de verschillende niveaus verder wordt opgevolgd.
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik noteer dat dit dossier niet behandeld is op de interministeriële conferentie van gisteren. Kan de minister mij zeggen wanneer een volgende interministeriële conferentie plaatsvindt, waarop dit thema eventueel aan de orde komt?
Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De werkgroep besmettelijke ziekten, die tussen de conferenties samenkomt, werkt de volgende maanden door. De conferentie zelf is gepland voor begin maart.
-L'incident est clos.